• n i l . Iftir
'l'ili
• il
I::::!'
I* ? v:®
I f l , iiiíj!'
I I i vr.l
¡l'J-
'Mili.,
N A T U U R KUNDE.
« en wynbraauwcn der oogen verdeelr, de
« doeningen van die deelen. byzondcr de
tegenwillìge en hertroerende. ten diente
zyn, hoedanige voornamentlyk zyu de
„ kwynende en de droevigegczigten, endc
„ uytlloriing van iraanen legen dank ; waiit
„ wanneer de benedente verfpreiding der
„ takken, namentlyk de rufichenribbige ze-
„ nuwe, 2orge draagtvoor de ingewanden
„ rondom het berte , zo gebeurc het Iiclice-
„ lyk, dal van de droevige aandoening van
„ die zenuwe de herttakken gekrompen, cu
„ by cen getrokken zynde, ook de voorge-
„ zeide gezicbttakken dus overeeni lemmen j
, , en de wynbraanwen te zamen rimpelende,
en de kliercjes d rukkende. hetgezigtevan
„ zodanige oogen bewysdommen van droef-
„ heid en fmerte voortbrengen. Zie fFiUis
m zyn Ontlediging der Herjfeftea, kap. 22.
Om deze uitlegging op te heidercn dient
het Printblad hier bygevoegt, waar in
>45
A. De zenuwe van de zesde Taris, uyc
welkcrs rtronk twee afípru)tzels i. i. in de
twec Spicren van het oog worden gevoert.
2. AtTpruyczc! van de zenuwe van de v.es'
de Taris voor den worrelvande tuflchenribbige
zenuwe wederom gebogen.
B. De tronk van de zenuwe van de vyfde
/ ' « f i j aanílonds in twec groote takken verdéele.
3. Twee uytfpruytzels van dezentakvoor
den wortcl van de tuíTclienribbige zenuwe
omgebogcn.
C. Verdeeling van de bovenfte tronk in
vier kleine takken, waar van deboventtehec
i-ond van het oog ingegaan, vier fpruytenuyt -
fchieten naar d e Neusgaten, d e zenuwe van iiet
Voorhoofd, de Üogenleeden en binnenüe
Oogklieren.
D. De tweede tak ook tot het Gezigt beh
o o r e n d e , dewelke in deOogenledenen de
buytenüe kliertjes wor d verdeeli.
P R I N T ß L A D XCIX.
Ende hy hogt een deel des velts daar op hy zyne Tente gefpannen hadde, van
de hand der zoonen HEMORSy des Vaders van SÍCHEM , voor imiden
ftukken gelts.
Ende het gefchiedde ten der den dage, doe zy in de fmerte toaren, zo namen de
twee zoonen ¡^^COBS, SIMEON ende L EVI.Broeders van D lNAy
' ' zyn zwaard, ende kwajnen ßoutelyk in de Study ende doodden al
wat mannelyk was. Gen. XXXI I l . v. 19. XXXIV. v . iy.
Nu y A con is ¿loor GOT) met r\Uom overladen ^
Koopt hy van H E MO R '/ ¿and daar zyne Tente op ßaat,
Onti na veel z-x-ervcns, zig met lujieu te verzäden.,
Daar hy zig met zyn Krooß, en l^rouwen ne der ßaat:
Zo vind de dtugä eens ruß hoe lang zy om moet dwMen^
iVant dt eewji^ige Oppermagt doet baar ßeeds zegepräkn.
MYn oogmerk is niet te ovcrwegen nog
de waarde der penningen , nog hetge-
W'igte van de fchendaad begaanby dehandeling
van dezen gekogten Akker» dog wat
het eerfte aanbelangt ,zal het dienÜigzynaan
te merken, dat het woord Keßta ook voorkomt
J o f . X X l f ^ . 31. „ Zy bcgrocvcn ook
„ de beendeten Jofephs y die de kinderen
Ilraels uic Egypten opgebragc hadden , te
„ Sichern, in dal Iluk veks, het welk Ja-
„ cob gekogt hadde van de kinderen He-
„ mors^ des Vaders van Sichern^ voor hon-
„ derd Üukken gelts (honderd ionge Scha-
„ pen) Ke[itba. En Job XLÜ. ii. Ook
„ kwamen tot hem alle zyne broeders,ende
,, alle zyne zuilers. ende alle die hera te voo-
„ rengckend hadden. . . . Ende zy gaven hem
iepelyk een ftuk gelts, Keßtha, een legelyk
ook cen gouden voorhoofd cierzcl.up
beide de eerllc piaatzen heeftonzeLatynfche
Kefir ha ^ het verklaarc door een ßuk gelt ^
ßukken gelts. De Hoogduytfche in onzen
Text àoiox gfoJJumy großhen,\xi Jobàooreen
Schaapy ein Schaff, gelyk het Hieronymus
mede heeft overgezet. De LXX hebben overal
amnas, welk woord een Schaap zegt.
In dezen zin nemen hetinsgelyksO;/^i'/i?j-,en
de Syrifche, Arabifche, en geraeene Latynfchc
Overzeltingcn. Anderen ilaan uyt die
woord Gelty gclyk alle d e Rabbynen,uirge^
nomen eenen zilveren penning, nro, dewclke het
zesde deel van eenen Venartus is. Dus zegc
Rabbi Mriba m Ros Haffaua: „ VV anneer
C o „i k