
■ ■ fi"!
::í '
' / " I / " / / ' ' •!mm: M Jil,
, ri-i"
f i « » # '
122 G E R A R D V A N L O O N S
Met dit befcheyd dan trokken de
Vrielche Gezanten naar hun land te
rug, alwaar de gemelde Gerolf met
geene mindere verwonderinge dan
leedweezen gewaar wierdt, hoe Godefrid
zieh van zyn Graaffchap ,
ftaande dit voor hem ondernome(i)
gezantfchap, hadt meester gemaakt;
zulks hy zieh de gehoorzaamheyd
van zynen (2) eedbreekenden Hertog
onttrok, en zyne twee minderjaa-
rige Zoonen Walger en Dirk by zy ner
Gemaalinne Zuster Anna (3) in
Vrankryk en allerhande Christelyke
en riddermaatige deugden immiddels
• liet opvoeden ; ter oorzaake hy de
groote omkeering van zaaken te.gemoet
zag , met welke niet alleen het
hem ontnomene Graaffchap maar
ook het geheele Hertogdom gedreygd
wierdt.
Ondertuslchen wierdt door den
Keyzer, welke wel bevroedde dat’er,
om de ongenaakbaarheyd (4 ) des
lands, met openbaar geweld tegen
den afgevallen Godefrid niet uyt te
rechten was, de hiervoor een-en andermaal
gemelde Graaf Henrik, als
zynde een man niet min ftaatkundig
dan ervaare in krygszaaken, gelyk
nog laatstlyk door het ingeflooten
houden der Noordmannen te Doesburg
nogrnaals gebleeken was, met
zeer gewigtige bevelen aan den Hol-
landfchen Hertog ten ipoedigfte ( j )
afgevaardigd, om te verhinderen, dat
Godefrid, met zyne reeds op den
Ryn gereed leggende vloot en benden
, niet euvels op de daarrondom
gelegene landen ondernam.
Dees Afgezant alvoore zieh by
Godefrid te voegen, zondt ondertuC
fchen aan eenigen (6) zyner lyftrou-
wanten , van wier trouwe en bequaamheyd
hy verzekerd was , in
het geheyra bevel, om langs Neder-
zaxenland met eenige hunner ervaaren-
ß e Soldaaten , niet in -een lighaam,
maar vaneengefcheyden en ook, zoo veel
doenlyk was, in flilte op zekeren 'afge-
fproken dag de Betuwe te naderen;
alwaar de zamenkomst ftondt gehouden
te worden, Dit gefchiedde, en
nam Graaf Henrik, in ’t doorreyzen
van Kolen, des zelfs Bisfchop (7 )
Willibert met zieh, als zynde een
man zeer achtbaar door zynen hoo-
gen oudexdom, om dus te meer alle
gedachten aan Godefrid te beneemen
, dat hy iet euvels tegen den zelven
in den zin hadt.
Niet zoodra hadt Godefrid de aankomst
deezer twee Keyzerlyke afgezanten
verftaan , o f hy begaf zieh
naar
( 1 ) K . Kolyn to 31S.
«Sic ’em fant Ijiet «Soteftitt
•enìit anOet tniel iicttrict
't tsocttfe Bolcft met jine ija c iel
i|o e jilj nate atjc man te moebc
jìaati) een pBcf pjoeben male.
( 2 ) Ibidem VI 321.
}©at Ijilp in of teelc tale
3 Oing 30 Ben jBoren aije.
( 3 ) Ibidem V! 352.
fiinBet aB t tmee bp. namen
« B e t it en JBalget 3amcn
2&epBe' jonge sonBet tiBe
«nBc onbeqname ti ittiBe
® i ictcn iBouBeten sunteten anfte
35amefe io fi onBec ti fcanRen
<8nBo leetBefe KetntpitOeBe
«iiBe tiBBetlpRe seDtn.
(4 ) Regin. Cbron. ad arm. 885. Im p erator, cum
H en r ico viro prudentisfirao, altiori confilio pertrac-
ta c , quo ingenio h o s tem , quem in regni extrcmi-
tatibus iiitrodu xe rat, extingúete p o s fe t , ¿Stfciens loca
inaccesfibilia e x e r c itu i, propter diverfarum aqua-
rum innúmeros decurfus, & impenetrabiles paludes,
magis id arte quam e x v irtute experiri ftatuit.
.5 ) Ibidem. Pos t h æ c , Henricum ad eundém vi-
lum mittit.
fo ) Ibidem. Q u i fuis Satellitibus fecreto impera t,
ut per .Saxoniam properantes , non agmine f a t to ,
fed fparfiin fibi occurrerent , loco & d ie , quo eis
edixit.
( 7 ) Ibidem. U t frau s , quæ ftruebatur, occultare-
tu r , cum eo W illibertum venerabiiem Episcopum
C oloniæ Agrippina. . . . Ipfe cum paucis Coloniam
v en it & asfumpto cum præfato E piscopo mo x in
Batuam proficiscitur.
A L O U D E H O L L A N D S C H E H I S T O R I .
naar (i-) Herespik, eene plaats toen
gelegen op de punt der Betuwe, daar
de Ryn zieh in tween fcheydt en alwaar
ledert Schenkenlchans gebouwd
is. In de eerfte zamenkomst, die op
dat eyland gehouden wierdt, deedt
ieder op ’t naadrukiykst zyn beklag,
doch voor het icheyden der verga-
deringe en eer de twee Keyzerlyke
Afgezanten , mids het vallen van
den avond , weer te rug over den
R y n , naar hun verblyf keerden , gaven
zy aan Godefrid echter eenige
hoope dat de zwecvcnde gefehillen in
eene nader byeenkomst zouden können
worden bygelegd : zulks ■ men onderling
befloot die den volgenden dag te
'hervatten.
Immiddels deedt Henrik de meesten
der voorheen. derwaart ontboo-
dene hopluyden des nachts over den
Ryn in de Betuwe trekken, en zieh
in de kreupelbosichen, die het digt-
fte by de vergaderplaats waaren, met
hunne manfchap, verfchuylen : midsgaders
door den Bisichop de Herto-
ginne (2) Gizela by zieh in des Zelß
verblyf noodigen, in den.fchyn om
over het bevestigen van den in gevaar
zynderi vreede te handeien. Dit alles
aldus befteld hebbende, en ziende
de gemelde Gizela, volgens het gedaan
verzoek , den Kerkvoogd in
123
des zelfs verblyf te bezoeken; -ver-
tfok h y , met achterlaatinge van den
zelven , en onder geleyde van de
overigen zyner hoplieden , midsgaders
in gezelfchap van Everard Graaf
(3) van Hameland, ’naar de voorige
vergaderplaats, ter oorzaake hy den
zelven, tot het wel uytvoeren van
zyn waare voorneemen , het be-
quaamft oordeelde ; zoo om des
zelfs meermaal betoonde dapperheyd
als om den ongemeenen haat, dien
de zelve tegen de Noordmannen in
’t byzonder hadt opgevat, wegens
z y hem te Nieumeege gevangen
hebbende, toen niet alleen zeer groote
(4 ) geldfommen voor des zelfs
verlosfinge afgeperst, maar ledert
nog, by ’t inneemen van Deventer,
des zelfs onderhoorig Graafichap Hameland
verwoest, en dus een- en andermaal
aan den zelven zeer groote
fchaade toegebragt hadden.
Invoege, zoodra Godefrid verzeid
van zyne lyfwacht ter beftemde plaatie
was aangeland, de gemelde Everhard
(want die was nu van Henriks voorneemen
ten volle onderrecht,) volgens
den aan hem ( j ) gegeeven last, de
daarop aangevange zamenipraak ftraks
beftondt af te breeken, en op eene for-
iè wyze te betuygen dat hy, eer men
in’t handeien verder ging,uyt den naam
des
( 1 ) Regin. Cbron. ad ann. 885. Godefridus audito
eorum ad v en tu , illis obviam proccdic ad lo c um , qui
dicitur Herispich , in quo Rheni fiuenta & W a l uno
fe alveo re fo lv u n t, & ab invicem longius receden-
re's Batuam Provinciam fuo gurgite cingunc. Hanc
iijfulam ingredientes Episcopus r i C om e s , multa a
Gode frid o audiunc, multa e x parte Imperatoris respondent:
dies ad occafum v e rg itu r , foluto colloquio
infuia e x c ed u n t, hospicia r ep e tu n t, in crascinum re-
vcrfuri.
( 2 ) Ibidem. Heinricus Episcopum hortatur , u t die
fubfequcnti Gislam , uxorem G o d e fr id i, extra infu-
lam e v o c a r e t , eamque ad pacis ftudium revocare
fatagerec interim ipfe cum Gode frid o caufam
Ebcrhardi Comitis a g ita re t, cu i rerum posfesfio ab
^ co v iolenter diripiebacur.
(3 ) J - °-h Eckbart. de reb. Francie. Orient, torn. I L
fol. 680. Henvicus fub vcsperam Archiepiscopo aucto
r e s t , u t die fequenti G ife lam , u xorem Go de fr idi
e x infula ad fe in vitarec, pacisque fiudium illi
commendaret. Ipfe interim E v e r h a r d u m , C om
i t e m H a m e l a n d i æ , cujus bona Godefridus
diripuerac, e x c itâ t , ut de injuria fibi fa tta coram
omnibus quererctur, & fatisfattionem postulare:.
(4 ) Regin. Cbron. ad ann. 881. In qua congresfio-
ne captus esc adverfarius Eberhardus S a x o , filius
Meginardi Comitis & capcivus ducicur, quoad po stea
Mater E n e s fe , magno predo d a to , incolumem
recepic.
( 5 ) Ibidem ad ann. 885. Deinde perfuadet eidera
E b e rh a rd o , uc de in ju stitia , quam patiebacur, in
medio adfurgcns fe proclamarec. E t cum a fe rocis
r i barbava; gencis hnmine durius & contumeliofius
verbura fibi esfet prolacura absque mora evaginato
g lad io , eum fummo annifu in capite percucic, ante-
quam a cetra eievari posfet.
Hh 2
I r i '
i t : ' '
Í
iiì f e r i i
ll »1 'li rii
' ÙH
li 3 :'
Í
'■iffy
: -'V ■
1' i i F '
liri . 1
rii . ■/'Hill
' ’ '-'SJ
- '( feSif'
' V •
• l i» “
■■ /felijll i 'i
'iS,
l i l