w
«"III
iiii>i
i
• • • • A
j III" [iiiii;;
¡I
'JlH'ÌFii
iri'i
r i
S'lliii ¡1
WVy
N A T U U R
De rykdominen der Aartsvadcren beilond
e n , het welle ook blykt iiyt het voorbcclc
van yoá, in geene Tonnen Gouds of
Zilvers, zeer kortelyke Gclleentens uyr de
beide Indien, Tapytzeryen zeer kollelyk geweven,
purper noch purperverwige zaken,
Lakenen van Zyde, ennoch kollelykcr Hoff
e gemaakt, lange reijen van Goude en Zilvere
Vaten van een zeer zwaar gcwichr. De
ganfche fchat bellond inVee; Abrahvim had
Schapen^ Offen cn Bzc/s, ^zeUnnen en Kameelen,
en dewelke hy nc/odig gehad hecft,
al was het om de Kudclen'te weiden, uyt cn
in le dryven, Knechten en Maasen. Een leven
zodaanig, als veele Melkeecers, onder
onze Zwitzerlche Landaard zynde,voeren.
TJon beceekent een Scbaap en eene Geit^
gelyk der Griekcn Meylon. Ook hebbenindcrdaad
de Schaapen en de Gelten veele dingen
gemeen, de groot te, tangen voor klaau-
"u e n , de mannetjes hebben meér tanden dan
de vvyfjes, het voedzel,den tyd van paaren ,
d e bezvvangcring, het baaren', het herkaauwen,
defcheering, het gemeenzaame leven,
gelykzoortige ziektens, dezelve kruyden voor
beide Ichadelyk, geneesmiddelen voor beide
in ziektens de zelve. Maar Tfon isby een
verzaraelende of meérvoudig, beteekenende
¿chaaren ecne kudde Schaaken, onderfcheidén
van het eenvoudig Ze. Dit is klaar Ezecb.
XLV. 15. Fooru een Lam uyt de kudde enz.
Aan dit woord is vermaagfchapt het woord
Zahl by de , in het meervoud ¿"é-é-w ,
het vvyfje Zamet^ in het meervoudige 2esf/
zaim, welke woorden een ¿icbaaj» beteekenen.
Zie Men'mzk. Lex.^. 3025,
Üok ontbreekt het woord £a¿árgeen uytgeflrekcen
zin, eenen Oj-zo wel mannctje,
a!s vvyQe gemeen, men zoude Oßen-ge'
ßacbt können zeggen. Ja het woi d ook genomen
en-voor een boof OJJen, en van de
Syriers by misbruyk van het woord, voor
allerley Kudde, Anderzins betcekent ßakar,
van het welk de Latynen Vacca^ eene Koe,
afgeleid fchynen te hebben, eenen Os van
volilaagen ouderdom, hierom word een
Kalf en een jong Rund genaamd 1 Sam. XIV.
32. Zooticn Bakar. Hier toe bchooren der
Arabiercn Birkere, Bykar, voor
eene Koe, Baker voor eenen Os, Bakuret
voor eenen Os en voor eene Koe. Zic Meninz-k.
Lcx.bladz. S57. J959.5907.
Volgd Cbamor , cen Ezel, cn wel een
K U N D E .
tararne ofWoyj-fzr/ , dus genaamd van Cbamnr,
of het Arabifch Chamara^ rood zw
Wanl die in Eunfa grys zyn cn asgraamvi
zyn dHOrgaans in litt Ooltcn rosarlitig. Waarom
de f gipienaars den t /.el voor cenen grouu
el liielden, als ecnvcrwig zynde mct den
tiiUèn 'Iyphon,omäeytemcbroan. ZieWn/«^-
dni i« Ißs. Hier van daan by de Spaniaardcn
genaamd linrro, Burrko ; by de Franfchen
Bam-ri^ue van I i « Griekfclie 'Furrai,
1'iirntos, l'nrrkhos, Rood-, waar voor de
latere ccuw der Latynfehe Taale Bnrrumm
Buryicvm heeft gezcgd ; liet hcdendaaefche
Griekenland Bourrkbon. Met dit Cbamor
IS veriwagert der Türken Hymar, in het
mccrvoud Hxmr, Htmiir en £bmhe, ¡nsgáy]
iiHumr,Himer, in ' t meervoud Hyt/
iar en Mhmcr, Zie Menhizk. 'Lex p i So:
1805.
Daar na vcrgezellen deEzels na dcDiendknechten
cn Dienftmaagden Athomtb de EzeLinne?!,
niet tìym'wnot, Mltykzeb, gelylc
de LXX Overzetters hebben. Het komt
overeen met het Etan der Arabiercn,in het
ongeregelmaatige meerdcrta! Meeliais: Etafieè,
in het meervoud Metuna en -íím/.waar
door zy eene Ezelinne aanvvyzen. Zie Meninzk.
4126.^061.5659. Miffehien
hebben de Griekcn daar van afgetrokken Onos,
de Latynen //ßims, de Duytfchcn Ezel.
De heirtocht van x^brahams Vcebezitting
üuyt Gamal, de Knmeel, welk woord
het zy Hebreenwfch of Chaldeeuwleh in de
mecüe andere Taalen denaamen heeftgegeven
De Arabiercn en andereüclierlingen hebben
zeer verfcheidene en bynaontelbaai;e Kamee!
eu,itn aanzien van ouderdom,grootte,ver -
WC. goedheid. Ons is vermaagfchapt
_mct Qemel^ Gemi, een Kameel volwaflehen
in flerkte en ouderdom, in het meervoud
Gmal, Egmal, Gimalet, Gimalat, in het
meervoud Gemali. Zìe Metiiuzk. Lex.p. 16 j i.
Het blykt danuytdeze opgetelde rykdommen
van t^brabam, hoedanigen leven de
Aardsvader hecft geleid,namentlykeen harderlyk
en omzwervend. De fpyze uyt melk,
uyt vleefch , de kiceding uyt Vaehten gaf
aan hem her Schaapen-en Oflen-geflacht; iiet
Ezels- en Kameels-geilacht het voerluyg: om
de Kudden te weidenden dienflenrcverriehten,
dieiide de Dienflknechten en de Dienllmaagden.
F f i T R I N T -
ü f i E i i i r