N A T U U R K U N D E .
faraifûH pus anciennes ^ fitls imprtantes
& pus/lires, que celles de toutes les Médaillés
Grecques ^ J^omaines. Dat is te zeggen :
Zie bitr nieuvje zoorten vm Legpenningen,
ûuder,veel gt
dan die van aile .
8 9
MedaUk,, dont k. Dates/m,, ó-fa«scom- wetkerUagte,kenmgenz^oíder MemíTeviel
taraifmflM anciennes S plu, importantes ander .-ueel .,„,irh,t.,> „ I J ' "¡! yJ f n "ue'cé"t '
germen veel zekerderzyn^
Griekfche en Room/che
P R I N T B L A D X L I V .
De H. Schrift fielt twee byzondere oorzäüen
des Zondvioeds, welken in de volaytdruttelyk
begrepeniyn:
Mle de Fmteinen de, groeten ^jmnd, zm
>[gebr,hn, en de Slu,:,en des Hemels {eü.
Wat den eerfte, namcntlyk den £roo.
tenmrond, betreft, deze word van alle de
Uytleggers niet eveneens verllaan, 't en zy
fenigzins wegens de plaalze, die zybeneden
in de dLcpte tteUen.ofinde verhole en woefte
ingewanden der Aarde gaan opzoeken.
Maar dit is hier war tc duyfler goredcuccrt.
Myn dunkens behoort men het met die getien
te liouden, die alle de onderaardfche
Watervergaderingen, welken hier endaarin
verfcheide inwendige deelen des Aardryks
verdeeld en bewaard leggen, en längs zekere
Waterloopen, of ten minften längs menigvuldige
fpruytcn op veele piaatzen doordringen
en zig op die wyze overal verTpreiden,
voor dien grooten Afgrond ofDiepte aanmerken,
Wat de aloude Schryvers ¿et huncen
zogenaamden Erebas en Tartarus, zekere
ondeniardfche Piaatzen, waar door zy
dezen Afgrond verflonden, hebben willen te
kennen geeven, heeft men onnoodig scacht
vcrder te onderzoeken.
Dewyl de H. Schrift niet meld, op wat
wyze deze op- of doorbreeking der onderaardfche
watei-en gefchied is, is het de Natuurkundige
geoorloftdaarvan hun gevoelen
te zeggen. zo nochtans, dat hunne redeneeringe
m Weimer de zakezelfsialsmetdegefchapenheid
der Aarde overeenkomt. Die
gcnen, die van dit rechtfiioer afwyken, Taaken
op eenendwaalweg.Indien mcnn.Bermt
rbeor. Teil. L. 1. c. 6. wil gelooven, zo
liioct men de eerfie Aarde by eenen Windot
Blaasbalg vergelyken, die door de Zonne
beet geworden zynde, allengskens gefpleclen
en opgeborflen en eindelyk ten tyde des
/ondvloeds gefcheurt en gebroken, door
haare ongelyke gclegenheid in den Afgrond
of Waterdiepte, die midden tuflchcn de bewoonbaare
bovenaarde en de inwendige kerne
in lag, nedergezakt is: door welke inflorluige
de watercn des Afgronds naar boven
gedrongen zynde, den Aardklool overilroomt,
cn gevolglyk, die ongelykheid van
Jiergcn, Dalen, IMeeren en Eflandcn, die
men hedendaagfch op de Aarde bevind,veroorzaakt
hebben.
Het gevoelen van miflan Theor Teil »
444.. als mede de Grondftelling vah C W « j
Geol C. i^.j,. ,7,. vervvekken vry meêr OD
merkmge. Beide deze Schryvers , " r „ e S l
hoegzaame oorzaaken tot de opkomfte def
waterenuyt den afgrond, noch tôt eenen
aanhondenden flortregen van veertig da.en!
den Hemel haalen,p<,mentlyk van eene i taartß
' r r e , die dicht voorby de Aarde gaat eelykerwys
zy 00k de algemeenc v e r b S i n l
derzelveaandiergelyke Staaftflarre, die a E
dan verlchynen zal.toefchryven. Het me?kwaardigfte
van al, is, dat^ deze g ewSt
de Staartftarre des Zondvloeds zo natuurlyk
befchryven, en den ganfclien loop der ¿1.
ve zo naauwkenriglyk bepaalen,alsofzydaar
tcgenwoordig gewecil waren, eii alles
met aandacht opgcmerkt hadden, ofdat A'^.
Z t h'i' G^denkfchriften daar
van bad nagelaaten Zie Fig. I. haaren ganfchen
loop van río dagen. De zelve iiaat op
a. den eerflen dag der tweede maand .op b.
den nenden, op 1. den zeventienden, gaande
dicht voorby de Aarde, die alsdin in
haaren jaariykfchen loopkring q h. flaat in den
I i graad des Stiers, op C. den twintigflen,
d. den dertigften.op e. den tienden dLder
derde maand, op t. naail by de Zonn? H
op t. den dertigKen dag der derde maand,"
op g den tienden dag der Vierde maand, en
oph, den twintigflen der zelve, nochmaals
dicht voorby de Aarde gaandc, die alsdan
onder het Hemelteeken van den Kreeft fiaat
op 1. den dertiglfen, en op k. den tiendei!
dag der vyfde maand. ßygevölgis atk.de
eige loop der Staartflarre, tn. de omwending
of beweging der Aflüie, H lier Bniiidpiint,
en qh. de Zonncloop ofwelcér didcr
Aarde.
Hoedanig de Fonteinen des grooten Afgronds
zyn gebroken geworden cooni de ir
tiguar klaarder aan , waar in de Aarde
ab de. is bewogen in den ronden Zonncloop
G.H. van G. naar H.voor deaankomil van
de Ameer. De /Cmeet bi Dh. nedcrdalende
längs den eigen loop der Staartllerre in de
oinweiiding EF. van E tcgen F. de Hitte
^ ^ na-
. . e i L
1 s I IP«
1: