il«'
m
2 4 G E E S T E L Y K E
XXII. BoomenenStammen, welkerbloernen
of bloeizel de gedaante van een Kapel
of Zomervogeltjen, anders geiegl ^ i f jes ,
venoonen. Brem en anderen, welker bloeizel
en vruchc by Letter e. ilaan.
bloemen. Jafmyn-Olm» Vlierboomen, welker
bloeizel en vrucht Letter c. aanwyit.
XXI. Boomen en Stammen met Roosachtige
bloemen. Linde- Amandel-Perzik- Roo•
zeboomen, welker bloeizel by Letter d.
ikat. '
VRÜCHTERE MO ED ER pronkt in Bontgeverfde KUeren
Het Cierlyk Kyi AR T>GE IV A S door 's Sehefpers Hand gezürnt,
Mct't i^curig K RV T'D en GRAS, help haaren glans vermehren y
'De BOOMENi hoog van top, zyn fcepters, die zy z/waait.
P R I N T B L A D X.
Ende GOD zeide: datier Lichten zyn in het Uytfpanfeldes Hemels omßheidinge te
maaken tujfchen den Dag en tuffchen den Nacht, en datze zyn totTeekenenen
tot gezette Tjäen^ en tot Dagen, en paaren.
Ende dat %y zyn tot Lichten in het Uytfpanfel des Hemels, i}m Licht te gceven
op de Aarde^ en het was alzo, Genef. v. 14.15.
Van daag fibynt ZON'en M A AN, twee heWre Hentels-oogen »
Die, als Getiiygen van des Schefpers Alvermoogeit,
JHun Vuur- en- Licht-gefpan rondom den Aardkloot^ mennen,
0/ dat "uiy 'Dag en Nacht GODS Almachi zouden kennen.
HEden Word voorden eerilemaalhetkonftryk
en prachtig Tooneel dezer Weereld
geopent, en door het Zonnelicht verheerlykt.
De günßerige Geftarnten, zo Vaße als
'Dwaalßarren , nu eerfl: gcfchapen , doen
hunnen glans, door dien de Lucht meer gezuyvert
en opgeheldert isjOver den ganfchen Aardbodem
uytmunten- Nu is 't dat de Zon eerft
de Zon der Aarde, eene Weereld torts, dat is te
zeggen, ten dienile en nutheid der zelve,
begint te zyn: mi is \ , dat haar Licht en
wärmte tot gebruyk, verkwikldnge en behoudeniile
des Aardryksverftrekt. Wonderbaare
fchikking en goedertierenheid des Allerhoogilen
GODS, diehetallergrootfte,en
20 men 't zeggen mag, wel het aüeredelfte
Wezen des Heel-Alsiendienilevaneenzandjen,
jaeenl^ofje, tenopzichte vandieAlverlichtende
Weereld-fakkel, en vooronszwak
gezichtfchieronbefchouwbaarcHemel-ooge,
tot gemak en welitand der Aavde belieft te
gebruyken. Het grooter is 't mindereondeworpen.
De verheve Zon dient de laage
Aarde. Het is eene raerkwaardige zaake,
dat de ftofFelyke Zon eeril op den Vierden
Dag heeft gefchenen en zyn Licht aan de
Aarde medegedeelt, gelykerwys de Eeuwige
Zon derRechtvaardigheid, CHRISTUS
onze Heiland, in 't Vi,erduyzendlle Jaar na
de Scheppinge der Weerelcl, zieh zelfs in
Menfchelyke gedaante gewaardigt heeft op
Aarde den ßerffelyken Menfche by te woonen.
't Is bewuft, dat het eene Geftarnteongelykf
kelyk hooger, danhet andere, geplaatft isi
en gevolglykhet eenemerkelykverder, daa
het andere, van onzen Aard-kloot is afgelegen.
Zulks blykt klaarlyk by zeker onderfcheid,
in 't Latyn Tarallaxis genaamd, welk
men duydelyk bevind tuflchen het eene en
het andere Geftarnte tezyn, en uyt dien hoofde
het zekerile middel en wel de veiligße weg
is, längs welken men de Hemellichten pleegt te
befchouwen, en der zelven waare gelegenheid
kan afmeeten. Indien iemand wilde
vraagen, hoe dan die Geflarnten in het Uyt-
Jpanßl des Hemels geflaatß zyn ? zo zal men
dusdaanigen nieuwsgierigen Liefhebber der
Starkunde de Hoofdilellinge van EMTE-
"DOCLE'S de Duplici Sole; van AtduUelde
Zonne, welke in allen deelen piet het Verhaal
van Mozes overeenkomt, voorftellen.
Het gevoelen van dezen Wysgeer en Starkundigen
was , dat 'er zeker allereeril gefchapen,
oirfpronglyk en Hoofd£toffelyk^«?<ris,
befloten in het middelpimt deswoeftenWeereli
k!oot5 het anderemeendehyden we^r-
Jcbyn of uytiliraalinge dezes Vuurs te weezen,
waar van onze Dampkring uyt wendig befchenen
en verlicht word. Buyten twyffel is'er
dusdaanig algemeen middelpuntig VUUR in
den beginne v. r. geweeft: doch het ander
heeft zieh ecril op den Vierden Dag vertoont,
wanneer het de Lucht door zyne ftraalen
verlicht heeft. Dit aloud gevoelen en
denk-
N A T U U R KUNDE denkbeeld wegens het Zonnelicht heeft die
Voortreffelyke Starrekyker en wydberoemde
Piaatfnyder Job. Chrißofh. Eimmart in Ichnograph.
nova Contemplât, äe Sole, tegenwoordig
vernieuwt, en, als uyt het duyfter
graf dervergetenheidopgegraaven, weder in
't licht gebracht. Indien men den Dampkring,
tot heden toe in zynen wanfchikkelyken toeftand
des Baaierts gebleven , wilde vooronderflellen
een ruwen ongeflepen glas gelyk te
weezen, zozoude de zelveheden, zyndede
Vierde Dag der Scheppinge, moogen vergeleeken
worden by een g ¡las, datwel, dogtraagen
langzaam gelleepen, en nu glad en heel opgeglanft
is,By voorbeeld, Fig.I. HDG. zy de Aarde.
EBCF. DeDamp-ofLuchtkring. ABC.
Een halve Kring, opperwaarts puncig, van
Zonneftraalen , die uyt de Lucht op den
Dampkring nederfchieten. BC. De gi-ondvlaite
van den evengemelden omgekeerden
Kring, die BDC. fpits toeloopt, op wiens
punt D. des befchouwcrsoogzy. Dit zovaft
gefielt zynde, zal men bevinden, dat 'er zo
veele Zonnen, op de wyze van weerfchynzelfs
in eenen Regenboog of Wolkachtigen
Maanekring, als 'er oogen zyn: waardoor't
meêrmaals gebeurt, dat men by gelykeniffe
eene Wolke voor Juno omhelft, dat is, dat wy
eene fchaaduwe voor eenen menfch, of anderzins
, de beeltenifle der Zonne voor de
Zonne zelfs aanmerken. Wat meêr is, ik
durve zeggen, dat wy Menfchen met onzen
ganfchen Aard-kloot voor een gedeelte in de
Zonne zelfs zyn, leeven en omzwerven.
Deze ilelling word door de daagelykfche ondervindingebekrachtigtjdieonsduydelykaanwy
fl,dat deZon in lekere geweften van't Noorden
zo ver nooit ondergaat, dat het Licht
der zelve verdwenen zy.dewyl zy by die Landbewoonders,
fchoon zy beneden onzen Gezichteinder
ondergedaalt is, echter gezien
kan worden , te weten door middel van de
gebrooke of afgekaatfte Zonnellraalen AC.
van C. op F. als blykt by Fig. IL Doch
onderwylen moogen vernufte Mannen, welker
verftand door ervarendheid gefcherpt is,
vry hun oordeel over deze Hoodflellingen
Vellen, dewyl 't ieder een vry ftaat daar van' te
gevoelen wat men wil.
Wat hier van zy of niet -, dit evenwel is
zeker, dat de twee Liebten, van welken hier
gefproken word, lichaamen zyn, die of hun
eigen Licht hebben . of anderzins het zelven
van anderen ontleencn^ menfpreekthier
voornaamentlyk van de Zonne, Maane
Dwaal-en-Vaileflarren, voor zoo veelzyten
dienfle der Aardelingen , ja zelfs ook der Planeetbewoonderen,
zo 'er immersdusdanrgen
zyn, hun Licht geeven. Wat de laatften belangt,
dien aangaande kan men Huemius in
•zynen Cosmotbeorus, ten raade gaan, alwaar hy
wydloopig van hunne 'Dage,,, Nachten,Tee.
kenen e„ Tyden, handelt. De bovengeraelde
twee groote Lichten, naamentlyk Zon
en .Maan behalven allen de andere Genarnten,
worden vooreerft de Jooden , en ook
ane andere btervehngen der weereld voorgehonden
en vertoont, niet als zelfsllandige
Lichaamen, d,e uyt zieh zelfs gebooren zyn!
cn door hunne e,ge kracht in wezen blyven
maarals Weezens, die allen, wegens hnnne
wezentlykheid, opkomfle, Licht^bSwee™!
i v k - ' v ^ i ' " ® ' ß^teekeninge, volftrekteyk
van hunnen Schepper afhangen, enduylyke
Kenteekenen van GODS Almacht zyn ,
op datalle redelyke Schepzelen hunnen Heere
doorzynewonderheden en weldaadenerkennende,
nimmermeer door eene trouwlooze
verloogcheninge van hun rechtfnoer zouden
atwyken, en van den Schepper tot de Schepzelen
van den W aaren Godsdienll, dien men
GÜD alleen fchuldig ,s, nooit tot de dwaaze en
Aigodifche Aanbiddmge van Zonne of iMaane
zouden vervallen, naar het goddeloos voorbeeld
der Kainieten, of /«»J-Afkomelingen
welken volgens de getuygeniffe van den ßeroemden
Heidegger Hiß. Tatr. Exerc. FHI.
Tb na Mamonide,, de Gellarnten aange-'
beden hebben. Wat mecr andere AfgodlnenStarren
dienaars en GODS Eerfchenders
die m laatere tyden opgekomen zyn, betreff
dezen zal men allen ongemoeit met flüzwy.
genheid voorby gaan.
De gelJadige beurtwilTeling van "Dat en
Nacht, twee zonderlinge weldaden GODS
ontllaatdoor de omwendinge der Aarde om'
haar eigen middelpunt, want indien'ergeene
omdraajinge was , zoude alleenlyt de eene
helft des Aard-kloots het Zonnelicht en ver
warminge genieten: ja dat 't fflmfteis, alle
Gewelten en Landllreken , op de verlichte
en warme zyde gelegen, zouden door onmaatige
hitte verbranden: daar in tegendeel
die van den anderen kant met dikke en eeu
ivigduurendeduyfterniffenbedekt, door de
aanhoudende feile koudc ganfch verftyvenen
vergaan zouden. Verders indien deze omwendlng
langzaamer of fnelder was. zo zou
de 'er dit weder uytontflaan, datdegewoonelyke
en bepaalde tyd, van Hag en Nacht,
op de eene piaatze meir, op de andere min
dan vierentvvintig uuren zoude duuren door
hunne ongeregelde beurtwilTelinge.
Insgelyks zyn de naar de Jaarlykfche
omwendinge der Aarde binnen dat allervloeibaarfte
rad, maar wel meell naar de uvtgelezenile
maatregelen der Goddelyke Wys- '
heid afgemeeten cn bepaalt.Nu mag Uomusiit
onvernufte praater, zo hy dürft, vaftftellen, dat
deze omwendinge des Krings binnen den tyd
van zes iMaandcn kon volvoert werden. Wat
zoude 'er op volgen ; dat de vaile tyden des
Jaars de hellt korter zouden zyn, en gevolglyk
de koude Winteronseärzondeaandoen,-
G i dan