I i i i
Ii
N A T U U
de Veelvoetigen en andere ViiTchcn, die
zvvart bloed hebben; als de harden of koritachtigen,
dat is, die mec Schclpen bedekc
zyn. onder welken de Zee-krab, Zee-egcl
en de zogenaamde Zeeftarj als mede de Schelpachcigcn,
als MoiTchelen, allerlei Waterllakken,
en alle ander Zee-gebroed van dien aard,
dat in Schelpen wooiiCj moogen gereekent
worden.
Gelykerwys GOD zieh altyd den allergroorften,
zelfs in de allerkleinrte en geringlle
SciiepzeUjes getoont heeft; zo heeft hy
insgelyks zyne onbepaalde Macht en Grootheid
in de allergrootfte Dieren laaten blyken,
onder welken de GewydeSchryver Mozxs&e
Croote Wakiißchen , als Köningen onder alle
Zwemmende Waterdieren, metzekerbewys
vanuytneemendheidnoemt, waardoorbnytcn
twyffel allerhande groote Zee-v'iiTchen , van
wat aard of zoorte zy ook mochten weezen,
te verflaan zyn, die op de wyze der Viervoetige
Vruchtbaarende Dieren hunnenadem
door de Longpypen fcheppen, lichaamelyk
verzaamelen, ontfangen , levendige jongenen
baaren, en dezelven met melk opvoeden
ofaan hunne borftcn zuygen: by welke zoorte
van groote l^ißchea de zogenaamde Zeegedrochten
of IVaterbeeßen moogen gereekent
worden, dewyl dusdaanigen mede wel
van de allergrootften zyn. Van de evengemelde
Zee-of- Walviffchen, als ook van de
laatften, moeten vooral onderfcheiden worden
die genen , die Knarsbeenig, dat is te
zeggen, die noch vleefch , noch beenzyn,
en ook de Stekeligen, of die als met doornen
bezet en gewapent zyn. Totdeeerftgemelde
zoorte van groote Zee-of-WalvifTchen
behooren de Dolphyn, de Zee-Os of Zee-
Kalf, in'tLatyn'PWsÄgenaamd, AelCalvijci,
de ^o gmximie Levialfjari, en meer
andere Zee-gedrochten, die by de Latynen
onder den naame van nyfiter en Clus bekent
zyn.
\'an de ^f^ÄteJciraiswelveelgefchreven,
doch mceft verdicht en ongeloofFelyk; in
diergelyken aard van fchryven zyn de HebrecuwenverredeMeefters:
getuygenzyhet
gene zommigen onder hen voorgeeven van de
bnytenfpoorige grootte der gemeide Zee-gedicrten.
die des te Verdichter en ongelooffelykervoorkomt,
als zy 'ereenigenvandienflag
van Dieren voor den dag durvenhaalen, die
zy zeggen vyf-hondert Sladten lang te zyn
gcweeft, dat is, volgens de bepaaldheid der
hedcndaagfche wegmaate meerdanzeftigvan
onze Mylen : voorzeker eene groote, doch
met recht verdachte Langte. Wat hier van zy,
echter kan deze in geene aanmerkinge van
langte koomen by die gene van dat vervaarlyk
en ongemeen groot Zee-gedrocht Baua
Bahra f. 73. op WiensruggeeenWelbeieild
R K U N D E.
3 5
Schip van de eenc Vinne tot de andere drie
volkomen dagcn vaarens hccft afgdegt: Wat
dunkt den Lezcr van znlk eenStekelbaarsiei
Weg metzulie Viflchen , maaktruymtcvoor
vry grootcrcn ; dusdaanigen zullen ons de
Arabieren, die de Konrt van verdichtzelen
te fmeeden vry beeter dan alle andere Schrv^
vers vcrilaan, voor den dag brengen. Stia
rayin, daar koomen zy met ein Visje aanfleepen,
dat, volgens hunne getuygenüTe ,
wel zo groot is, dat de ganfche Aard-kloot
heel gcmakkelyk op de ragge van dien Vifch
alleen kan ruflen en vaflleggen. op de wyze
van zommige groote Drinkbekei-s, welker
Kelk op flaarten ofruggen van Walviffchcni
Uolphynen of Zee-gedierten ruft en vaflilaat,
welke zoorte van CieraadendeGoudfmeden
meermaalen pleegen te gebruyken toteenonderlleunzel
of voetllcí van diergelyte Drinkfchaaleti.
gelyk noch hedendaagfch welgebrnykelyk
is. Hetzoudemyndunkenswatveiliger
weezen, zieh by bcpaaldere maaten en langten,
gelyk de hedendaagfche opmerkingen ons
voorilellcn, tehoiiden, dewyl diergelykeilag
van Zee-viflchen by onze tyden heel zelden
de langte van meCT dan hondert voeten bereikt.
De bovengemelde Doorkchtige Ridder
Willtughby, een Engelsman van Landaard,
heeft een uytvoerig werk van de Vigchen in
het licht gegeven. Dus zal men zieh vergenoegen
met in dit Printblad een of weinigen
van ieder zoorte tot voorbeeld aan tehaalen.
De aanvang zy als Voigt, naamenlyk:
N I. Van de Lange VilTchen, die noch
vleefch noch been zyn, zy de Haay de eerfte,
m 't Latyn Cbarchañas, en by de Hoogduytfchen
de.ZfíA¡>aí/genaamd.
N. 2. XizKruysbaay, va.W^at'jaZygaa,
in 't Hoogduytfch DerSchtagelfifih gezegd.
N. 3. De.ZwWíífcA,in'tLatyny«/¿x
N. 4. Van de Breeden, die noch vleefcli
noch been zyn, de Rog en Zee-engel.
N. f. De tnl of SMsroifch, in 't Latyn
Torpedo. '
N. 6. Van de Platten, Eyerleggende, en
Doomachtigen, de Viaddys oí Schot, Tarbot
en diergelyken.
N. 7. Van de Slang-of-Aalachtigen ; de
Ail, 'Paakng.
N. 8. Van de körte ineengeboogene Viffchen.
die geene veezelachtige of buygzaame
Vinnen hebben, de Blms'vißh, in't Latyn,
Orbis Muricatusi in't Hoogduytfch iÄff
Meertaube genaamd.
N. 9. Zekere Zee-vifch in't l^ztyn Xiphiat
genaamd.
N. 10. Het Zee-paardje.
N. II. Van die genen, die drie Vinnnen
op den rugge hebben, de Kabeljsmw.
N. 12. Van de Zee-viflchen, die tweeVin-
1 2 npjt