V O O R B E R I C H T .
weeft her w e t t i g gebruikniet weg n e emt , gelyk de kugende
r a a r l 4 i d de Godsvruclu n.et ten nadeel
E e k t nilaarsvaneenefpoor, ja vangebocl, is dat guide geweeft
van den Heiligen Gezant der Heidenen Rom : L l a
S GOOS, onzinUyk dmgenmrdenvande Sdeffmg^der ^erc/d
r r , tntdeShepzeknvcrßaanendoorzie», betdezyneecu'wtgek'ach
TnÓoddelykl^eid Ik wenfche van die, dewelke ^et a hunverm
ö g e n het licht van de Reede of verimooren ot u.tbluffchen
Te fegen in tegenwoordigheid van zoo vele heerlyke werken
G ^ D S Iluiten, deNaturelyke Godsgeleerdhetd wein.g achten,
teweeten, ofookaan dezulken de werken der Sch.ppinoe
de kracht en heerlykheid des Scheppers zouden openbaren ?
^ Daa zyn voor my , het welk .k gcw.ll^ bekenne groote
Mannen geweell,dewelke .n deze zelve üeftenplaats
zweet, ja zelfs zyn zy my in deze ot gene ftoffe Leermeefters
g S l verfchafendehulpmiddelen tot dit zelve werk, het
S i k aan het gemene hgt niet benyde , aan de openbare Berif-
S on^rwerpe. Dit l a i blyken uit de breedvoenge Lyfte,
S e ik zal ondervoegen, van de Schryvers, aan elk vande-
T e kenikhaare lof geenffins b enyde , maar geredelyk f^enke
By my geld dat den gwotcnüpßus o^h^t eerfle Hoofdß. van
hit I. Boek der Staatkund: Vermanlng : „ De Steenen en het Hout
„ kryee ik van anderen, doch de opbouWing en degedaante
van het gebouw is geheelhet onze, Ik ben de Bouwkonftenaar,
doch de bouwftoffe hebbe vericheidentlyk overal gehuurd.
Ook is het geweev der Spinnekoppen daarom het bef temet ,
om dat zy de draaden uit zieh zelve voorteelen. Noch het
onzegenn>r> omdatwy. gelykdeßyen mt andere offeren
, Ik verwachte van den Leezer , wie hy zy, deze liefde
aui fte , dat hy my geen uitfchryven uit eens anders werkte
k f t t e g g e , eene misdaad waar van ten hoogtten vervreemd ben,
by aldien hy miflchien m o c h t e ontmoeten deze o foene mtleggfng
overeen\omttig metdezen ot gcnen Schryver , f y a l j e n ik
^illbhiendenzelvennietnogtegenoemd hebben D^t J wd
ot sehelebladzyden, ofvolkomen zinnen u.tgefchreeven hebbe
, de Schryvers niet zynde aangehaald , gedenkt my niet , niem
a n d zyne lof benydende. Dit wilikin het byzonder den Leezer
^ermaandhebben, ten a a n z i e n v a n h e t .
L welke zee van cene diepe en z e e r uitgebre.de Geleerdheid,
ik gaarn bekenne, datgeduurigefcheepstochten gedaan
^ ^ I k L b b e , beken ik, een zwaar werk ondernomen, wegens
V O O R B E R I C H T .
de ongeloofFelyke verfcheidendheid der zaken en bevattingen
meer , dan voor eene, dooling blood gefteld. By aldien
ikeenige hebbe begaan, gelyk ik bekenne dat nietsdwaalende
van my vervreemd is, zal de goedgunflige Leezer dezelve
hchtelyk vergeeven , en ik zal ten goedc houden de
berifping , behoudens dat imand zekerder dingen te voorfchyn
brenge, ja ik zal ten alderhoogften dankbaar zyn, by
aldien imand, al was hy zclf door deze myne arbeid aangefpoort,
aan de geleerde Wereld eene betere te voorfchyn brengd , en
meer beichaafd. Ik hebbe verzocht, dat ik hebbe gekonnen
, en doorgaans hebbe ik byna onvermydelyke zandbanken
gevonden , eene zoo diepe afgrond van iloife , welke
ik met het dieploot van myn verlland niet hebbe können
bepeilen.
Het Werk hebbe ik uitgewrocht met die omzichtigheid,
dat het zelve zonder ergernis leezen können alle gezindheden
van den Kriftelyken Godsdienft, ja ook die gene , dewelke
buiten de voorfteeden van het Kriftendom leeven. Van
de verfchillen, welke de aanbidders van KRISTUS in partyfchappen
verdeelen, en geheel van een fcheuren , hebbe
ik my onthouden, om dat dezelve van mynbeftek niet zyn,
en op dat niemand gelegendheid zoude hebben om te klagen.
De Verborgendheden des Geloofs laat ik den Godsgeleerden
over , die dingen nafpoorende , dewelke voor het
hcht des Verrtands niet ontoeganke'yk zyn.
Ik ben, het welk ik niet ontkenne , hier en daar afgeweeken
van de Oude Kerk-leeraars, alwaar ik dezelve of gene Landmeetkundigen
ofgene Wysgeerenheb ftruikelen gezien, noch
ik hebbe met verheeld de ipringbron der dwahngen, om dat
zy de natuurlyke zaken aan de reede onderworpen naar de
letter, niet uit die leerwyze , tot dewelke zy met recht behooren,
hebben verklaard. Den zodanigen palle ik toe, gelyk
ook denhedendaagichenUitleggeren van het Heihg Wetboek,
maar den haters der gezonder Wysgcerte , het gene Verulamim
Over de vermeerdcring der Wetevjchappen, in het laatfte
Boek ; Dmdanige menjchen verkrygen niet , het geen zy •willen.
Want zy breiigen niet , gelyk zy geloven , de Scbrtftuur eere aan,
maar zy onderdrukk^n veel eer eii befmetten dezelve- Echter wil
ik door deze aanmerking niet , dat 'er iers ontrokken worde
noch aan de Godsvrucht , noch aan de Geleerdheid , noch
de roem der Mannen , dewelkc de Krillen wereld van alle
ceuwe als Pilaren heeft aangemerkt. Ook zoude niet in weer-
* * wil