N A T U U R KUNDE. 715
P R I N T B L A D E N CCCCLIV. CCCCLV.
maahie ooh t'ien kopere fiellingen: van vier eilen lüas de lengte eener ßellinge%
ende van 'vier eilen bare breette^ ende van drie eilen hare hoogte.
Bfuk dit ivas het werk der flellinge-, zyhadden lyßen ende delyßen'waren tußchen
krantfen. _ • •• • -f •
tnde op de lyßen, die tiijjchen de krantfen ufaren, waren leeuwen, runderen, ends
Cherubim, ende op de kramfen ivas een voet boven benen ende onder de leeuwen,
ende runderen-, byvoegfeien van uytgerekt werk.
Ende de mond daar van was van binnen den kr ans, ende daar boven van eene eile,
ende de mond bier van ijJas rond van 'voeiwerk van eene eile, ende hdlve eile:
ende op de mond daar van waren ook graveeringen 3 ende de lyßen daar van
waren vierkantig, niet rond.
De vier räderen nu waren onder de lyßen, ende de aßen dn räderen aan de flellinge
: ende de hoogte van een radt was eene ehe j. ende halvS eile.
Ende het werJ^ van die räderen was als bet werk van een wagenradt, hare ajjen^
ende hare naven. ende hare randen, ende hare fpeeken waren alle gegoten.
Ende daar waren vier fchouderen op de vier hoeken eener ßellinge: hare Jchouderen
waren uit de ßellinge.
Ende op het boofd eener ßellinge was eene ronde hoogte van eene hahe eile rondom;
Qok waren op 't boofd der ßellinge hare handhaven y ende hare lyßen uit den zelven^
h!y Jneet nu op de platen barer hanthaven^ ende op hare Ijßen Cherubim, leeuwen^
ende palmboomen, na elks leedtge plaat^i, ende byvoegzelen rondom,
De^en gelyke maakte hy de tien fiellingen: eener ley gtetinge ^ eener ley mate ^ eener-»
ley Jnedei hadden zy alle. i. Kon: VII. vers 27-37.
fíier koomt we'erom ter baan" de fcbrand'ren Villalpand
Ook braaven Lundius, de'jufl de kunfl den flant
Verloondt der welgewrochte en ryke IVatervaten,
AI et hunne Rußiiigen, waar op zy fierlyk zafen,
Naar V oordeel zo van d'een als d'ander: Maar de geefl
Van Sci-iEUCHZER, gaat zo fraa't oj> dit banket tér feeß,
*Dat zyne sraagheid moct in elk den luß verwekken,
Om ^aW den lutfler van Gods Tempel juiß te onrdekken.
Gv Letierminnaars ^ die zeer gaarn aan dit- banket,
'tlVelk i/ooit een' _^roven fmaakte, uw fyne Ufpen zet,
Koomt hier en boet uw' Infi-, maar kmtge « niet verzaden^
Denkt da», 'I is MANNA, wat 'er fchnilt in deeze bladen.
WY hcbben gezien de kofere Zee en derzelver
fchikking genoeg , gelyk wy wel
geopend hebben , wy gaan na , volgens eene
naturelyke order, liec heilig Werboek wegwyi^
er zynde, over tot de kopere wafchvaten, en
de vuerkttagen op dewclke dczelve lagen: in
de zce, nämenclyk derzelver benedenfte kuypbak
wafchcten de Prieftcrs, hiinlieder verrichtingen
zullende waarnemen, de banden en de
voeten , m de -wafchvaten de ilachts-offersaan
G ü D op te öfteren. Klaar is dit uyc 2. Krön:
IV. 6. Ende hy maaktte tien icaßbviten , ende
flelde vyve ter rechter y ende vyve ter fitnkerhand
, om daar in te waßchen 5 c£.'<ai ten
branäoffer hehoord, ßaken zy daar in: maar
de zee -was, op dat de 'Prießeren zig daar in
zouden "A-alJchen. A l le dingen namcntlyk, dewelke
GOD moeden opgeofferd worden, be=
taamde dat heilig waren, alle heilige dingeri
rein , de vuyliglieden door water afgefpoeld
worden. Den Heidenen ook zette de natuur
ondcrwys by, alhoewel eenduyftcr begrip , om
den alderhedigften G ü D niet dan door reine
ofterhanden, o f waiichingen , door overlevering
van den joden ontlcend, te verzoenen. Ook
zy hebben hare reinigende wateren gehad,
door welke gezuyverd wierden de Pnefters,
de opofterende oferaars, de offerhanden zelven,
de kledcren; zoo dat ook de afwaflching
der banden gegaan heefc ?oor het met zout be-
Iprengde gcrooft koorn: het welk breedvoerig
bewyit Scacchi Sacr. Elaochri/m. Myrothec,
II. kap. bl, 541. Dat de zec en wafchvaten in
Salomons Tempel zyn geweeft, da: zyn ge.
wecft
.ll'ill'i '
ili'"'.: V
Ii III:
: .; • I II
» " I i '
•..i'rnih'.'ii
i l