G E E S T
Sii ¿e Fontehm upzmddoorde'Dden, dat
machen de gebenden bmcn'M'dekn- jy
¿renken d 't ged.ette des veUs, enz. By
drent. de Berten ^yue
Aarde word verznd.gt van de l^rncb^J
IVerke«. Enop andereptatzenroepthy met
dankbaarheid meermadeii uyt. me za de
Moogendbeden des Heeren uytftreeken, dz.yvcn
Lcf-Jerhndiffni
Of deie opry-zing der Bergen,, en de nederdeinzmgder
E L Y K E
beurt te overllroomen. Let ten lelventyde
wel toe, dat'er aan dencenen kant even M
veel waters , of door de Winden weg gef>
Dalen.derdemzmg aer uaici i . ofdeverhevenheid- en
fcheuring der wegen en oppergronden door
de beweeginge der Aarde, of w d door de
kracht van "t Vuur . 20 wel voor, a s naden
Zondvloed, ontftaan lyn, xal men hier niet
rader onderaoeken. 't Zy genoech, dat
GOOS wil alleen mächtig was miks te doen.
Wantwiebegryptniet, dat, Indien de oppergronden
der Aarde allen loverheveneneven
hoog gebleven waren, het onmogelyk loude
sewecil lyn , dat de watercn van htjogere
plaatzen mar laagere, veel minln^r de onderaardfche
uytgeholtheden konden neder-
Staa hier, Godminnende, ilaa hier een weinig
enaanbid GOD, dienallervoorzichtigftenen
vfrnuftigften Bouwmeef ter , Land - en- W eereld
meeter, let met aandacht op d.e uytmnntendeblyktekenen
en eeuwige ovpbWzelen
zyner Wysheidi bemerk die volmaakte
evcnreedigheid der verhooginp ten oplichte
der vernederinge.deruytftekende deelen
met de uytgeholden, der droogen met
de Waterachtigen. Verwender zyne zonderlingefchikkinge,
in zonderheid m znlk
eene algemeene verwardheid en wanorder;
verwonder, zegik, dieoverheerlykegrondkgeinge
der GoddelykeBouwkunde, Wiens
maatregelen echter door diergelyke vervallenheid
of inftortinge, l o 't fchynt, ganlch
ontzet en verward aan zommigen zouden
kunnen voorkoomen. Bemerkt dien onnytpnttelyken
en grondeloozen Vochtkelder der
Zeewateren , die echter naar de gefteltheid
des Aardryks en tot deszelfs welftand gemaatigt
reven en ontnomen, of binnen de onderaarJfche
is. Zie die hemclhooge Waterbergen,
die allen oogenblikken längs ontelbaare uyten
inftroomingenzelfs der allergroottte Rivieren
zieh in de Zee uytftorten; waar legen
zy nochtans geen recht van gelyke bebandelinge
gebruykt met de Aarde op haar
Waterloopen gebm'gen word, als er
aan den anderen komt invloeijen. Me twa t verwonderingemoeten
wy die woefte uytgezetheid
der paalen, zo voor 't vloeibaare, als
voor 't drooge, datis, voor de Wateren ,
en voor de Aarde, van GOD gelle t , aanmerken?
Hoe zeldzaam is die geftaad.ge omloop
en werking der Wateren, nict alleen
door de ingewaandenen de oppervlakten dei
Aarde, maar ook door de Luchtzelfs. Niemand
meene in twyf fel te t rekken, of er voor
den Zondvioed in de eerfte Weereld Zeen
en Meeren geweril zyn, dewyl men daar
van genoechzaam overtuygt is, zo door de
tegenwoordige getuygenifle der H.-chiilt.
di?zulksuytdrakkelyklecrt,a!sdoordeovervloedigemenigtederoverblyfzelenengedenkteekenen
zelfs van Walrus-tanden, Hibben,
Wervelbeenen, enmeir andere V.ffchen en
Zee-fchulpen, die'er noch hedendaagich m
de weereld gevonden worden.
De Stemme GOOS, die gelyk Hy v. 6.
door zyne Almacht alles fchept, aldus v. lo.
door zyne oncindige Wysheid ^iH^s vormt,
leert den Natnurknndigen het onderfcheid
« f f i t o Atrde en Water, tufchen het Ki/c
en het Vloeibaare : twee algemeene grondregelen
voor de Landmeeters tot voorbeeld,
hoe de Landmeetkunde behoort in Laniberdirrvinre,
in eenen naaiiwen en bepaalden
zin begrepen, en ook in Waterhefihryvmge.
verdeelt te weezen.
In de rechte doorfneS des Aard-kloots,
op-tPrintblad VII. verbeeld, kan men zien,
A B C . Hoedanigde fland des Aard-kioots
was voor den derden Dag.
A D O . Deszelfs toeftand open nadenderdenDag,
naamentlyk de oppergronden en
vlakten hier en daar hoog opgerezen, en op
andere plaatzen laag en neirgezakt.
E E E . De toppen der alleihoogfte Bergen.
F F F. De hoogtens der minderen.
E G . De afdaalinge der Aarde van d«
hoogfie Bergen naar de Oevers der Zee.
L L L . Zeen.
H H H . Eylanden.
K. Onderaardfche Uytgeholtheden.
P R I N T -
G r , ^ ' r . s i . ' i fai>-t.v.p.ji).
Opu.'i U'i lia' r>iei.
I . p i i f B CV p . l . R p . i
vJ^initt'i ^.ttytufi'i'f.
Mi