N A T U U R K U N D E .
verfcheiden en gevLikt. Het rhamiton van |
d e Griexe Taalsluyden beteekend befprengt,
ingcflrooit, doet 'er by door viakken, of apo
Joon ranidooTty ároppelswyzCi op de manier
van droppels onderfcheiden. Zie Fig. 1-
H e t bereekent, gelyk wy aanilonds hebben
gezien j nakood , fiippen, of kleine viakken
••, maar talu, groote^ als Opgena a ide , want
tala is eigentlyk uic vele läppen of koleuren
t e zamen naaijen. Waarom onze verraaling
t e regt gefpnnkdde. De meeiten onder de
O u d e n verflaan wi t t c vlakkeh, Dusheeftook
Onkeloi, rakoa, en der Türke n rak-a, is een
Schaap wit in d e zyde geteekent. Zie Meninzk.
Lex. 23+8. De LXX. , aanm
e r k e l y k door witte vlekken. Want dialenkon
is het zelve m e t mefoleukon» wit in 't midden,
daar de buicen einden van verfcheiderie
v e r w e n zyn. Z o was in het P u r p e r overkleed
d e r Perfiaanfche Koningen in hetmiddenwit
doorweven. Tag Kurt ins. Een Schaap is derhalven
gefpikkelt, h e t welk in eene zwa r t e of
r o o d e vachc in het mlddenbreedewi tce viakk
e n heeft. Zi e Fig. II.
Chum is donkerbruin. De LXX. phaios
van chamam, warm zyn, warm worden , insgelyks
zwart maken. Chymia voor zwart, het
w e l k in het oog is, of den oogappel. Z i e Pitttarchus
in Ifide. Wy vertaalen het geeU
' 3 ?
Thais is geen Uam, gelyk het Hieronymus
heeft overgeiet Spr. ^c. 31. nog ccnen
xisboom, maar een Bäk. De overecnfiemmingen
der Uitleggers maken die zeker,de
Chiildeeuwfche Taále, vvaar mThafeja, en
d e Arabifche j Waar in Thais eenen Hok bet
e k e n d . Zie Meninzk. Lex. 1505. Theis in
het meervoiid tnjuSy etias, tijafe'. Eindel
y k de andere piaatzen der Schriftuure, behalven
deze Gen. X X X I l . 14.. zKron.XFII.
11. Ezecb.XXy 11.2 1.
n n p i ' n ve r talen wy ron d m gehon^
den Bokken. Gnakood ilamt afvan het woord
gHakad, ¿/«<2'i«,namehtlyk een Schaapomte
f c h e e r e n of te flagLeri,Gen.XXll. iKon.X.
12. c m dat het de gcwoonte was diergelyk
Vee by de voeten te binden. 'LxzRabbi Saloman.
Gnakoudim, verfcheideii m de plaats
der hinding, dat is > in de hamertjes van de
v o o r ñ e en agterile voeten; dus hebben het
d e J o d e n en anderen. S)mmachtis noemthet
leukopdas, wit van voelen. Zie Fig. III.
Daar is nog overig Laban^de witct verwé
( d e w e l k e Laban voor zieh heeft verkozen )
als meér de wolle eigen, gelyk zulks blykt
u i c j ^ i / / . ! » . 'Dan F7/.9. O/íbí./. 14. waarom
ook d eSne euwby wolle vergelekenword
Pf. CXLVl l . lö. H) gci'fi Sneeuw ali
r^olle.
1 t
^ S i
P R I N T B L A D X C I I I .
t¡oe nmn zk 7íihb roeden van groen Popelier-hoM, ende -van tíaiebaf, endi
mn Kafan]en, endejiy fehelde daar in -ame ftrecpcn, ontbhotende het wt^
t e , het iiielk aan die roeden was. , • , , ,
Ende hy leide dcze roeden, die hy gefchelt hadde ,m de goten ,ende tn de drmkbakken
van het •water, daar de kudde kwam ilrmhen ,tegen over de kudde i
ende líerden verhit, a/s zy kniamen om te drinken
Ais dan de kudde verhit'iverd by de roeden, v¡ lammerde de kuddegefprenkelde,
D f f É e i d e % h t d f T a m w e r e n , ende hy ivendde het geiiehte der Immneren op
het gefprenkelde, ende al't bruyne onder Labans kuade, ende hy ftelde zyne
kudde alleen, ende hy en zettenze niet bj Labans kudde.
Ende het geíchiedde, telkens ais de kudde der vroegelmgen verhit iDerd, so ¡lel^
de Jakob de roeden voor de oogeii der kudde m de goten, op dat zy htttig
werden by de roeden. „ , , , • j ^ i n. j
Maar ais de kudde Jpade hittig iverd, z» en ftelde hy s í met: a> dat de [padelinHu
laban, en de vroegelingen Jakob toekniamen
Ende die man hrak ganfch zeer uyt in meen,pe ende hy hadde veele htdden, en.
de Dienftmaagden , ende Dienftknegten, ende Kemelen, ende Ezelen. Gen.
X X X . V. 3 7 - 4 3 .
íi j
! i
L 1 1 Ve