
' . ÎM "5
líl'íilliil !
liililiíÉÍ í
îïi"
Mi“!'"™ i il
V I I . Het laatfte is aan het voorgaande g e ly k , iiytgezondert dat op de keerzyde,
liier niet boven maar onder den meergemelden fcheepshamer en bytel, ftaat:
D O R S T A T u s.
D U U R S T E D E .
Koning Lodewyk, die, mids het
vooroverlyden van zyne twee andere
Broeders ( i ) Karel en (2) Pipyn,
zynen Vader in des zelfs (3)
achtergelaatene ryken en den K e y zerlyken
tytel opvolgde, zyne regeering
met een Zonderlinge blyk
van goedaardtigheyd willende aanvangen,
heeft aan de Saxers en (4 )
Vriezen vergund en toegeftaan, dat
de kinderen in de ervenisie hunner
overleedene ouders zouden opvolgen;
van welk gewoonlyk erfrecht
zyri Vader,. als gemeld is, die volken,
toen Z y tegen hem, door het
aanhitien van den befaamden Wittekind
, opgeftaan en door hem over-
wonnen waaren, eertyds beroofd hadt,
om die te beter in behoorlyke onderdaanigheyd
te houden. Zulks veele
Hovelingen, ziende,deezenvond aan
den, overleeden Vorst toen wel gelukt
te z y n , dit gedrag van des zelfs Zoon
thans (5) voor onvoorzigtig uyt-
kreeten; mids hen geen bequaamer
middel dan dit toelcheen , om 200
woeste volken in behoorlyke onderdaanigheyd
te houden. Doch by
’t vervolg bleek het echter, dat de
Vriezen, door dit Zonderling gunst-
bewys van ’s Vorften ongemeene
goedheyd t’henwaart overtuygd, aan
den zelven federt (6) altyd ten volle
zyn onderdaanig gebleeven.
Met geene mindere tederheyd ontfong
( 7 ) Keyzer Lodewyk den uyt
zyn ryk gejaagden Jutlandfehen Koning
Heriold, onaangezien die Heydensch
was, thans aan Zyn H o f
Welke ongelukkige Vorst door den
ontfangen onderftand, dien de overleede
Keyzer in het voorgaande jaar
op het verzoek van des zelfs Breeder
naar Deenemarke gezonden hadt,
nevens zynen Broeder den Koning
Regenfrid zieh aldus weer aan het
hoofd van een zeer ontzaglyk leger
(8) gezien en des geene kleyne hoo-
pe gehad hadt, om, met hulpe zy ner
onderdaanen, die hem nog genegen
waaren, het kroongefchil, tus-
fehen hen en de Zoonen van den
vermoorden Koning Godefrid geree-
zen, door het waagen van eenen
( 1 ) A nm l. Fuld. ad ann. 8 n . Interea C a ro lu s ,
qui Imperatoris filius major natu e ra t , u . Non.
Decembris obiit.
( 2 ) Poèta Saxo. ad ann. D C C C X , indiHione l i .
rip in u s rex Italiæ . . . .
Francorum nitido lætum cum ducerec ævum,
F lo r e vig en s fimul æta cis, mentisque d e c o ro .
C u i præclara fu it vircus, cui gloria fumma,
Omnia fallàcis pariter cui prospera mundi
T u n c adorane, morbo vitam finivit acerbo.
Cbron. Quedlinb. adann. 8 io. Pippinus filius Caroli
Imperatoris, rex Italiæ V I I I . idus julii obiit.
(3 ) Annal. Fuld. ann. 814. Cavlus Imperator-,
dum Aquisgrani hyemarec . . . . V . Kaiend. Febr.
rebus huraanis e xcesfic, cui Hludouvicus filius ejus
fuccesfic.
(■4) Aimon. F ìta Ludov. Pii. cap. 16. H o c etiam
tempore Saxonibus acque Frifonibus jus pacernæ
hæreditatis, quod fub Patre o b perfidiam legaliter
perdideranc, Imperatoria restituic Clemencia.
( 5 ) Ibidem. Q u od alii liberàlitaci, alii asfignabant
improvidenciæ, eo quod hæ gentes naturali asfuefac-
cæ feritati talibus deberent habenis c o e r c e r i, ne fci-
licet cffrenes in perduellionis ferrentur procacica-
tem.
(6 ) Ibidem. Imperator aucem eos fibi arriius vinci-
ri racus, quo eis beneficia largiretur p o tio ra , non
est fpe fua deceptust nam po st hæc easdem gentes
femper fibi devotisfim'as habuit.
( 7 ) Astron. Annal. a i ann. 814. Q u o fa rio He-
riholcus rebus fuis diffidens, ad Imperatorem venie
& fe in manus illius commendavic.
(8) Adelmi Annal. ad aiin. 814. Herioldus & Re-
ginfridus Reges D anorum, qui anno fuperiore a fi-
liis Gode frid i v id i r i regno pulfi fu e runc, reparatis
viribus icerum eis bellum inculerunt.
nieuwen veldflag, waar het mooge-
]y k ,t’ hunnen voordeel te beilechten.
Het gevecht, ’ t gene dan eerlang
tusfehen de om de kroon ftrydende
Prinfen voorviel, was zeer hardnek-
kig en bloedig; zulks in ’t zelve de
oudfte van Godefrids ( j ) Zoonen aan
den eenen, gelyk ook Koning Re-
genfrid aan den anderen kant fneu-
velde, en zyn overgebleeve Broeder
Heriold, mids hem de nederiaag andermaal
te beurt viel, by zoo groot
een verloop zyner zaaken, zieh gevolglyk
genoodzaakt vondt by den
thans op den troon gefteegen K e y zer
Lodewyk in Vrankryk te begeeven
.D
ees (2) geboodt hem Wiifer-
fa x e n la n d , dat is het thans genaamde
Holland, mids oudtyds alle het land
beneden (3) Nieumeege in ’t byzonder
Nederlaxenland, even gelyk al
het overige leggende tusfchen de
Elve en Schelde in ’t algemeen (4 )
Vriesland genaamd was , immidek op
te houden, en aldaar de bequaamheyd van
^tweer a f te wachten ,om aan den zelven
de hulpe, die hy van hem op nieuws v erzo
g t h a d t, tot het herwinnen van des
ze lfs verloore ryk te verzorgen. En
Zekerlyk, deeze beloften waaren niet
ydel ; want de Keyzer verfcheen nog
in Wynmaand (5) des volgenden
jaars op zyn hof te Nieumeege;
werwaart, volgens de gewoonten in
die tyden gebruyklyk , alle de omgelegene
Hertogen en Graaven zieh
in groot getal vervoegden : ten wier
overftaan men befloot de hulp, die
de Keyzer aan den zieh in Vriesland
onthoudenden Heriold beloofd hadt,
hem by de eerst opkomende vorst te
geeven. Des v ierden ( 6 ) de
Saxers, dat zyn de Vriezen, gelyk
ook de hoogeropwoonende Abodriten
gelast van zieh tydig tot den togt
naar Deenemarke te vervaardigen, om
by het toevriezen der Elve, waar het
moogelyk, over dien ftroom te raaken
.E
en- en andermaal begaaven zy
zieh dan , Zoodra die ftroom met ys
overdekt was, derwaart ; doch het
telkens invallend (7 ) dooijend weer,
verydelde ook een- en andermaal dit
voorneemen : dan in ’t midden van
Bloeimaand des volgendenjaars, als S16.
(8) de wegen alom opgedroogd en “
des tot het doen van dien togt be-
quaam waaren, zyn alle de Saxifche,
dat
'• r . ; i
f t
( 1 ) Adelmi Annal, ad ann. 814. In quo confliriu
& Kegiiifridus & unus de filiis G o d e fr id i, qui major
natu e ra c , interferius est.
Cbron. Turon. adann. 814. T u n c Karioldus & Re-
ginfredus reges D anorum, qui a filiis Godefridi v ie ti
& regno pulfi fu e ra n t, refumtis viribus iterum
cum eis pugnane, iterumque vincuncur. Rcginfridus
etiam ibi occiditu r quo f a r i o , Arioldus ad Ludo-
vicum Imperatorem fu g it qui ei auxilium fuum pro-
mifit-
( 2 ) Adelmi Annal. ad ann. 814. Quem ille fus-
ceptum in Saxoniara ire , & opportunum tempus
e xpe riare ju s f i t , quo ei ficuc p c t ie r a t , auxilium
ferre posfet.
( 3 ) K . Kolyn vs 133.
<Sn ti Mtmn oficcqimmcn
3 « 25?irangEU migcfpmmcii
an&c tjcmiiicn itmt Dc j5o?maimcn
©aan ùc lanQe / tit gelagrn
(2rii0fm jiiaaai:/ ZttI cnbc j^pmagcn
luen cn jinafc cn to?p SUsfcn
Ar, DIE GOI JEN HE TEN NEERSASSEN.
(4 ) M . Stoke in zyne inleyding vs i.
©ubcn iiochcn Ijocp it ocinagcn /
gDnt a l ’t lan t/ bcne&c j^pcmagm
JBilcn JScDcifapfcn ijict:
Stlfo al0 Die jlcocm iJcifcijtct
©an bcf iliaafen / cnDc Dan ben fiine
iDic toab bat JBcgtcnbe Tnic
2U(fo al0 fi bait in bic yet:
<©c6t jH'cItcnbe min no mcc
^ a t t torce itaufce of tee ©IDc.
( 5 ) In Diplom. Ludov. PH apud Edm. Martens Fe-
ter. Monim. Colisa, m v . tom. I . fo l. 62. D a ta V I I .
Calend. Novembris anno Christo propido s e c u n -
DO imperii Domni Hludovici piisfimi A u gu s ti, In-
diriione nona. Ariura N i u m a g a p a l a t i o r e g
i o , in Dei nomine fe licite r Amen.
(6 ) Adelmi Annal. ad ann. 815. Jusfum est ab
Im p eratore , ut .Saxones & Aborrici ad hanc expedi-
tionem prtepararentur, cencatumque in illa h y eme
duabus v ic ib u s , fi Albia tranfiri pocuisfet.
( 7 ) Ibidem. Sed mutatione fubita aeris m o llitie ,
g ia d e fluminis refoluca negodum remanfic imper-
ferium.
(8 ) Ibidem. D o n e c tandem, hyeme transaria cir-
citer medium fere Majum raenfem opportunum pro-
ficiscendi cempus adrifit.
I 2
f r i :
i
l i . u r i :
" T P