g e e s t e l y k e
éço
Het blykt uyt de bcfchryvmg, dat dit huys
\ v d is geboinvd gewcett valgens de ildernaowkeurigfte
regels der bouwkimdige eveiiredigheid,
niaar van hout ( wair van daan ook misfchien
hscBuys des IVoudls LitanmiAen naara
gekreegen. ) Want daar waren vier ryge« van
cedere f Uare«, en cedere balcken of defdaren.
De LXX. ir'mn ßkhom ßuhon, dru rygen
van f Haren. By aldien wy ftcllen 4., rygen
bûven den anderen ftaande , voor eene verdieping,
de vloer ingeflocen zynde, 200 können
wy 'er nauwelyks meer dan 1 2. voeten aan eoe
fchryven: maar 17. zoo'er maardrierygenzyn
geweeft. By aldien wy ViUalfandui hooren
h e t l l . II. 'Deel, 64. kap. bladz:
ZOO is dit huys niet tcn eenemaal van hont geweeft
, maar van marmer, van Korinthißh werk,
' zynde Jl)len mei mtgefneeden
¿euren tot cieraad van de^¡aatstegelykmgeäenktekenan
: alles tnet koßelyk marmer bekleed.
^ Aldaar -was eene verv^-onderlyke kotiß der
beeldhouwers, waar in uytgetekend waren verjcbeiden
zoorten -van boomen en planten, met
kruinen en Uaderendoor eene zoogrootefynheid
uytgedrukt, dat zy fcheenen bewogen te 'worden *
de andere dingen door veelderbande ßhilderin-
I. Koning: VII. vers 3.
Ende het inas bedekt met ceder van hoven op de ribben^, die op vyf enveertlgpilaaren
waren, vyftien in eene ryge.
In de kamers ^ zaalen, porta,
len waren vele eetzalen met gout vervuld^ ah
welke met goud biusraad tot allen dienß
Konings •a-aren xerzien , met een woord, het
gavrfche gebowjii beßond uyt -wit en koßelyk mat'
rner^ eederen en dennenbout, gout en zilver
en de alderdierbaarlle edele ßeenen, ook i» de
wanden verjcheiden ßeenen in gout gezet inge.
voegd zynde, een gebouw veel hcerlyker dan
hec Kapirool, het welk de RomeinfclieSchry.
vers ZOO hoog opvyzelcii.
De dikwyls aangehaalde Villalpandus bladz:
433. zockt de vier rygen pilaren, van dewelke
de Text , niet in eene rechtftandige linie, maar
op hec vlakke van den bencdcnften Gezichc.
einder, zog dat de cerfte ryge aan de Middaglynige
mimr ^ I ' r i n cCCCCXL I . a . ) isaange.
hegd geweeft: de andere vandeeerftedriemaatenafftaande,
ofy|-. {"het aangehaaldePrintblj
b . ) de derde legd aan de noorder muur (hec
aangehaalde Printbl; d. ) de vierde wedcrom
ai'ftaande drie raaaten ( de aangeh: Printe c.)
welke zelve rygen hy ook vind van hetOoftca
naar het Weften(hctaangeh:Printbl;e,f.g.h)
of ook door vier rygen können vcrltaan worden
vier overdektc galdcryen.
Die fchyad de zin te zyn van hec Versje
duyfter door de kortheid, datineenegevelvan
het Paleis, namenclyk 100 ellenlang, geweeft
zyn \ 5. pilaren, alle van dezelve hoogte, van
elkanderen door eene zekere tulTchenwydte gefteld,
en drie rygen van zodanigc pilaaren boven
den anderen ftaande , en de tuflchenwydtens
, of de afftanden der pilaren cen aanzien
der aspimten van oracrend 11. Paryfche voeten.
Deze uytlegging word begunftigd door die der
I. Koning:
Daar waren drie rygen van uitzichten
. venßer, in drie orderen.
Het is behoorlyk dat in elk geboiuv vaftigheid
zy en cieraad: alle lichten of venfters ,om
dat zy openingen zyndermuurenj "verzwakken
een huys, hierom is hec, dat 'er gene venfters
gemaakt worden in de hoeken der hiiyzen, al-
•waar de muiiren de dikfte van allea raoetcn zyn.
Steld, dat hier en daar zonder eenigeorderneffensen
boven malkandervenfters geftrooidzyn,
zoo zal het huys zeer veel van zyne fteeuwigheid
verliezen en van zyn cicraad. Alwaarom
de regels der Bouwkundemedebrengen, dacde
openingen dermuuren, of delichten, overeenkomen
met malkanderen in eene rechcftandige
linie, en door die zelve hec daar opleggend zwaar
gewicht verminderd worde. Deze zelve regel
heefc Salomon in achc genomcn, en by het
LXX. Taalsmannen, dewelke allecnmaardrie
rygen pilaren heeft: want alzoo zoude de bcnedenftc
hebben gehad i j . pilaren, de middelfte
en bovenfte elk zoo vele, en alle drie beftiptelyk
45. welk getal in onzen Text word
uytgedrukt. Of het cedere dak van eene ziehteinderlyke
vlakte geweeft z y , daar aan mag men
twyfclen, het fchyndwaarlchynelyker, dachet
eene afhellende vlakte is geweeft, zoo nochtans,
dat men op hcc zelve heeft können wandelen.
VII. vers 4.
; dat de eene venßer was over de andere
bouwen van den Tempel , en omcrend hec Huys
des Wouds Libanons. Daar waren drie rjgen
van uyt zieht en t dat is, op drie verfcheiden
vcrdiepingcn , eene ryge op eene verdieping,
ZOO dat de eene venßer was over de andere
venßer, en dat in drie wanden -, of beurten j
dat is , de gevels van het daar tcgen over gc-
Itelde huys waren elkanderen ten eenemaal gelykcnde
, of liever gelyk, en in hare lengce,
en fteeuwigheid , cn fraaiheid, en openingen.
MiiTchicn willen ook drie wanden oi beurten,
dat eike drie vcnllcrs naaft den anderen zyn geplaatft
geweeft, en door cene zekere ruirdicnwydte
wederom drie, hoedan ige de Affchetzing
van het Paicis z.d vcrcoonen,
i.Kcm
•1 i
î '
I - i,.
I REG-, Cai), v i i . ^
C o l u i i i m r Sacrn- ordo