
; i f f ir
; ' | i r : + j :i{::
¡ I f a i l
1 ( I f ' f l i i i i
’ I'l ! :
■■ I-
[ I , ' ' ' i l i l i i j t j ;
wegroofdc en vernielde, ’ n gene
ihande'i de voorige invallen o f niet
verwoest o f den ingezetenen ontnomen
was.
Op deeze aan ’t hof gekome tyding
van Godefrids af-en inval, rukte
Lotharis niet alleen met verfcheydene
zyner onderhoorige benden te
veld, maar verzogt zelf zynen Broeder
.Karel dat die Lem, in dit uyterfte,
tegen de verre uytziende aan-
ilagen van den afgevallen Godefrid,
wilde de behulpzaame hand bieden.
Zuiks, als die van het door hem
ter wraakneeminge uytgeplonderde
Vriesland met zyne talryke Deenfche
vloot naar de ( i ) Schelde wendde,
om zieh van de Zeeuwfche eylanden
over welken zyn Vader voorheen
het Hertoglyk bewind gehad hadt,
door de wapenen insgelyks meester
te maaken, hy zoo den eenen als anderen
oever van dien ftroom op zyne
aankomst door de legers dier twee
hem tegengetrokke Koningen Zeer
naauw beze: vondt.
Aldus de een den anderen alhier,
onaangezien de ftrcngheyd van ’t
winterweer, poogende te verduuren,
zag men, tot verwondering toe, in
de twee langs de Scheid gelchaarde
legers zelf het Kersfeest (2 ) met
zeer groote plegtigheden, even gelyk
men dat aan ’t hof in die tyden ge-
woon was te doen, door de weder-
Zydiche Koningen vieren. De on-
moogelykheyd echter van hier den
geheelen winter te können blyven, en
dat de benden van Koning Karel zieh
ook onwillig toonden (3) om met
de Deenen ten voordeele van eenen
anderen in gevecht te komen, was
oorzaak dat v o o r ’t eynde des zelven
jaars nog een verdrag getroffen wierdt,
uyt krachte van ’t welke, met ver-
geetenisfe van alle het voorgaande,
Godefrid weer in genade (4) wierdt
aangenomen , vervolgens ret Hertoglyk
bewind der Zeeuwlche ey-
landen aan hem afgeftaan en zyne
onderhoorige krygsmagt verpligt
waaren, zieh van daar elders te begeeven.
Dit gelchiedde echter (5) g jj.
niet dan in de Lentemaand daar aan ----
volgende, ftaande welken tusichentyd
dees barbaariche hoop op eene ongehoorde
wyze alles daaromtrent weg-
roofde en verbrandde, ja zelf veele
inwoonders , tot het bekomen van
Josgeld, gevangen nam.
Terwyl de onderdaanen van den §^4,
Jutlandfchen Koning Horik aldus de — -
zeekusten van het thans genaamde
Holland en Zeeland, om het verblyf
der op zyn ryk eyschmaakende Prinfen
aldaar, geftadig ontrustten, kreeg
hy zelf binnen het zelve de handen
vol werks: mids zyns Broeders Zoon
(6) Gudurn, wiens Vader hy van
den troon geflooten, en waarom
des zelfs Zoon zieh nu eene wyl met
zeerooven geneerd hadt, eyndelyk
tot dat vermoogen kwam, dat hy ,
met hulpe van verfcheyden zyner
aanhangeren , de wapenen zelfs tegen
zynen Oom den Koning opvattede
om , waar’t mogelyk , weer op
den troon zyns Vaders te ftygen.
Hler-
8 5 5
f i ) Fragni. Armai. Bertin. ah. f . Eckbart Citatum
in Cumment. de reb. Franc. Orient, tom. I I . fol. 417.
Deindc vicina Scnldis fluminis adpostremum ingredi-
tur quo occurrenciiuis Lothario & C a r o lo , cum omni
fuo e xercitu ucramque ripam ejusdem fluminis ob-
fidcnt.
( 2 ) Amial. Btrlin. ad ann. 853. In qua obfidio-
ne Dominicæ nacivitatis fescivinatcm celebrant.
(3 ) J'ndem. Sed nolcntibus qui e x parte Caroli
erant, mire bellum , absque utilitacc, recesfum esc.
(4 ) Ibidem. Carolus eundem Godefridum quibus»
dam paftionibus fibi conciliât.
( 5 ) Ibidem. Ceceri Danorum usque ad raenfcm
Martium inibi absque ulla formidine refidenc, cunc-
ta eo furiofius quo liberius d irip iunc, cremane, atque
captivant.
(6 ) ‘Annal. Fxild. ad ann. 854. Ibique inter Ho ruc
regem Danorum & Gudurn filium Fratris ejus , qui
eacenus ab eo regno pulfus piratico more v i x i t , orca
concencioae ita fe mutua cæde mattaverunc.
®V' l i
Hierdoor raakte het ( i ) geheele ryk
in de wapenen, mids van veele inwoonders
, deezen zieh voor den
regeerenden Koning , en genen
weer voor den Zoon van hunnen geweezen
Vorst verklaarden. Zulks
Hertog Roruk en de voorgemelde
(2) Godefrid, verftaande deezen in.
hen Vaderland ontftaanen burgerkryg,
zieh, met toeftemminge van K e y zer
Lotharis, zoo uyt het thans genaamde
Holland als Zeeland naar Jutland
vervoegden, om, in dit troebel
water visfende, ook door de wapenen
hun recht op de Jutlandfche
kroon te doen gelden.
Door het vertrek dier twee Deenfche
Prinien het Hertoglyk bewind
van het thans genaamde Holland en
Zeeland zynde opengevallen, droeg
de K e y z e r , verheugd van op dien
voet de hem zoo gevaarlyk zynde
bewindsmannen geloosd te hebben ,
het hoog gebied van het aan hem te
beurt gevailen Vriesland, beftaande
uyt het thans genaamde Holland en
Zeeland aan zynen Tweeden (3)
Zoon, die mede Lotharis genaamd
was, aanftonds op; zoo om die landen
tegen de nu zoo menigmaal ingevallene
Noordmannen, met beter
trouw dan de vertrokke Prinfen gedaan
hadden, te befchermen, als om
dat hy zieh zelven bereyds zeer zwak
van gezondheyd bevondt. Zulks
hy nog in ’t zelfde jaar van eene
doodlyke ziekte werdende aangetast,
zieh gevolglyk naar de Abtdy van
Prume liet brengen en, naa van zyne
overige flaaten (4 ) ook afftand gedaan
te hebben, uyt wroeging van
( j ) het gedrag eertyds tegen zynen
Vader gehouden, aldaar het haair
fcheeren , en eene monikskap aan-
trekken; waarfchynlyk eer om in dat
gewa ad te(6) fterven, dan boete te
doen, mids zyne ziekte buyten hoope
zynde, hy nog den negenentwin-
tigften van Herfstmaand het ftervelyke
aldaar afleyde.
Onaangezien Duurftede 200 ftaande
zyne regeering, als ook te voore
een- en andermaal door de Noordmannen,
naa’er Heriold het bezit van
gekreegen hadt, op 200 ongehoorde
wys verwoest was, zoo vindt men
echter deeze twee (7 ) geldftukken
door deezen Keyzer aldaar gemunt.
Een kruys is op de voorzyde omvangen door dit randfchrift;
H L O -
C O A tm d . Bertin. a i ann. 8j 4- D ™ intestino
inter fe predio dimicances.
( 2 ) Ibidem ad ann. 855. R o r ic & Godefridus patr
iam , id esc D a n iam , rep ed an c, fpe potescatis regiæ
nanciscendæ.
( 3 ) Ibidem. Lotharius cotam Frefiam fiUo fuo
L o th a r io donat.
(4 ) Annal. Fuld. ad ann. 855. Hluthanus Imperator
rcnuncians omnibus, quæ habuic, Prumienfe
monasterium ingrcffus , c flettusque ibi monachus
V I . Calendas Ottobris morcalcm hominem exuit &
ad vitara perrexic æcernara.
/ j ) Fragm. Cbron. Andeg. apud Labbeim tom. I .
C071CÍI. fo l. 284. Hlotharius moricur , prius fattus
monachus in monasterio Prumiæ ob p e c c a t ü m
PERSECÜTIONI S PATERNÆ.
A717U1I. Bertin. ad aim. Lotharius Impcracor
morbo co r rep tu s , vitamque desperans monasterium
Promeæ in Arducnn a conftitucum adiit.
Regin. Chron. ad ann. 855. Locharius . . . . va-
ledicens fu is , mundum reliquit atque in'Prumiara
monasterium v en ien s , comam capitis depofuit habi-
cuque fanttæ converfacionis fiis c cp co , in religionis
profesfione diem claufit extremum.
(6 ) P. Daniel liifk. de Franc, com. IT. pag. jo .
II (L o th a i r e ) f e f it tranfporter á l'Abbaye de Frum
dans les Ardennes, y renonça a l'Empire 6? à tous fes
Eta ts , fe f it couper les cheveux &? prit l'habit de MoÍ7ie ,
PLUSTOST A PPAREMMEN T POUR MOURIR
EN CET E S T A T , QUE POUR Y VIVRE EN
p e n i t e n t ; c a r s a m a l a d i e e s t o i t SANS
REMEDE, ET IL EXPIRA SIX JOURS APRES,
LE 29. DE S e p t e m b r e d e l ’a n n e ’ e 855.
(■7) L e Blanc Monn. de Franc, pa g, 113.
Y 2
/L
L ' <i' .
ii. .1 1.4/
'I f '-
Î ' f '
i- ii :
3m r i : 1
U I L . . - , I
A 'Í
,4
' i,
Í; , h U ■ f
jl ,
G . 'y