N A
T U U R K U N D E.
gi dinge met recht te mögen verwerpen , zo
nochtans, dat hy denGdeerden Sturm, om
welllaanshalven de zedigheid niet te krenken
, voor gcenen Ketter uytfcheld, Iiou-
dendc zyne meeninge voor eene cnkelde,
doch in zieh zelfs onilrafbaare giffingc
, waar op men niec zelters behoort te
bouwen, noch vaft te gaan.
Atßbeffer, die het Licht vm 't Dnyfter hebt gefiheiden,
Ceef, äat iny Dag i» Nacht en Wct hekidm.
Uerom het onderfibeii mn Goed f« Kwaad zo kernen, '
Uat w ons gedragniet dm tot Deugden mögen wennen.
P R I N T B L A D IV.
Ende G O D zeide: daar zy een Vytfpanfd in het midden der Waterem ende dat
maake Jcheidmge tujfchen 'Wateren, ende Wateren.
Ende GOD maahe datUytfpanfel, endemaaheJcheidmge tuffchende Wateren die
onder tUjtJpanfelzyn, ende tujjchen de Wateren die hoven't Uytfpaníel zyn • ende
hetwasal'm. -JJR J J
Ende GOD noemdehetUytfpanfelHemel: doe ivas H avond ge-weefi, endehefwas
1, de tiveede dag. Geneí I, v . ó, 7,8.
HEt werk des voorigen dags, anders ge-
, zegt™ Gißeren, diedeallereerfte Dag,
jn den tyd, en gevcigelyk her begin en lioofd
aller naarvolgende eeuwen geweeft is, bellond
in de Scheppinge des Lichts, ofdes
omloops der Zonne om de Aarde: ander-
21ns, zo men 't vaftflellen wi l , der middelpuntige
omwendige der Aarde 1 waar van 't
onderfcheid van Dag en Nacht, en by gevolg
eenige opheldering van den Aard- Water
en- Luchtkioot gekomen is Heden vaart
de Schepper door zyn altyd werkende kracht
en wysheid voortmetdenDampkring, thans
nochuytden Mengelklompder overige IioofdflofFen
beilaande, meär en meer te zuyveren
en van eikanderen te fcheiden. De waterige
dceien daalentneerendeeisnederwaarts
en blyven op de opperviakte der Aarde,
vormende een Waterkring, waar door de
ganfche Aard-kloot rondom bezet en als ingeiloten
Word. Hier door is 't dat de Opperfte,
of bovenhangende Wateren de Wolken
gevormt hebben. Aldus helderde de
Lucht op ; zo dat het werk dezes Dags niet
zonder reden eene zuyvcring des Dampkrmgs,
waar mede de Aard-kloot omringt
was, of wel eene aigemeene opheldering genoemt
mag worden.
Indien men de zaake zo als zy vailgellelt
is, wil begrypen, zai het bovengemeld «yi-
Jpmfil C D, in de Hebreeuwfche taale katia,
Rakiang; in de Grickfche fif^fi«, en
in de Latynlche Firmamenttim genaamd ,
moeten aangemcrkt worden als Lucht, waar 1
door de onderlie Wateren H C , die den '
ganichen Aard-kloot omringden, van de bo- i
venilen , te weten de Wolken E, gefcheiden
zyn. Voorzeeker een werk van GODS
Alm'acht niet min nnt dan heerlyk, en vooral
noodzakelyk tot voortbrenginge en levensmiddel
aller GewaiTen en Dieren, die kort
daar na zouden gefchapen worden. Een wys
en voorzichtig werk van ¿¿nen Dag , waar
door zeeker gedeelte der Wateren tot vervnllingederhollegotenengrachten,
of, om
beter te zeggen, die naaderhand door den
vloed en waterfchunringe in de opperviakte
der Aarde noch moeilen gediept en uytgeholt
worden , hier beneden van G O D gefchikt
is geweeft, waar van de Zeen , Rivieren
en allerlei Bronnen hunnen oirfprong
hebben: zynde het ander gedeelte der wateren
door den Schepper met gelyke voorzienigheid
tot W olken gebruykt. Indien men
nu de gemeide bovenwateren of Wolken zamenilelt
en als een liehaam reekent, zomag
men de Lucht, die 'er tuffchen dit gedeelte
van Wateren en de Aarde is, eene tuffchenruymte
of tuiTchenheiningnoemen; dog, Indien
men ze aanraerkt als overal gelykmaatig
door de ophelderinge des Hemels om den
ganfchen Dampkring vcritrooit en uytgebreid,
zo zoude men mögen zeggen , dat
het een zaamenhoudend uytfpanfel, of wel
een zaamenhoudend en te gelyk een verdeeld
uycfpanfel is , waar door ontelbaare
Waterblaasjes zaamen gehouden en uytgebreid
worden, zo dat dezeiven ieder op zieh
zelfs zwemmen en door den wind gedreven
kunnen worden.
Het gevoelen van Rambertus in Cap I.
Cf«./.99. enz. welk hy wydloopig uyticgt,
fc^ fchynt
i M