
i iT
iltik
aldaar befchreeven Herfsdanddag by
te woonen, op welken, als zynde
algemeen, des ook uyt alle de oorden
van een zoo wyduytgebreyd ryk
de toevloed zoo van Geestlyken als
werreldlyken ongemeen groot was.
Aan wie de Keyzer ftraks het ongemeen
(s) voordeel, 't gene het Christendom
hy het vervolg uyt de zeldzaame
bekeering van zoo veele Vorstlyke per-
foonen te wachten hadt, op ’t lee-
vendigfte niet alleen voor oogen ftelde
, maar wel byzonderlyk de daar-
tegenwoordig zynde Bisfchoppen en
Abten belastte van naar bequaame
Geestlyken ieder in zyn kerkgebied om
te zien, ivelken den Christengeworden
Koning naar des zelfs (2) Noordfche
landen zouden verzellen, zoo om den
Christen geworden Vont door hunne
voorbeeldlyke deugd in nieuw aanvaarde
geloof te vcrflerkcn , als ook om dat
aan des zelfs Heydenfche onderdaanen,
onder de Koninglyke befeherming, met
den hehoorlyken yver, te preeken.
Ieder prees wel 200 godvruchtig
een voorneemen des Keyzers, doch
verklaarden alle de aldaar verfcheene-
ne Geestlyken ( 3 ) niemand te kennen
, welke zieh tot die voorgeßaage
bediening, mids der zelver gevaarlyk-
heyd, zoude willen laaten gebruyken.
Wala Abt v a n ’t nieuw Korbye, ’t
gene dees Keyzer in ’t jaar achthon-
derdvyftien ( 4 ) in Saxenland ( 5 )
gefticht hadt, betuygde (6) eyndelyk
eenen Monik, met naame Anfiha-
rius , in zyn klooster te hebben, welke,
als zynde van geene mindere ge-
leerdheyd dan van een voorbeeldlyk leeven
, zekerlyk zoo gevaarlyke bediening
zoude aanvaarden. Dees wierdt (7)
dan ten hove ontbooden, en, Lodewyk
vervolgens uyt zynen eygen
mond verftaande, hoe by bereyd was
Jyn leeven voor de geloofsuytbrcyding van
eenen God op te offeren, die om hem te
verlosfin het zyne vooraf aan kruys
ten beste gegeeven hadt, deedt hem en
nog eenen, met naame Autbert, die
hem als raedehulper, volgens zyne
gedaane (8) verkiezing , derwaart
verzellen Zou, en dit alles in ’t leeven
van Anlcharius zelf zeer omftan-
dig befchryft, de hen noodig zynde
(9) kerkvaten , eetwaaren , kisten,
tenten en voorts alles, wat tot het
doen van Zoo lange reyze vereyscht
wierdt, ten Ipoedigfte verzorgen.
Aldus alles zynde vervaardigd, begaf
( i ) Vita Anfcbarii cap. 3. D c ho c itaque prædic-
tus Augustus in publico conventu opcimatum fuo-
T um , cum facerdotibus cecerisque fidelibus fuis
omnes rogare.
congregavit cccnobium, inter quos priEcipueis le-
gitur fanriisiimus Pater noster ac Philofophus Christi
Ansgarius.
trattare c c c p it , & uc fibi aliquem ad tale opus & (6 ) F ita Anfcbarii cap. 3. Abbas monasterii vestri
voluncarmm & condignum jn v em ren t , follicitius W a la , qui memoralo Imperatori dixic unum fe fcire
monachum in monasterio fu o , qui multo ardore c ir ca
divinam religionem fe rv e r e i, ac pro De i nomine
multa pati defiderarec :cujusque pariter inllitutionem
ac mores laudavit r i quod ad h o c opus fads esfec
idoneus judicavic.
( 7 ) Ibidem cap. 3. Jubente rege evocatus eft ad
palacium Anfcharius.
Ibidem. Cum ab ipfo (Imperatore') incerroga-
recur ucrura pro D e i nomine , caufa in gencibus
Danorum Euangelium prsdicandi comes fieri vellec
H e r io ld i, omnino fe velie conftantcr respondic.
(8 ) Ibidem cap. 3. §. 12. Cujus perfonam, cum
Abbas inquirercc, & ille fratrem Autbercum no-
minaret.
(2 ) Ibidem. Cccpit diligentius quærere fi quem inve-
nirec fanftæ devotionis v irum , qui cum eo ire posf
e t , eique continuo adhæreret, fieretque illi r i fuis
ad corroborandam, fuscipicndamque fidem Domini
magister dottrinæ falutis.
( 3 ) Ibidem. D e h o c icaque prædittus Augustus in
pub lico conventu opcimatum fuorum, cum facerdotibus
ceterisque fidelibus fuis trattare c c cp it, & uc
fibi aliquem ad taie opus r i. voiuncarium & condignum
in venirent, foilicitus omnes rogare.
(4 ) Annal. Corbejenfes ad ann. 8 i j . Kal. Jiilii in
folempni cu r ia , quam in Pacherfarun habuit Lothe-
Avicus, Karuli filius, fundatio Corbejæ Sa xo n icæ ,
ob vocLim patris & laudabilem pietatem r é g is , decreta
& coepta est.
(5 ) Adami Erem. H iß . Lib. I . cap 15. Luthewi-
cus Imperator novam in Saxonia C o r b e j a m exor-
fu s , religiofisfimos Franciæ iDonachos , ad illud
(9 ) Ibidem cap. 3. § 13. Ipfe (R e x ) dedic eis &
ecclefiascica ministeria & fcrinia acque ccntoria cæ-
teraque fubfidia, quæ t a n to 'itineri videbancur n&-
ces faria, & cum præfaco Harioldo ire præcepit.
gaf zieh Heriold , naa hy van den
K e y z e r , de Keyzerin en het geheele
Keyzerlyke Huys op de allerte-
derfte wyze affcheyd genomen, en
zynen ( i ) Zoon en Neef tot pandsluyden
zyner beloofde trouwe by den
Keyzer gelaaten-hadt, nevens zyn
overig Vorstlyk gevolg en in ge-
zelfchap der twee her voor gemelde
Geestlyken van Ments op reys: welken,
mids die in ’t eerst te land ge-
fchiedde, en Heriold (2) en zyn
gevolg nog van eenen vry woesten
aardt was, ftraks al den last van het
op zieh genomen bewind gewaar
wierden. T e Kolen nogthans voorzag
hen de Bisfchop (3) Hadebold
niet alleen van alles; aan ’t welke zy
reeds onderwege gebrek gehadt
hadden , maar liet hen in een
Ichip twee kamertjes ten fpoe-
digite vervaardigen , in ’t welke
z y met meerder gemak de aange-
vano-e reys te water zouden können
voortzetten. Heriold zelf (4 )
nam in een dier twee vertrekken
zyn verblyf, kreeg gevolglyk ,
met die twee (5) Geestlyken ge-
meenzaamer omgaande , meerder
achting voor de zelven , en dus
Anfcharius ook de hem noodig zynde
beicherming van dien Vorst.
Aldus zakte Heriold, en zyn vorder
gevolg längs den Ryn naar het
aan hem afgeftaane (ö) Duurftede
af, nam het zek'e in bezit, en zyne
verdere reys , door de overige aan
hem afgeftaane Vriefche Staaten, te
land naar zyne gereed leggende vloot
voortzettende, fcheepte zieh nevens
zyn geheel huysgezin op dc zelve,
ftak aanftonds, mids de winter (7 ) ■
op handen was , van de thans genaamde
Hollandlche kusten in ze e ,
en keerde aldus, nog voor het eynde
deezes jaars, zonder eenige ramp
op dien togt geleeden te hebben, Ln
zyne Noordiche ryken te rug.
Hier hadt Anfcharius ftraks het geluk
van verfcheydene Jutlanders te
doopen, welken tot het aanvaarden
van het Christengeloof, door ’t voorbeeld
hunner landgenooten, die dat
(8) te Duurftede voorheen reeds gedaan
hadden, waaren aangefpoord en
overgehaald; Zoo tot geene kleyne
vreugde der wederzydfche volken,
als ongemeenen aanwas van den
reeds zoo bloeijenden koophandel
van Duurftede zelf; ter oorzaake
deeze Christengewordene Jutlanders
zieh nu buyten alle vrees (9) naar
die
( 1 ) E . Nigellus de rebus Lud. P ii Lib. I F . vfu 625.
F ii iu s , acque nepos ipfius regis in aula
E xcu biis v ig ila n t , t ’rancica jura colunt.
Heroldus dapibus variisque refertus r i armis
Per mare fiuttivagum propria regna petit.
( 2 ) F ita Ancbarii cap. 3. § 13. Herioldus q u o qu e,
cu i commisft fu e ran t, adhuc rudis & N e op liy cu s,
ignorabat qualicer iervi De i trattari debuisfenc. Sui
quoque tunc nuper c o n v e r fi, r i longe alicer educati
, non multa fuper eos cura incendebant. Cum
g ra v i itaque difficukate hanc fufcipientes peregrina-
tionem , pervenerunt Coloniam.
(3 ) Ibidem. U b i tunc temporis venerandus antis-
tcs Hadcboldus compaciens eorum necesfitati d e dic
eis navem opciraara ubi fua rep one ren t, in qua
erant duæ manfiunculæ fatis optimæ præparatæ.
(4 ) Ibidem. Herioldus c o n fp icien s , elegie in eadem
navi cum illis mancre uc ipfe u n a , r i ¡Ili poci-
rentur altera manfiuncula.
( 5 ) Ibidem. Sicque inter eoa familiaritas cæ p it ri;
bcnevolen tia crescere fui quoque e x hinc fervitium
eis diligentius impendebanc.
(6 ) Ibidem. Inde ingresfi per Dorstaclum r i vicina
I L DseL
Frifonum tranfcun tes , ad confinia pervenerunt Da-
norum.
F ita Anfcbarii metrica cap. 20. vfu 20.
t l in c per Dorftadum Frefonum prastereuntes,
Proxima Danorum fistunc in litto re naves.
( 7 ) E . Nigellus de rebus Lud. P ii Lib. I F . vfu 621.
E t jam v e la vocan t auvte, ventusque morantes
A rg u ir , acque hyemis figna tremenda monec.
Navibus tequacis camdcm velisque novacis
Cum licita Heroldus intrac honore ra tem . . . .
Heroldus dapibus variisque refertus r i armis,
Per mare fiuttivagum propria regna petit.
(8 ) F ita Anfcbarii cap. 1 1 . § 42. Mu lti namque
ibi ancea erant Ch r ìs tian i, qui v el in Dorftado vel
in Hammaburg baptiMci fuerant............................q u o rum
exemplo multi quoque alii & viri r i feminie re litta
fupcrftitiofa idolorum cultura ad fidem Domini
con verfi bapcizabancur.
(9 ) Ibidem. Fattumque eft gaudium magnuin in
ipfo lo c o , ita uc eciam gencis hujus homines abfque
ullo p a v e r e , r i quod antea non lic e b a t , r i nego-
tiatores tam hinc quam e x Do rftad o vicum ipfum
libere e x p e tc r e n t , r i hac o cca fione faculcas cotius
b o n i inibi exuberaret.
o
' i f i ' f vf j i; I
Eif I
/ii’Ì