
' I l'il" ■
/ ' i l
, i „ l.'vil'»'
■ i j l T ' " Y
¡ i î l l l f î : , - h d . f Í : •
i I !"i[ ; '-T
Ü l i i » I l
li
ï f i
'K/Í
gewests te verzoeken. Echter hadt
h y , onaangezien dit aan hem opgedraage
Graaflyk bewind, de magt
niet om de zulken, welken over die-
very o f andere misdaaden wettig ter
dood veroordeeld waaren , het (i)
leeven te fchenken
Wat het krygsbewind des Graafs
aanbelangt, dat vindt men ook door
verfcheydene wetten bepaald. Dus
moest h y , de Koninglyke bevelbrie-
ven tot den heirban hebbende ontfangen
, die zyne onderhoorige landzaaten
aankondigen, midsgaders zyne
volken, onder ’t beleyd der Ceniena-
rii o f Honderdmannen der dorpen,
op de verbeurte van zestig (2 ) fchel-
lingen, van ieder die hierin naalaatig
was, in het veld rukken, en tydig
naar de betekende (3) verzaame-
plaats , met de behoorlyke wapenen,
doen afzakken. Welken waaren een
fchiid, Ipeer o f boog (4) voorzien met
twee /haaren, en twaalf pylen, midsgaders
een pantfcr, heim en verdere
wapenrusting, over welken de wa-
jenfchouw den Graaf was aanbevoo-
en. Even gelyk ook het opzigt {;)
over de troswagens, den aanvoer
der leevensmiddelen, beftaande uyt
twee derde deelen van ’s lands vrugten,
de ilingergevaarten en die’er het
bewind van hadden, de legermolens,
vragtfcheepen, bruggen en verdere
grove naafleep. Midsgaders dat zyne
onderhoorige benden buyten het be-
vel van zynen Hertog niets met geweld
onderwege in zyn Graaffchap
roofden,’t graan ofhooi (6 ) raede-
voerden, o f de huyzen in den brand
ftaaken : op verbeurte ( 7 ) . van de
fchaade, zoo hy ’er geen onderzoek
naar deedt,' dan zelf te boeten. Eyndelyk
zoo ftondt het geenszins aan den
Graaf, onaangezien die een derde (8)
der breuken wegens het achterblyven
trok, aan iemand daartoe verlof te geeven
, maar moest, zoodanig verlof desonaangezien
gegeeven hebbende, de
daaropftaande (9) boete zelf betaalen.
Uyt dit alles is nu ligtlyk op te
mpken hoedaanig het Graaflyk bewind
was ten tyde van Keyzer L o dewyk
den Godvruchtigen. Dan
als des zelfs r y k , gelyk wy (10)
hiervoor gezien hebben, onder zyne
drie Zoonen Lotharis, Lodewyk en
Karel den Kaalen by des zelfs leeven
op nieuws verdeeld, en aan Lotha-
rls by die nadere verdeeling dat deel
te
( 0 Capit. I I . Caroli M . aan. 813. cap. 13. Quia
postquam Scabini eum dijudicaverinc, non esc licencia
Comitis . . . . ei vitam concedere.
(2 ) Capit. I I I . Caroli M . anno 813. cap. 9. D e
H o s te p e rg en d i, ut Comes in fuo Comitatu per
bannum unumquemque hominem per fexaginta fo-
. Jidos in hostem pergere bannire ftudea t, ut ad pla-
citum denuntiatum ad iilura lo c um , ubi iubetur -
veniant. •' *
( 3 ) Capa. I. Lud. pii anno 815. cap. 1. E o videlic
e t m o d o , ut ficut ceceri liberi homines cura Comite
fuo in exercitum perganc, & in Marcha nostra
ju xta racionabilem ejusdem Comitis ordinationem
atque admonitionem cxplorationes & excubias quod
ufitato vocabulo WaBa, d icu n t, fa ce re non ncali-
gant.
(4 ) Cap. I l i Caroli M. anno 813. cap. 9. E t in-
le Comes prtEvideat quomodo fint pa rati, id e s t,
lance am, fcutum aut arcum cum duabus cordis è
fagubs duodecim . . habcant, loricas vel galeas
ot temporalem h o s tem , id e s t , mstivo tempore.
( j J Ibidem cap. 10. U t regis fpanfa in carra du-
X , ) i' V ■ v in um , baccones & v iS um
abundanter, mo las , d olato rias, fe cure s, fa rc tro s .
fundibulas & ilIos homines , qui e xinde bene fciant
jactare . . . E t unusquisque Comes duas partes
de herba m fuo comitatu defendat ad opus illius
n o y i s , oc habeat pontes b o n o s , naves bonas &c.
(6 ) Capitul. Bajoar regii Dagob. ann. O30. cap. v ç ' i
& quis in exercitu infra provinciam , line ius(ion¿
Ducis fu i, per fortiam hostilem aliquid deprædare
y o lu e n t , aut fa n um to lle r e , aut granum vel cafas
in cen d e re , ho c omnino testamur ne fiat : & exlnde
curam habeat Comes in fuo Comitatu. Ponat enim
ordinationem fuam fuper Centenarios & Decanos
ut unusquisque provideat fuos quos regie, ut contra
legem non faciant.
. ( 7 ) Capit. Dagoberti anno «30. cap. j . §. 3. E t fi
lile Comes neglexerit in qu irere , quis h o c fe c i t , ille
omnia de fuis rebus restituât; tamen tempus re-
quirend] habeat.
(8 ) Capit. Caroli M . ann. 812. cap. 1 1 . E t ei (co-
TOMI) exinde tertiam per juslìonem nostram donet.
Co) Capa. I. Caroli M. ann. 812. cap. 3. Oui dic
a t , quod juslìone Comitis . . . . i s , per cujSs jus-
lioncm ilia remanfit, bannum nostrum reuvadiet acque
perfolvat five fit Comes &c.
( l o ) Zie hiervoor I I . Deel fol. 33.
te beurt gevailen was, ’t gene fcdert
het ( I ) Lotteringfche ryk genaamd
is, en onder ’t welke het thans genaamde
Holland en Westvriesland
behoorden, zoo is in opzigte der
Graaflyke bedieningen eene Zeer
merkelyke verandering voorgevallen.
Want deezen ftraks, naa huns vaders
dood wegens die verdeeling onderling
in oorlog raakende, trachtte ieder
de Graaven van zyns Broeders
ftaaten, door het toevoegen van eenige
totnogtoe ( 2 ) onbezeetene voordeelen,
aan zyne belangen te. hechten.
En dus zyn aan de Hertogen
en Graaven, welken totnogtoe hunne
bedieningen maar tot weder-
Zeggens bezeeten hadden, de zelven
voor hun geheel leeven IN b e n e f i c
iu m , gelyk men dat toen noemde,
dat is , volgens de ( 3 ) laatere uyt-
drukking, t e le en gegeeven. Op
deeze wys getuygen ons de oude
fchriften, dat die Zelfde Lotharis(4)
aan den Noordman Roruk, van wien
wy hiervoor zoo menigmaal gewaagd
hebben , verlcheydene Graafichappen
in het thans genaamde Holland,
die hy voorheen als Hertog aldaar
bezeeten hadt, in beneficium o f te leen
gegeeven heeft, onder beding dat hy
de Synzen en andere zaaken tot de
Koninglyke fchatkamer behoorende
getrouwlyk Zoude waarneemen en die
gewesten., tegen de alom in ’t land
vallende Deenen, befchermen. Een
voorbeding, ’t gene ook by deeze
aanftelling van Graaf Dirk wordt in
achtgenomen, mids Koning Karel,
naa’t flechts afftaan ( J) der breuken
en tiendhefflngen, den eygendom
der Fiskaaliche Hoflanden van Nieumeege
en der zelver dienstmannen
aan zieh behoudt, op dat’er niets af
te loorgaa, maar die, als zynen ftam
eygen zynde , met hunne rechten
gelyk voorheen bewaard blyven. En
wierjaarlykfche inkomften en detwee
derde deelen der uytgewonne breuken
door de Graaven aan de Koninglyke
fchatkamer van het (6) Hof des
gewests, als was dat van Nieumege
in opzigte van het thans genaamde
Holland, jaarlyks ook moesten worden
overgeleverd.
Om welke hiervoorgemelde Deenen
( 1 ) Lud. PH vita cap. 19. infine. Lotharius v ero
parcem Franciæ fibi v in d ica v it, quæ usque in h o diernum
d iem , e x fuo n om in e , L o t h a r i i regnum
appellatur.
( 2 ) Nitbardi H ifl. Lib. IT . f o l 91. Quibus arci-
bus univerfum Imperium liberius invadere p o s fe t, deliberare
cæp it.
Ibidem. Audiens Lodharius patrem fuum o b is fe ,
confestim nuncios U B I Q U E m i t t i t . . .
PROM IT TENS UNI CUI QUE HONORES à P A -
TRE CONCESSOS, fc COllCCderC, & EOSDEM '
AUGERE VELLE.
P. Daniel Hift. de Franc, tom. I I . pag. 2. Hens
pour leur declarer fes ;
METTA NT D’AUGMENTER LEURS PRI VILEGES
ET DE LEUR FAIRE DE GRANDS AVANT
AGES , s'ils voulaient le reconnoistre pour leur Souverain
è? leur donna en mesme temps ordre fous peine de
la v ie , de le venir joindre aufiî-tost qu'il auroit pasfé les
Alpes. Tandis qu’il tâchait ainjî fous main de debaucber
les Sujets de fes freres ¿fc.
(3 ) Cbarta Balduin. Comit. Hann. ann. 1078. In
Miræi Cad. Donat. Belg. fol. y iy . E x c e p to quod ab-
I I . Deel.
bas v el fuccesfor fuus pro molendino fuo unoquoque
anno folvat militibus, quibus contingic b e n e f i c
i u m , quod vulgo d ic itu r , FEODUM. ■
(4 ) Annal. Fuld. ad ann. 8 jo . R o ru c , qui . . . v icum
Dorestadum jure B e n e f i c i i tenuit . . . in
fidem receptus est ea condicione ut tribucis cseteris-
que negotiis ad regis ^rarium pcrcinentiBus fideliter
infervirec & piraticis Danorutn incurfionibus obviando
refisteret.
( 5 ) K . Kolyn vs 470.
B&fgciiomeii eenige lanöcn
i^t onfe (Imnme epgen funt/
«©act ’em öie ötcufte of tnatt gegunt
©n bi ticnöcu tc ijeffcn meöc.
«©cfc blpöen ons tet (lebe
jBet Ijaren recljtcn íícínacct ato íioo?/
gaatccc niet abe ga te loo?.
( ö ) Capit Caroli M . anno 793. cap. 5 . Si Comités
ipfas caufas com m o v e r in t, ad requirendum, iliam
terciara parcem ad eorum recipianc o p u s , d u a s
VERO AD p a l a t i u m . E t fi per fuam negligentiam
remanferint . . . . tu nc volumus uc ipfe Comes il-
Jam terciara parcem non habe ac, s e d c u m i n t s -
GRI TATE AD PA LAT IUM VENIAT.
Q q
'j
y .■■111*
; '
f T ' ì T
'fe j li’’
M m I
■ t