
i 11
I* (liiifefliì
] / ■
ÍI-/II <!
'"■''I». •fe
K
ipande Henrik, mids hy immiddels
ook alle de binnen het ryk ontftaane
beroerten in dien tyd zeer gelukkiglyk
gedempt hadt, alle Zyne krachten
in, om de ftaat- en krygsorde te herftellen
, welke, onder de zwakke regeering
der ( i ) voorige Vorsten,
niet dan te veel vervallen en ’t gene
ook weer de rede geweest was,
waarom de voorgemelde Hungaaren
eensdeels zoo ver doorgedrongen
waaren , en hy zieh anderdeels in
geen gevecht met de zelven hadt
durven inlaaten.
Dierhalve beftondt hy aan verfcheydene
groote (2) vlekken en
gebuchten, die tot nogtoe aan zeer
veele ftrooperyen bloot gelegen
hadden, met gragten en wallen te
verfterken; zulks men in gevolge
van dit voorbeeld des Konings den
door hem voorheen aangeftelden
Uytrechtichen Bisichop Baidrik, even
gelyk die te voore reeds de verwoeste
kerken van Sint Maarte en onzen
Zaligmaaker, zoo veel in zyn vermoogen
was, herfteld hadt, zoo
thans ook, die Zetelftad met hechte
wallen (3) en gragten, midsgaders
de noodig geachte rondeelen o f
krygstoornen heeft zien verfterken.
En in welke aldus omwalde fteden
en gebuchten, uyt krachte van ’s K o nings
naadruklyk gebod, zieh het
negende (4 ) deel van alle de op het
land woonende krygsknechten beur-
telings ter bezettinge moest begeeven,
om zoo voor de op ’t land ge-
bleevenen aldaar de noodige huyzen
als voor de op te leggen graanen de
vereyschte voorraadlchuuren te bouwen,
terwyl de acht overige deelen,
zieh in ’t hebouwen van het platte
land zouden benaarftigen, en tot onderhoud
der in de ftad leggende bezet- ■
telingen het derde ( 5) deel der jaarlyks
ingezamelde vrugten in de vervaardigde
koorenichuuren opleggen;
op dat de gemaakte fterkten niet min
van de noodige krygsknechten, dan
die weer van den vereyschten nood-
druft fteeds zouden voorzien zyn.
Voorts rechttehy in alle (6) de fteden
zekere Genoodichappen o f Gulden
, om onderling naar den prys te
ichieten, op; ten eynde de burgers
aldus den wapenhandel in den vree-
destyd zouden leeren, wiens kennis
Z y ,b y ’t ontftaan van eenen oorlog,
zekerlyk zouden van nooden hebben.
Met geen minder beleyd bragt ook
dees op alles achtgeevende Vorst,
het ryksleger op eenen beftandigen
voet. Totnogtoe hadden de voorige
Koningen bynaar nooit anders dan
met de in de wapenen gerukte inwoonders
van die gewesten, waarom-
( 1 ) Annal. Saxo ad ann. 933- Olim e x omni parte
CONFUSUM IMPERIUM NO STRUM a quan-
tis periculis modo fit liberum vos ipfi melius noscis,
qui civilibus discordiis ri externis todens attriti,
laboratis.
(2 ) Ditmar. Cbron. Lib. I . fol. 328. Quoque ur b
e s AD s ALUTEM REGNI , r i templa domino
o b remedium animæ devota mence f a b r i c a v i t .
Præcept. Henrici Reg. apud Goldast. toni. I . fo l .aw .
Quæ (oppida) auc diruta r e f ic i, auc minus firma
præcipimus muniri.
( 3 ) Diplom. Baldrici apud Hedam fo l. 75. Pontem
transfosfatum , urbemque cum porcis & murum cum
propugnaculis contra hostium infultum conftruxi ri
erexi.
(4 ) Annal. Saxo ad ann. 927. Heinricus po st pactum
pacis ab Ungariis acceptæ , i n m u n i e n d a
P A T R IA contra barbaras n a cion e s , mira prud
en tia , in vigilans, e x agrariis militibus nonum quem-
que eligens in urbibus habitare f e c i t , uc cæteris oc-
to confamiliaribus habitacula con ilru e re t, frugum
omnium tertiam parcem excip eret & fe rva re t, cæteri
o tto feminarent r i meterent r i n o vo c o llig e re n t ,
fuisque locis reconderent.
( j ) Sìgeb. Gemblac. Cbron. ad ann. 925. R e x Henricus
agrarios m ilite s , recenfens, ut o tto eorum in
agris n o nu sve roin urbe mo raretur, uc o tto in agris r i
fibi r i nono lab orarent, nonus v ero in urbe terciam
partem omnium frugum illorum refervarec in ædibus
a fe ad h o c ex c ruttis , uc in bello nihil alicui eorum
d e e s fe t , urbesque rebus r i viris plenæ esfcnc.
( 6 ) Annal. Saxo ad ann. 927. C o n c ilia , con ventus
r i convivia in urbibus voluic c e leb ra r i, quibus
extruendis die & no tte operam d ab a t, ut in pace
d iscerent, quid in necesfitate agendura esfet.
trent zieh het oorlogsvuur ontftooken
hadt, den kryg gevoerd, als
uyt het voorgaande verhaal genoegzaam
is af te meeten. En het is
hierora, dat men bynaar niets van de
oude inwoonders deezes lands, voor
de tyden van Keyzer Karel den
Grooten, te weeten : naa hy door ’t
uytbreyden zyns ryks tot op de grenzen
van Deenemarke, met die krygszugtige
Gebuurvorften in oorlog
raakte , gemeld vindt. Dan dewyl
de aldus met den fpoed opontboodene
volken veeltyds, mids de zeer
lang genoote rust , ln den wapenhandel
geheel onervaare , en daardoor
weder Zoonu zoodan geene
kleyne rampen geleeden waaren,
befloot Koning Henrik ook op zoo
gewigtig ftuk te voorzien, en beval
dierhalve dat in alle ( i ) voornaame
fteden zekere Ren- o f Steeklpelen
van tyd tot tyd zouden gehouden
worden, op dat der Zelver inwoonders
, aan wie het paardryden anders
weynig ter harte gaat, dat op die wyze
zouden leeren, en vervolgens hy ’t
hervatten van den Hungaarilchen
k ry g , in het behoorlyk wenden,
keeren en andere paardbehandelingen
temet zouden worden afgerecht, en
dus, by ’t bevechten der fteeds te
jaardftrydende Hungaaren, insgelyks
seftandig weezen.
En dewyl de gemeente fteeds haare
zeden naar ’t voorbeeld haarer
overheden regelt en ieder yvert om
de zelven zoo wel in ’t quaade als ’t
goede naate volgen, befchreef Koning
Henrik, den eerften zaturdag (2)
naa den dertienden van Louwraaand
des jaars negenhonderddrieendertig,
een riddermaatig renfpel, beftaande uyt
de voornaamfte Hertogen, Prinfen ,
Graaven en Baanderheeren zyns ryks
te Maagdenburg; om aldaar in vollen
luyster te verfchynen, en ten zynen
overftaan tegen den anderen met de
Ipeer te loopen; Zulks men ter befchree-
ve plaatie wel achtentwintig 200 Graaven
als Baanderheeren , en elf zoo
Prinien als Hertogen zag aanlanden;
( 1 ) Bothmis Cbron.Brmsv. ad a n n .ÿ z j . S t lt)i>
Ic fcittc be Sctjfei- totnci) imbe (lectefpcl in ben ftcbeni
tffit) bttt (Set be ínbe in ben fìeben in bent innpcnfnil
bet oecnben nube teten tcnbeni wan fc ecft to flci;be
felioiben.
(2 ) Goldast. conflit. Imperiai, tom. I . fol. 213.
Staratum in Maidenburgo , die l'abathi pose oftavam
trium R e g um , anno Dominicæ incarnationis
D C C C c Ì x X V n i ( l e g c D C C C C X X X I I I . )
' in præfencia omnium procerum & optimatum Imperil
e x Ge rm an ia , G a llia , & Sclavorum genribus
con vo cato rum, quorum hæc funt nomin a, juxtra
distributionem exercicu u ra, quos Imperator contra
hostes imperii ordinaverat ad ejus magnitudinem
confervandam & augmentandam.
H E N R I C U S I M P E R A T O R E T R E X
F R A N C O R U M .
D u c e s e t P r i n c i p e s .
G o t s c h a l c o s D u x H o l l a n d i æ .
Barnimus Princeps Pomeraniæ & Vinidarum
Arnoldus Palacinus Saxoniæ _
lohannes Palacinus Tharingiæ
Fredericus Burggravius Meydburgenfis.
T h e o d o Princeps r i Comes Wiccenfis.
Bilmarus Princeps Rusfiæ.
Boleslaus Princeps Delmarttriæ.
Reinerus Comes Provincialis Thuringiæ.
O tho Comes Limicaneus feu Ma rchio Scadehfis
Otho Comes r i Princeps Ascaniæ.
CO M I T E S E T B a r ONES.
Ulricus Comes Aldenbuvgenfis ,
Philippus Comes Valefius
Reinerus Comes Harracorcius,
Guntherus Comes Schwartzburgenfis,
Ernestus Comes à W e is fe n fe ls ,
Sigìsmundus Comes à G le ich en ,
Johannes Burggravius à L e is n c c k ,
W ilhelmus Comes à G r e u tfch ,
Ludovicus Comes ab E be r ftein ,
Joannes Comes ab E y fen b u rg ,
Rupertus Comes R e tte liu s ,
Henricus Comes à W in s feh b u rg ,
Fridericus Comes à W u n s fd o r ff,
Wilhelmus Comes U ffen fis ,
Wilhelmus Comes à L o u u en rod e ,
T heod ora s Comes à R o c h lit z ,
Henricus Comes P edemon tanus,
Sigìsmundus Comes A len con iu s ,
Henricus Comes à B ren n ,
Joannes C omes à L eisneck
Rudolphus Rhauugravius à C as fe l,
Ernestus Comes à W o ld en b u rg ,
Bruno Comes ab E ck er sb erg ,
Erricus C omes à P e in , •
Wilhelmus Comes ab Àrnsshag,
Andreas Comes à L obd ib urg ,
Philippus Comes Norttingenfìs,
Wernerus Comes à Pioysligk>
T t 2
t®' ' ;
!i:
f •''l 'i I