
f / i « ■■■*'
I f a l l« é ! ..
I ► )
f 1
, - i i l i } *
; r iä i
«41
. . i*-rm ■ ' ■ - f' ”•; M'
ii
ÿ l»
1*1
r 6 "Iff,
i« T
ë
V f P
Graaf van Kleef zoude geweest
z yn , zieh van haars Vaders goederen,
Z O O door hem als haare zuster
aan de Abtdy vanElte gefchonken
, geweldigerhand, hoewel maar
voor eenen körten ty d , meester
maakte. Mids zy zieh eerlang op
bevel des tegenwoordigen ( i ) Ke yzers
weer uyt het bezit der zelven,
als geenen man hebbende, die haar de
hand boven het hoofd hieldt, met
fchande gejaagd zag. Dierhalve om
in dit gebrek te voorzien, heeft z y ,
naa den raad haarer vertrouwlingen
gelnd te hebben, zieh eyndelyk met
den voorgemelden Baidrik, als met
wien zy reeds te voore eene opfpraak-
lyke gemeenzaamheyd gehouden
hadt, in huuwelyk begeeven: welke
daad, zoolang haare zuster leefde,
2y zieh wel zoude gewacht hebben ,
van ooit, mids de ongelykheyd van
geboorte, ln haare gedachte te neemen.
Naauwlyks was dit ongelyk huuwelyk
aldus voltrokken, o f men zag
den gemelden Baidrik op den raad
zyner Gemaalinne gewapenderhand
niet alleen het Dorp Elte inneemen,
maar zelf de in het klooster geweekene
dorplingen Zoo vinnig met allerhande
Ilingergevaarten bevechten,
dat daardoor niet min de altaaren ge-
ichonden, dan de verweerders genoodzaakt
wierden, hem dien genen,
op welken zyne Gemaalin wel het
meest'gebeeten was, in handen te
ftellen; zulks hy den zelven als in
zeegepraal gevanglyk uyt dat klooster
medevoerde.
Dit tweede voorval verhaastte dan
de hiervoorgemelde komst des Ke yzers
(2) te Nieumeege: werwaart
ook op zyne aanfchryving een zeer
groot getal zoo van Geestlyken als
der rondom gelegene Ryksvorsten,
om zoo gewigtige zaak naar vereysch
te onderzoeken, zlch tydig begeeven
hadt. En gelyk Baidrik, door de
tusichenkomfte van veelezynen vrienden
en het geeven van eene goede
zomme gelds, reeds vooraf des Key-
Zers tegen hem opgevatte gramfchap
gezust hadt, zoo zag men ook ftaande
deeze ryksvergadering het gefchil
wegens de begiftigingen door
Graaf Wigman aan ’t klooster van
Elte eertyds gedaan, volgens den inhoud
des volgenden (3) briefs, beilechten.
M den naam der Heylige en onverdeelbaare
Drieeenigheyd, Otto door
Gods gmßigzynde bermhartigheyd
Doorluchtig Keyzer der Romeynen. Indien
wy de plaatfen en kloosters, door de
Godsdienßige en Godtoegewyde perfoonen
gebouwd, door ons Keyzerlyk gezag
trachten te ßerken, zoo gelooven
wy dat dit buyten twyfel zoo tot wel-
' van ons tegenwoordig ryk als ons
tot
( 1 ) Alpert. de diverf. temp. L ib . I . cap. 3. Sed
non multo po st , expræcepco Ottonis tertii
Imperatoris cum dedecore expulfa , his adver*
ficatibus prævidcri c o g i ta b a t , ac confilio cum
fuis a c c e p to , cum po st virum priorem line oc-
cultatione capitis v ix is fe t, & cupienti fui copiam
non negasfet ; poscquam vidua lasciva fecundum
dirium Sanrii Apostoli diu luxuriata fu is fe t, ilium,
de quo fupra d ix im u s , Baldericura duxic maricum;
cum v ivente fo ro r e , neutiquam copulara alterius ne
mence quidem concipere auderec. N e c multo post
iniligante ilia , cum armata manu montem Eltne fubico
occupât. Cum oppidani repentino metu per-
culfi fuga falutem q u e reren t, in monasterio fe ab-
diderant ; expugnacoque monasterio & jaculis alcari-
bus crajeriis, unum, quem fibi inimicum exiftimari
vo lu ic , capcivum duxic.
(2 ) Ibidem. Sed cum id regi compertum fo r c e ,
graviterque farium ho c f e r r e t , deliftum B ald erici,
depJ rajcatorum au.x..i..l.i.o. p^ ec. unia eexxppiiaacum esc. R e x
v ero altiori con cilio imposterum lo c i illius llabilita-
tem prævidere v o len s , No vioma go con cilio in d ir io .
cum undique frequcntisùmi illuc convenirenc, trac-
tandum de prædirio lo c o ftacuic.
(■3) Pontan. H iß . Geldr. Lib. V . fol. 72. In nomine
Sanriæ r i individuæ T r in it a t is , O tto divina
favence dementia Romanorum Imperator Augustus.
Si lo ca v ei monasteria a religiofis perfonis ac D e o
devotis conftruria nostra Imperiali aurioritate corroborare
conamur, ho c procul dubio r i ad præfentis
nostri regni ftacum , r i ad æcernæ beacitudinis
præmium nobis profucurum fo re credimus. Quapropcer
omnibus in Christo fidelibus nostris fcilicec
præfentibus r i futuris notum esfe v olumus, quomotot
vergelding der eeuwige gelukzalig-
heyd ßaat te verßrekken. Daaroth
willen wy, dat het aan alle onze getrouwen
in Christus, te weeten de tegenwoordige
en toekomende kennelyk zy,
hoe ten tyde van onzen Grootvader, god-
vruch tiger gedachtenisfe, den ver go den
Otto Doorluchtigen Keyzer , Graaf
TKisman tot hulpmiddel zoo van zyne
als zyner voorouderen zielen, op zekere
plaats Elte, genaamd, een klooster en
vergadering van Godgewyde Maagden,
ter eere van onzen Heere Jefus Christus
en den Heyligen Kitus, volgens
de doorluchtige nyging zyner milddaadigheyd
heeft gebouwd; gelyk ook een
groot gedeelte zyner eygene goederen,
wier naamen hieronder flaan uytgedrukt,
■ midsgaders ook dat leen, ’t gene myn
Grootvader van godvruchtige gedachtenisfe
hem eerst te leen, cn naamaals om
zynen naarßigen dienst in eygendom gegeeven
hadt, gewillig in eygendom aan ’t
zelve klooster afgeflaan, en zyne dochter,
met naame Liutgard, tot Abtdisfe
over de andere godgewyde Maagden
aangeßeld. In ’t vervolg van den tyd
als de zelfde Graaf TKigman den avond
zyns'leevens bereykt en den tol der na-
tuure betaald hadt, heeft zyne andere
door hem geteelde dochter met naame
Adela dat voorheen afgefaane gedeelte
zyner goederen geeyscht enbeweerd, dat
haar Kader, volgens het Saxifche
recht, zonder haare bewilliging en toelaatinge
in ’t geheel geene overgiften
kon doen , en dierhalve de gedaane
gift haars Kaders voor onwettig ver-
klaardt. De beroerenisfen wegens dit
gefchil hebben tot de tyden van onzen
zeer beminden vader geduurd en hoewel
onze welbeminde Kader uyt al zyn vermoogen
den wortel dier gefehillen heeft
getracht uyt te rooijen , zoo heeft hy
dat echter , tot dat hy het leeven eyn-
digde, geenszins tot een goed eynde können
brengen. Een zeer langen tyd daarnaa
ah de Abtdis' van ’t zelfde klooster
,te weeten de dochter van den voorgemelden
KKigman, den weg van alk
vlees hadt ingegaan, en eene andere in
haare plaats, volgens het recht van ons
Keyzerlyk gezag, fiondt op te volgen,
zoo hebben wy in ons hof, ’t gene Nieumeege
genaamd wordt, eene zamefpraak
bevokn en aldaar ten minfen van dus-
daanige beroerenisfen een eynde gemaakt.
Baidrik Gemaal van de voorgemelde
Adela heeft dan volgens onze begeerte,
aanmaaninge en verzoek, het gemelde
klooster, ZOO met zyne eyge als zyner Gemaalinne
hand, openlyk in onze hoede
gefeld, en is met eene flo k , gelyk het
de gewoonte by de leeken is, van de ge-
fcbilgoederen.eens uytgegaan; ten eynde
wy volgens ons Koninglyk gebod, en ’t
bevel onzes briefs een zoodaanig goed-
dunken van vryheyd voor eeuwig aan
dat zelve klooster zouden geeven, gelyk
wy weeten, dat de andere vergadedo,
temporibusAvi nostri piæ memoriæDiviOchonisIm-
pcratoris Augusti, Wichmannus Comes pro animæ fuæ
remedio fuorumque parencum , in quodam loco Al-
tenis dirio Monasterium & Sanriimonialium congre-
gationem in honorem domini nostri jh efu Christi
r i Sanrii V ic i, amplifico benignitatis conamine conftru
x it , nec non magnam certæ proprietatis fuæ
p a rtera, cujus nomina infra tenencur, fimul ri beneficii
, quod dilerius avus noster piæ memoriæ e i
con ce sfic, in beneficium poscea pro fervituce fedula
fibi condonavit in proprium ad edi libencer contradi-
dic monasterium , fuamque ipfius filiam , nomine
Lutgardam, cæteris monialibus præconfticuic abba-
tisfam, fiiccedence v ero tempore cum idem Wichmannus
Comes Temei ad vesperam mortis inclinasibc pe-
nicusque naturæ concesfisfec, altera fuæ procreacionis
filia nomine A d d a , quondam proprietacis jam tra-
/ / . D e e l
ditæ partem exposcens, dicen sque, quod pater ejus
fecundum Saxonicam legem absque ejus confenfu &
licentia nullam potuisfet facere tradicionem , cocam
patrisfui donacionem perduxic in crro rera. Hujus ita-
quefedidonis perturbatio usque ad cempus dilerii pacris
nostri perdurabat, ipfeque noster caricativus pater
eandem concendonis çladem extinguere pro viribus
infudabat, r i h o c quoad ipfe vicam fin iv ic , minime
ad unguem usque perduxit. E x a rio aucem longo
temporis in te rv a llo , cum ejusdem mon.asterii Ab batisfa
prædculati v idelicet Wichmanni filia univerfte
carnis viam incrarec, aliaque in ipfius locum imperialis
nostræ potescatis jure accede rec, in palatio
n o s tro , quod dicitur Novimagiim nimirum, jusfimus
fieri colloquium, ibique falcem hujuscemodi fedidonis
fecimus finem. Baldericus enim prædiriæ maritus
Adelæ pro nostra volúntate , exhorcacione fimul &
Kkk , p « i-
■'T !
, 1 . 1 " "
» t
'.1 .
k''l ' "
. -