
- m
I fa i if Si
1 !« 5« ■
i ' f 4
beftaan, aanftonds te doen ophangen.
H o e ’t zy dees Christengeworde
Hertog gaf door zyn gedrag genoeg
te kennen, dat de Keyzer weynige
hulp van hem te verwachten hadt:
Wan th y gaf in ’tjaar achthonderd-
—A- vierentachtig aan die Noordmannen,
welken zieh in ’t voorgaande, volgens
het gemaakte vreedesverdrag
in ( i ) Kinmerland en Deenemarke,
zynde een gewest omtrent den Amftel
, gelyk wy hiervoor hebben aan-
gemerkt, met de woon hadden neer-
geflaagen, op een trouwloofe wyze,
wel ver van hen te beteugelen, in
tegendeel voile vryheyd gaf om den
Ryn op te vaaren ter beroovinge van
het naastgelege Graafichap Hameland,
’t gene onder anderen, de(2)
' Veluwe bevattede : en thans onder’t
Graaflyk bewind van eenen Everard
(3) ftondt, van wien de laatere Graaven
van het thans genaamde Holland
van den tweeden ftam afdaalen: als
uyt de nevensgeftelde geflachtlyst
is af te meeten.
De Noordmannen aldus in het Hamelandfche
Graafichap te Icheep
zynde gekomen maakten zieh meester
van Deventer, floegen veelen van
des zelfs (4 ) inwoonderen dood ,
en gaven, dat uytgeplonderd hebbende,
aan het vuur ten beste. Gevolglyk
veroverden zy ook Does-
burg,’t gene zy,naar hunneNoord-
iche gewoonte, met houte en aarde
wallen verfterkten, en alwaar zy dan
ook den geheelen winter bleeven:
ja zy zouden dien aangevangen inval
nog verder voortgezet hebben, byaldien
de Keyzer niet aanftonds Graaf
Henrik, die met zoo veel beleyds
over een gedeelte zyns legers voor
Haslou het bevel gevoerd hadt, derwaart
aan ’t hoofd van een talryke
krygsmagt hadt gezonden ; welke de
uyt Kinnim en Deenemarke gekome
Noordmannen in verfcheydene ont-
moetingen de eene nederiaag op de
andere toebragt en op die wyze fteeds
zoo naauw in hunne opgeworpene
( j ) verfchanfingen bezet hieldt, dat
z y , geene kans ziende om hun ver-
der roofzugtig voorneemen in ’t Ha-
melaadfche Graaffchap uyt te voer
ifzugtig '
fche Grt
ren, met den voortyd, naa 't ver-
branden hunner houte veftingwerken,
weer te rug, naar de aan hen voorheen
afgeftaane en langs de zee leggende
fanden van het thans genaamde
Holland, keerden.
Niet min trouwloos was het gedrag
van
i . / ' .
I -
' ii
J i f a J
F f
i •’ * Í
h [ f f
L i l i
i f f ’
1
/ " .1
i; ;
'.4
p i . ;
■ ;i / '
tmlJevtiflcii IÎÛEÎJ gel)oo?raem toefcn. cn mo.itc
mit ciiOc mit niocgcmljcpt ùaer toc ûtom*
■ei}ett/3ûc ùat Ijpfc ten Icgitcn lîcttoan. ©nOc
îjtDancfc ûacc toc Dat cllî man mo0tc ù^agcn ec*
nen ba0t om 3uncn Ijato tôt cen on&cvûamtScpt
ouûat mcnfcvccijictiocvt aanijangcnmocljtc/ 300
Umimcct 3P tot eenigen -tpt Ijem tegen ûcs üîo*
uingct mcgcntfieit üeifctten. * ^
( 0 Regin. Cbron. adann. 884- Eodem anno N o r tmanni,
qui in Chinheym & Denemarcam venerane,
adfenciente Godefrido Rhenum navigio ascendant,
r i Duisburch oppido o ccupa to munitionem in e o dem
lo c o more folito conftruunt & in ea to ta hye-
me refident.
(2 ) M . Alting. Notit. Germ. Infer, tom. I I . fo l.8 .
A m e l a n o e trattus cerræ e sc , quo continecur
Stevere, Lovenem, ©CtÙbeltc/ ^Iip tO em pc & I V .
forestæ feu © ic tljo ltcn . L o c i omnes pagi Feluæ;
liti patet ex diplomate Hcnrici I I I . lmp. c i o x l v i .
Cuju.s jam fa tta mencio ad Agastaldaburg r i poscea fiet
fæpius. Certum igitur A m e l a n d iæ & F e l u æ
quoddam commune folum e s fe , quod omne affirmare
non aufim: quia alcerutra latioribus finibus alteram
comprehendere pocuic. Q u i F e l u æ fines? videbi-
tur fuo loco . D e finibus A m e l a n d i æ v o x ipfa fidem
fa c ie , iis comprehendi Auchorum agros marginatos
flevionem lacum ambientes quafi ommeiaitDen u an ’t
flic.
( 3 ) J ' Eckbart de reb. Franc. Orient, tom. I I .
fol. 680. Ipfe interim E v e r h a r d u m c o m i t e m
H a m e l a n d i æ , cujus bona Godefridus diripue-
r a t , excicac.
( 4 ) .Annales Fuld. a i ann. 882. Nordmanni por-
cum , qui Frifiaca lingua T avenceri nominatur, ubi
ihnttus Lioboraus req u ie s c it, plui-imis in terfe ttis
fuccenderunt.
( r ) Regin. Cbron. ad ann. 884. Contra q u o s ,
Henricus dux castra pofuit r i nullacenus prædas age-
rc permific. Redeunte vernali tem po re , castris exus-
t i s , ad marítima loca fe recipiunt.
Annal. Fuld. ad ann. 882. Heinricus quoque misfus
esc contra Nordmannos, ibi pro sp e re , prouc
p o tu it , dispofitis rebus reverfus esc.
G g 2