
'■ l i /'■
■ ; , *■ 'I"
I .4 I'!
r i l l t * ! * ' '
Vervolgens den tienden ( i) dier
zelfde maand, de twee Koningen van
den anderen affcheyd genomen hebbende
, begaf zieh Koning Lode-
872. ^y Neef den
Keyzer, met wien hy (2) te Trente,
door de tusfchenkomfte van des
zelfs Gemaalinne Engelberge , een
Zeer geheyra verbond floot, uyt
krachte van ’t welke Koning Lodewyk
, tegen de belofte aan de hem
toegevloeide Lotteringfche Vazalen
eertyds gedaan, zyne te Herftalle
bekome helft van ’c Lotteringlche
ryk aan dien Keyzer, tot geen kleyn
ongenoegen zoo van Roruk enzyne
andere Lotteringfche vazalen als geenen
minderen argwaan van zynen halven
broeder Karel den Kaalen opdroeg.
Mids die wel bevroedde deezen
afftand alleen gefchied te Zyn,
om, b y ’t Kinderloos affterven van
dien K e yz e r, zieh van die hooge
waardigheyd en des zelfs Staaten
meester te maaken.
Dierhalve begaf zieh Karel de
Kaale, terwyl zyn Broeder Lodewyk
zieh met dat oogmerk in Italie
ophieldt, vanCompiegne den negen-
tienden van Louwmaand desjaars acht-
honderd drieenzeventig naar zeker
klooster(3), werwaart de Hollandlche
Hertog Roruk, verzeld van zynen
Neef Rudolf, insgelyks was aange-
knd, en met wie de aldaar gekome
Koning een geheym gelprek hieldt
zoo om te zien, o fh y die twee ontf
i ) A im n . ic gestis Francar. Lib. V . cap. 25. Pos-
tridie J fcilicec I V . idus ejusdem menGs fimul ice-
ruin.convenerunt & vaiedicences fibi m u tu o , ab in-
vicem discesfcrunt.
(2 ) Ibidem cap. 28. IpCe .(Ludovicus) ap u dT r ien -
tum cum Engilberga loquens, partem regni L o th a r ii,
quam contra Carolum a c c e p it , neglettis facramentis
inter eos padlis , fine confenfu ac confciencia hominum
quondam L o th a r ii, qui fe illi commendave-
ran t, clam reddidit.
.(3 ) Annal. Bertin. ad ann. 872. Compendio de-
niquc mo vens , X I I I Kalendas Februarii iter arri*
puit ad monasterium locucurus cum Rorico & Ro-
dulpho Norcmannis, rediturus in initio quadragefi-
m® iterum ad Compendium.
zaglyke Noordmannen kon in zyne
belangen brengen, als wel om door
hen de genegenheyd hunner onderhoorige
Graaven te weeten, en o f
die zieh met hem, tot het veroveren
van de wederhelfte van het door hem
voorheen afgeftaane Lotteringe, in
een verbond zouden willen inlaaten;
by aldien de K e y z e r , door deeze
overdragt van Koning Lodewyk, tegen
den zin van Roruk en der andere
Lotteringfche Grooten, thans van
’t zelve eygenaar geworden zynde,
te eenigen tyd kinderloos overleedt.
En mids op zoo gewigtig een ftuk
in deeze eerfte zamenkomst geen
verbond alsnog wierdt aangegaan,
200 begaf zieh de Franfche Koning
nog voor het eynde des zelven jaars,
in den fchyn van te (4) willen jaagen
naar’t bosch van Ardenne, doch
waarlyk, om de in ’t geheyra aangevange
handeling met den Hertog van
het thans genaamde Holland en des
zelfs Neef Rudolf, waar’t mogelyk,
tot een goed eynde te brengen, in
Wynmaand te fcheep langs de Maas
naar (5) Maastricht; mids de voorgemelde
Hertog Roruk insgelyks
aldaar gekomen was ; met wien hy
dan het voorgeilaage verbond trof,
en dus, ingeval de Keyzer kinderloos
overleedt, in zyne belangen wik-
kelde.
In deeze tweede zamenkomst was
Roruk wederom van (6) zyns Broeders
Zoon met naame Rudolf verzeld.
(4 ) Aimon. de gest. Franc. Lib. V . cap. 28. Carolus
aucem a Burgundia ad Gundulfi v illam, pjacicum
illu c , antea con ditum, habiturus Kal. Septembribus
rev e rcitu r, ubi aliquantisper immoratus, cum quce
fibi vifa fuere dispofuisfet, venandi gratia Ardennam
peciit.
(y ) Ibidem. E t o ttob rio menfe , navigio per mofam
usane T ra je ttum v en ien s , cum R o rico & Ro-
dulpho Nortmannis ( qui obviam ei navigio venerane )
locucus , Roricum fibi fidelem benigne fuscepit.
(6 ) Aiinal. Benin, ad ann. 864. Rodulfo Norcmanno
Herioldi filio.
Annal. Fuld. ad ann. 850. Rqruc natione Nordmannus,
qui temporibus Hludouvici Imperatoris cum
FRATRE H a r i a l d o ric.
zeid,welke, om zieh insgelyks voor
Karel te verklaaren zeer groote en
des ook zeer verre uytziende zaaken
vorderde, en dierhalve, zonder iet
bekomen te hebben, van ’ t gene
hy tot dat eynde verzogt hadt, we-
derwaardiglyk van hem ( i ) wierdt
afgeweezen. Zulks Rudolf ziende
zieh aldus veracht en waanende dit
door de opftookinge van zynen Oom
Roruk gefchiedt te zyn , zieh aanftonds
buyten het land, naar Deenemarke be-
873. gaf, alwaar hy eerlang eenen goeden
-— hoop, van zynen landaart by een kreeg,
met welken hy (2) te fcheep naar
'Vriesland, gelegen onder het gebied
van Roruk zeylde, en vervolgens aldaar
zeer groote verwoestingen aanrechtte,
ora de Vriefche inwoonders
van ’t Graaffchap van Abdagius te
noodzaaken van aan hem, even als
in eenen openbaaren oorlog, brandichatting
te betaalen. Dan die wel
ver van aan zyn gebod te gehoor-
zaamen, betuygden aan niemand anders
dan hunnen wettigen Koning Lodewyk
eenige fehatting verfchuld te
weezen; des liep ieder onder het beleyd
van zekeren Deenfchen Prins,
die voorheen al Christen geworden
103
was, en zekerlyk zyne hiervoorgemelde
O om , Roruk Zal geweest
zyn , gelykerhand te wapen , om
dien eerst a f en thans ingevallen
Noordman te bevechten. En hoewel
de aldus in de wapenen verfchee-
ne landzaaten vry minder dan de Deenen
in getal waaren, 200 ftelden z y
des te grooter vertrouwen op (3)
G od, en vielen met zoo ongemeene
dapperheyd op deeze ingevalle Noordmannen
aan, d a tzy , met onkomin-
ge van Rudolf zelf, nog achthon-
derd zyner landgenooten doodfloe-
gen , waarop het ontihoerde over-
fchot, als in ’t veld niet meer beftan-
dig zynde, in een naastgelege en op
den oever ftaande huys week, om
zieh, zynen gemaakten buyt en op
den ftroom gelegene fcheepen tot
het uyterfte te befchermen.
Eerlang dan zagen de afvalligen
zieh binnen deeZe betrokke ftandplaats
in ’t ronde berend, doch ook eerlang
onder de aanvechters eenen zeer
grooten twist wegens.’t voortzetten
der aanvechtingen ontftaan ;
zulks de Bevelvoerende Deenfche
Prins zieh aan ’t hoofd zyner benden
zettende, die aldus (4 ) aaniprak:
laat
/ i ) Aimon. de gest. Franc. Lib. V . cap. 28. E
duiphura , infidelia machinantem & fuperfiua 1
tencem, dimific inanem.
E t Ro-
expegences
(2 ) Herrn. Contrat. Chron. ad ann. 873. Normanni
Frefiam fuperbe clasfe petences & tributum exi-
ainisfo
jgn a v itti & Duce Riiddolfo , cum D C C C
cuntta pecunia multaci, turpirer redierunt.
Annal. Fuldenf. ad ann. 873. Menfe junio Hruo-
dulplius quidem Nordmannus de regio g en e r e , qui
regnum Ka roli prædis r i incendiis vastaverac, clasfem
duxic in regnum Hludouvici regis in comitatum
fc ilice t Abdagi ; misfisque nunciis præcepit habica-
toribus lo c i illius tributa fibi foivcre. Q u i , cum res-
pond is fent, fe non debere tributa pendere nifi Hlu-
douv ico regi ejusque filiis & fe nequáquam in hoc.
negocio e i asfenfum esfe præbicuros, ille vehementer
ira tu s , juravic præ fuperbia fe cunttis maribus occifis
mulieres r i párvulos cum omni fubftantia illorum in
captivitatem esfe dutturum, ignavus vindiftæ , quæ
eum de coelo erac fccucura.
C3) Ibidem. Statimque terram illorum in gresfus,
bellum adverfus eos inftauravit. Ufi autem dominum
in vo can te s , qui eos fæpius ab hoscibus lib e ra v ic ,
hosci infestisiimo armati o ccu r reru n t, confercoque
p ræ lio , ipfe Hruodulphus cecidit primus & cum eo
ottingenci v i r i , cæteri v e r o , cum ad naves effugere
non po cu is fen t, in quodara ædificio fe tutaci funt.
Q u od Frifiones obfidences conferebanc ad in vicem
fe quid dc cis facere debuisfenc. . , -
(4 ) Ibidem. Cumque diverfi diverfa dixisfent ,
unus Nordmannus, qui Christianus effettus longo
tempore cum eisdem Frifionibus converftcus e s t ,
r i ejusdem cevraminis..dux e ra c , cæteros h o c mo do
affacus est : 0 boni commilitones fufficit nobis bue
usque pugnasfe, quia quod modo ìios pauci contra plurimos
prcEvaluimus bostes, non nostris deputanàum est viribus
, fed Dei gratile. Scitis etiam quod oppido lasji fu-
mus, ut plurimi nosìrilm graviter vulnerati; Isti autem
qui hic intus latitant, indesperatione pojìtifun t, f i contra
eos pugnare cieperimus, nos eos (nor^ fine cruenta obtine-
himus viaoria. Ss autem illi fortiores extiterint / varius
enim eventus est pnelii) forfican nobis expugnatis, fe-
curi discedent iterum nocituri : Coiifuliius ergo mibi videtur
, ut obfides ab eis accipiamus, quosdam ex illis il-
Uefos abire patiamur ad naves, é f obfides interim reti-
neamus, donec mittant univerfam pecuniam, quam in
navibus retinent ; prius tamen priefiito facramento ne
ultra in regnum Hludouvici regis reàeant. Hujus ica-
C C 2 que