k . ' i r ,
' k;ii¿
D U T
' p / l
! ¿ l/ !Í ■. Ipi'íj ..
: ■ ' 0
1 * 1 , | |
ü l í
fpraake. En op dat de fland van dit.
Klooster van aller tegendingeren geweld
blyve oHbefchaadigd, cn zoo als het de
Graaf EKignian gefticht heeft, zal ieder
jaar een pond zilvers tot het graf
van Sint Peter, Prins der Apostelen,
te Rome opgedraagen worden. Eyndelyk
die Abtdis met al dat haar aangaat
zal altyd ons gebied ottderdaanig zyn,
en onder onze Koogdy ftaan, op dat het
de Abtdisfe en haare Znsters te liever
behaage altyd voor ons te bidden. En
op dat het gezag deezer onzer gifte
flandvastig en le geloofwaardiger zy by
de geloovigen van Gods Heylige Kerke,
en by onze getrouwen te vaardiglyker
worde onderhouden, hebben PHy dit
tegenwoordig gebod doen hejchryven, en
met onzes rings indruckinge bezegelen ;
het welk wy met onze eyge hand hier
onder hebben bevestigd.
Teken van den Heer Otto den
grooten, doorluchtigen Keyzer.
Ik Hildebald Bisfchop en Kanfellier,
'in de plaats van den Aartsbisfchop
TKillegizus, heb het overzien. Gegeeven
den achttienden van wintermaand in
’t jaar van des Heeren menschwordinge
negcnhonderdnegentig, de zesde indic-
ti'e, in het tiende jaar der regeeringe
van Otto den I I I . , doch het derde zyns
Keyzerryks. Kergund op het hof te
Nieumeege.
Dan terwyl de Keyzer zlch aldus
tot het regelen 200 van deeZe als verfcheydene
andere hoogwichtige rykszaaken
eenige maanden fiaa den anderen
te Nieumeege ophieldt, wierdt
zyne ( i ) bewindvoerende Moeder
Theophana eyndelyk op dat hof door
zoo treffende ziekte aangetast, dat
die Vorstin nog den zestienden van
Zomermaand , tot geene kleyne
droefheyd 200 van den jongen K e y zer
haaren Zoon, als van de van
alom toegevloeide Ryksprinfen, aldaar
het eynde haarer dagen bereyk-
te. Zulks haar ly k , bygeleyd door
alle de op dien landdag beichreevene
Grooten, volgens haare begeerte,
naar Kolen gebragt, en in de Koninglyke
Kloosterkerk van Sint Pantaleon
( want die was door Bruno
( 2) Oom van haaren geweezen Gemaal
gefticht) volgens haare begeerte
ter aarde befteld wierdt, naa dat
haare uytvaart door Evergerus, Aartsbisichop
dier ftad, op eene Koninglyke
wyze gehouden was.
Immiddels ^eftierde Egbert des
Graaven van Hollands Halvebroeder
de hem aanbetrouwde Aartsbisichop-
lyke kerk van Trier alsnog met ee- '
nen gelyken yver federt zyne te rug-
komfte uyt Italie; vanwaar hy onder
anderen het gebeente (3) van Sint
Seb
u rd io , quacenus ip fam , fororesque ejus pro nobis
jugicer exorare melius deleftec. Ec uc hæc noscræ
concesfionis auchoricas obtineat firmicacem & a fanc-
tæ De i ecclefiæ fidelibus nostrisque melius credatu
r , & diligentius obfervecur, ho c præfens præceptum
confcribi r i annuii nostri impresfione figillari
jusfimus , quod r i propria manu fubtus firmavimus.
Signum Domini Occonis magni Imperatoris augusti.
Hildebaldus Episcopus Cancellarius v ic e W illegis -
z i Archiepiscopi recognovi. Datum quinto decimo
Kaiend. Januarii, anno dominicæ incarnationis no-
ningenceìimo nonagefimo , fexca in d iz io n e , decimo
Anno autem tertii Ottonis r e gn a n tis ,Imperio v ero
tertio , Datum in palatio Noviomagi. Amen.
( 0 Annal. Saxo ad ann. 991. Hugo v e ro cura
eadera Imperatrice, filioque fuoquocumque proficis-
cuntur famulando profequicur, usque dura Niuma-
gun perventum est ; ibi ergo dura quali corapede
totum fua dicione colleg isfet Imperium, confumma-
to in bonis v itæ fuæ cu rfu , quod est dirium mifera-
b i le , immatura morte disfolvicur X V I Kalendas
ju l i i , indeque Lugubri Imperatoris filii fu i , cetero-
ruraque fuorum fidelium coraitacu e v e r ia , ad urbem
defercur Agrippinam & in ecclefia fanrii Pancaleonis
m a rty r is , uc ipfa decreverac fepulca e s t , ab Ever-
gero Colonienfi Archiepiscopo , præfente f i lio , ac
multa pro remedio matris fratribus largience.
(2 ) Fita Brunonis Arcbiep. apud Leibnitz, tovi. I.
fo i. 282. icem Herm. Corn. Cbron. apud Eccard tom.
I I . fo l. 532. Bruno Archiepiscopus C o lo n ien fis ,
fecundum Sigebercum, Coenobium S. Panthaleonis
confiruxic in urbe C o lo n ien fi, magnis bonis ipfum
docans r i dicans.
(3 ) Gest. Trevir. Arcbiep. cap. 9. Cum Occonc
magno & gloriofisfimo Imperatore Augusto , cujus
conjux Theophanu in Italia per trieiinium fe re con-
i l i t u t i , multa-fanriorum Corpora colleg e run t, quæ
ad
Severus, voorheen inde Tarrentyn-
fche valey begraaven , midsgaders
die der Bloedgetuygen Gregoor en
Pontiaan hadt medebragt. Dan door
eene ongemeene droogte des jaars
negenhondcrddrientachtig ( i) ziende
de inwoonders zyns Bisdoms met
een misgewas van eetwaaren en gevolgelyk
met eenen daaruytvoort-
fpruytenden hongersnood gedreygd,
heeft hy in de derde week naa (2)
belooke Paafche drie vast- en bededa-
gen,onder ’c doen van ftaatlyke om-
megangen met kruyfen Zoo langs de
valeijen als de wegen zyns Bisdoms,
voor den goeden wasdom der aard-
vrugten jaarlyks ingefteld; en welke
door hem aldus in zwang gebragte
bededagen, alsnog op den zelfden
tyd des jaars onder den naam van
kruysdagen, mids de aangekondig-
de ommcgang met het draagen van
kruyfen gefchiedde, tot den huydigen
dag toe nog jaarlyks in de
Roomfche kerk gevierd worden.
Voorts hebbende eene kapel, ter
gedachtenisfe van den Apostel Andries,
in het noorde gelegen aan de
rechterzyde zyner kerke (3) gefticht,
liet hy niets onbeproefd om, waar
’t moogelyk, eenige overblyflelen
der voorheen aldaar begraavene Bisfchoppen
te ohtdekken , welken,
om hun uytmuntend leevensgedrag,
doorde onderhoorige ledemaaten zyner
kerke reeds als Heyligen gevierd
wierden. Dierhalve verfcheyde werk-
lieden tot het roeren van den grond
(4) door hem zynde aangefteld,zoo
ontdekten die dan ook eyndelyk in
’t kerkhof van Eucharius het gebeente
van Celfus in eene krytfteenige
kist, zynde met eene marmere zark
overdekt, op welke des overleedens
graaffchr-ift in zes Latynfche dichtre-
gelen wydluchtig gefteld was. Dierhalve
hebbende de ontdekte (y) kist
verzegeld, en by de Zelve ter be-
waaringe eene goede wacht gefteld,
gaf hy te Ingelenheym zynde aangeland,
aan alle de Bisfchoppen en
Abten., welken op ’t bevel (6 ) en
onder ’t opzigt des Keyzers, zoo
uyt alle de Nederlandiche kerken,
als
ad fedes fuas transmiferunc. Ekbertus S. Severum
primutn in I'arrentina valle fepulcuin, . . . , adjuto-
rio regis fupra nominati adquifivic. Adquifivic in
Spoleco Civitace osfa Gre go rii martyris r i Ponciani
niartvris.
( 1 ) Brouoxeri Annal. Trev. ad ann. 983. tom. I.
fol. 486. H o c etiam anno ficcicate in T rev eris & fi-
nitimis circumquaque regionibus plurimum lafaora-
tum ; id malum Egbertus J cju n io , quod hodieque
B a n n i t u m , ieu a rei feu ipatii Sanriione v el pce-
nali indiriione ap p e lla n t, e x p ia r i, pacemque Dei
ambarvali fupplicatione e x p o f c i , tercia a pafchali-
bus hebdomade , femper deinceps prcelatis Cruci-
bus acque reliquiurum terculis voluit.
(2 ) Gest. Trevir. Arcbiep. cap. 9 - Jejunium pro
ficcitace terree im m in e n te ,'r i rogaciones, crucium-
que & fanriarum reliquiarum gestaciones per circui-
tiim Vallis T r cb e r ic tc , ab omnibus qui fune in fua
pan-ochia, tcrtia po st pascha hebdómada fieri prie-
ccpit.
(■3) A a a S S . menfe febr. in vita Celji tom. I I I .
fol. 397. D o lu ic ' (A g te r io ) , fiquidem frequenter
nudisque luminibus alca mulrociens fuspiria tra x it,
quod facelUmi, in quo prtEtiofus Domini Archipr$-
fiil Euchavius, una cum beacislìmis cum manipula-
vibus fu is , in pace pauficat r i adventum redempto-
ris c x p e r ia t , humili nimis acque paupeitino toc la-
bcntibus annis durarec in flrumcn to , fecum anxìus
in archivo mentis v o lv en s , quacenus yitam fospica-
tc coraitantc , condigno , quantum ad hominum
I I . Deel.
æstimacionem apparatu , jariaco n o vo fundamine
tantis patronis omnígeno uri decu eric, ornatu do-
minicalem unguetenus perpoliret e cc le fiam , nauci
pendens istam nostram r i e x obliquo vocans eam rc-
dicuum rcpoficorium.
(4 ) Ibidem, fo l. 398. Cumque jam per diés ali-,
quoc fodiendo laboratum fuisfet repente fosfores
inopinis iriibus in ter quacerque beaci Celfi , uti D i-'
vinitati pla cuic, poiyandrum (hoc est fepulcro) impe-
gcrunt. Erac aucem Sarcophagus ip fe , in quo refur-
reriionis nudum granum maturandi gracia per toc tempora
lacuit, miri candoris pecra, quam vulgus Cretam
v o c a t j & tabula defuper marmorea, in qua fanrii-
tatis ejus index titulas fu it caraxdtus, hunc modum
continens :
Sollicicus quicumque cupis cogno scere tumbam <
Præclarus jac'ec hic nomine v el meritis
C elfu s , quem dominus vero infignivit h o n o re ,
Non fegnis patriæ femper ubique vigens ;
Qui eenus atque ortum claro de (lemmatetraxit;
Atieriuque pio condicur ho c tumulo.
• ( 5 ) Ibidem. Beati pignoris caphitrh de loco depo-
fitionis movere nequáquam jiræftimpfic, fed tancum
aurioricatis fuæ figlilo fub vigiluin excubiis Tignare
curavit.
(6 ) Ibidem. Non multo post coiTogata est imperiali
edirio foiennks fvnodus qliam phirium F.pisco-
porum acque Abbatum , patriim v id elic e t BelgicÆ
nec non Germanie® apud regale palacium , quod
barbarico voc.tbulo Engilenhcim vocacur r ic .
L ll
: fi:
T a l ' ,