
/H ii ieqlfeìip,ir
' / / / ’ i'
H- í!
laatfte, volgens het gebruyk dier tyden,
in welken men zieh inbeeldde
den Hemel als te können bekomen,
door’t afftaan van een gedeelte zyner
goederen aan de in de kloosters leevende
Geestlyken , daarom aan de
Abtdye van Sint Peter, gelegen op
den Blandynsberg , rnids in haare
kerke zyner Gemaalinne lyk ter aarde
befteld was, het Dorp ( i) Desiel-
berg, raet des zelfs Kerklyke rechten,
lyfeygenen, landen, beemden, vis-
ieryen, en voorts alles, wat hem in
’t zelve toebehoorde, voor eeuwig,
ten overftaan zoo van zyner geweeze
Gemaalinne Vader, als van z y nen
eygen Zoon Dirk, tegenwoor-
962. dig Graaf van Holland Kenmerland
en Westflinge, in ’t volgende jaar;
afftondt; als uyt deezen giftbrief}2)
is af te meeten.
In den naam des Kaders, des Zoons
en des Heyligen Geests, midsgaders
der onverdeelbaare Drieeenigheyd. Als
de wyshepd van den Almagtigen Kader
, desgelyks de Kracht en het IKoord
Gods alle weezens door een enkel woord
en gebod uyt niet fchiep, heeft zy zonder
uytzonderinge aan alle fchepfelen
voorgefchreeven , dat het maakfel den
maaker zoude gehoorzaamen.
Als nu alles door den grootflen en
goeden God zeer goed gefchaapen te
voorfihyn gebragt was, heeft by dat
aan des menfchen gebruyk onderworpen
, welken hy tot die verhevenheyd op-
voerde, dat hy den zelven Gode gelyk
maakte en boven al het door hem gefcha-
pene op de aarde flelde.
Maar wee de naar de aard gebooge
gemoederen! welken ontbloot van het
Hemelfchevan hunnen Scbepper ontaar-
den! A l zoodaanig Scbepfel zal ver-
gaan, ’t gene t’ eenigen tyd in zieh niet
gewaar wordt, dat het van ’t quaade
moet afwyken en het goede doen.
JKaarom, op dat de Mensch, dien
God zelf gefehapen heeft, niet geheel
vergaa, heeft hy den Mensch aangenomen
, en dien boven het Hemelfihe verheven
. . .
Koorts heeft hy den weg geleerd,
hoe, aan den ootmoedigen van geest cn
liefdegiften doenden, de ingang, tot de
Hemelfche verblyven opepfiaat, en hoe
wy ,voor het Aardfche, het Hemelfche
können vermangelen.
IKaarom ik in Gods naam IKig-
man, door Gods genade, en niet door
myne verdienflen, Graaf, blaakende door
de liefde tot de Hemelfihe ervenisfe, en
wenfchende een kleyn gedeelte der Z a ligheyd
nevens die genen te bereyken,
welken, naa ’t -wettiglyk overleveren
haare ervelyke goederen aan den Heerc
reeds de Heme fche erfbcuring bereykt
heb-
I S S ] E S S I
( 1 ) Notes M im i in Codic. donat. piar. fo l. 46.
T hasla v illa nunc D e s fe lb e rg , vicus prope Gan-
davura.
( 2 ) M im i Codex donat. piar. fo l. 45. In nomine
patris r i filii r i fpiritus fa n r ii, & in dividu s trinitatis.
Cum omnipotentis pacris fapientia , eademque &
v ir cu s , r i vcrbura D e i , cunria esfentia con ftitu it,
c x n ih ilo , folo verbo & im p e r io , univerfalicer hoc
omni crcaturæ con ftitu it, uc fa rium fequerecur fac-
torem.
E c cum jam cunria procesfisfent valde bona a
fummo r i bono De o c r e a ta , omnia fubdidic ufui
h om in is , quem in hanc excellentiam com po n eb a t,
uc confimilem D e o faceret & univerfis a fe fuper
terram creatis præferret.
Sed væ curvæ in cerris animæ & cælestium in an i,
degeneranti a fuo fa riore i Deperir omnis e a Creatu
ra , quæ nec aliquando per fe animadvercic, ut
dedinarec a malo r i fa ceret bonum. Unde ne homo
penitus p e r ir e i, quem ipfe crea vit D e u s , hominem
in d u it, quem etiam fuper cælestia exalcavic...............
Præcerea documenta d ed ic, quomodo fpiritu hu-
m ilibu s , r i eleëmofynam facientìbus paterec ingresfus
cælestium ædium, r i qualiter de terrenis negotiaremur
cælestia...................
(^ ap ro p c e r in D e i nomine e g o W icm a n n u s , grada
D e i , non meis meritis C om e s , fiagrans amore
cælestis hæ red ita tis , cupiens adipisci quandam par-
ticulam beacitudinis, cum h is , qui patrimoniis fuis
Domin o legaliter traditis cælestem pervenerunt ad
hereditärem, falubre h o c mihi vifum esc uc e x b o n
i s , a clemente Domino mihi collacis , aliquam pro-
viderem æcernæ felicitacis mihi portionem.
Id circo ad Monasterium Blandinium a fanriæ re-
cordationis patre Amando antiquitus conftitutum r i
in hono re principis Apostolorum P e t r i , doriorisque
gentium Pauli confecracum, ubi requiescunc corpora
S S . W an d re g ifiii, A n sb e rd , V u lfram p i, Archipræfulum
hebben, voordeelig geoordeeld heb, dat
ik uyt de goederen, door den goedgun-
ßigen Heer my verleend, aan my ook
'zeker gedeelte der eeuwige zaligheyd
zou verzorgen.
Hierom ten behoeve van het Klooster
Blandirne, ’t welk van oude tydyn door
Kader Amandus hcyliger geheugenisfi
geflicht en ter eere van Peter Prins der
Apostclen, en van Pauwel Leeraar der
Heydenen, toegewyd is, en alwaar be-
rusten de lighaamen van de Heylige
Aartsbisfiboppen IKandregifilus ,
Ansbertus , Kulframnus, nevens de
zalige Maagd van Christus Amalber-
ga, wiens beflierder en Abt is de Gods-
dienaar TKomarus, hebbe ik, over leggende
en bevroedende, door het ingee-
ven van Gods Hemelfche goederlieren-
heyd, toegefihikt en overgegeeven aan
God den Heere, zynen Heyligen Apostel
Peter en de andere aldaar herusten-
de Heyligen, en aan de dienaaren Gods,
welken in de zelfde plaats nu tegenwoordig
en in het toekomendefry den zullen,
het gehugt van myn vry recht, genaamd
Thasla, met het kerkrecht, de flaaven
bouwlanden, beemden , iveylanden, bosfchen
enalle erven, die’er aan behooren
en al wat ’er te verwachten is , als een
deel der voorzyde ervenisfe.
D it alles, gelyk ik boven gemeld
hebbe ,overgceve, draage, entoefchryve
ik aan het zelfde eerivaardige klooster
Blandinic tot hulpmiddel myncr ziele cn
myner overleede Gemaalinne Liutgard,
en myn recht afftaande, voorfihikkc cn
geeveik aan dat klooster den,.eygendom,
van het recht en de magt over de zelve
plaatfe, op dat die zelve dienaaren
Gods dit van nu af en voorthaan tot
hevordering hunnes voordeels ontfangen,
hebben, houden en bezitten, zonder ie-
mands .betwistinge o f tegenfpraake ; ten
eynde die zelve Gods dienaaren, aldaar
leevende, volgens den regel van S. Be-
nedictus, en God vrymoediger en god-
vruchtiger dienende, voor my en myne
thans overleede Gemaalin en alle iny-
ne voorzaaten de goedertierenheyd van
God Almagtig en van zyne Heyligen
verbidden.
Dan zoo eenig lasterend tegen-
fpreeker van myne naazaaten, erfgenaamen
o f achtercrfgenaamen, eenig
vreemd perfoon ('het gene ik niet den-
ke , dat zal gcfihiedcn) tegen deeze
myne overgifte wilde opfiaan en het
gene met bet gezag van veelen geloovi-
gen bevestigd is, krachtloos maaken, dat
hy in de gramfchap vervaile eerst van
dc Heylige Drieeenigheyd en van de
Heylige Moeder Gods Maria , van
Sint Peter en voorts van alle de Heyligen:
dat hy voor zyn ongelyk onderworpen
zy aan de cewwige vervlockings
lum cum beata Christi virgine Ara alberga , cujusque
r e f to r exftac & Abbas D e o dcvocusW_omarus,cogi-
tans ac percrarians, fupcrna D e i infpirance d emen t
ia , delegavi & tradidi Domino D e o , fanriisfimo
ejus Ap os to lo P e t r o , ac ceteris fanriis ibidem re-
qu ie scentibu s , acque fervis De i in ipfo lo c o , nunc
& in futurum milicaturis, raei villam juris Tbaslam
dir iam, cum E c c le fia , mancipiis, cu ltu r is , pracis,
p a scu is , filva & omni hæ red ita te, quæ ad ipfam re-
fp ic ic , & quidquid fperatur pars prædiriæ heredi-
tatis.
Hæc, omnia , ficut præfatus fum , ad idem venerabile
Coenobium Blandinienfe pro remedio animæ
raeæ r i conjugis meæ defunriæ Lu icga rd is, trad o,
transfundo atque tranfcribo , & de jure meo cedcns
c i , juris potestatisque dominium ejusdem loci de-
ftino atque c o n c e d o , ut ipfi fervi D e i amoclo r i deinceps
hæc recipianc ad utilitatis fuæ proferium , habeanc,
len e an t , posfideanc absque • ullius concradic-
I I . Dee}.
rione v c l refragatione: quacenus, ipfi fervi D e i ibidem
fecundum regulam S. Benedirii v iv c n r c s , D e o que
fervientes liberius r id c v o c iu s pro me r i conjuge
mea nunc defunria , cunriisque prædccesforibus
meis omnipotentis D e i , Sanriofumque ejus exorenc
clemenciara.
Si v ero , quod futurum minime credo , quisquam
de fuccesforibus m e is , heredibus, auc prohcredibus
injuriofus co n tra d ir io r , feu quælibec extranea perfo-
na tradicioni meæ contraire v o lu er it , r i infirmare,
quod mulcorum firmacum est fidelium aurioricacc, in-
primis S. Trin ita tis r i S. D e i Genecricis M a r iæ , B.
r e t r i , ac deinde omnium Sanriorum iram in cu rrac,
o b offenfam, perpetuæ malcdiriioni fu b ja c e a t, r i
partem habeac cum iis qui heredicatem Domini vq-
luerunc delere in terra. T amen iniqua præiumptio
non obdneac e# e r ium , fed hæc nunc traditio firma
permaneac r i inèonviilfa. . . ...............
Arium publice in monasterio Bland inio , kalendis
Ddd
i;' ' ■ ■ il
T ’"» .f f .
l i t .
T è i