!' (
!, il!'
N A T U U R K U N D E .
I. Koniog : VI. vers 16.
Daar m houwde hy mrntig eilen met cederen planchen aan de zyden van het huys y
van de uloer af tot de ivanden: d'it bouwde hy hem van binnen tot een /ianfpraak
piaatze, tot het Heilige der Heiligen.
g e w e e f t . l.undius 6.
kap. verftaac dcze 10. eilen, waarvannuword
g e l p r o o k e n , alleenlyk van de hoogte der tus-
IchenmiiLir tuiTchen hec Heilige en het H der
H e i l i g e n , voorwendende, dac deze wand 10.
e i l en lager is geweef t als de drie overige de
w e f t e r f c h e , zuydclyke ennoordelyke: volgens
d e meening der Joden eene eile dik. Ver^elvk
Princblad: C C C C X X V I . CCCCXXVl I l .
Men leeft boven vers 2. dat de hoogre van
hec huys geweeft is 30 eilen, hier 20. Namentlyk
aldaar raoec vcrftaan worden de gancfche
hoogce toc aan de zoldering van hec dak,
alhier van ae vloer toc dQ^t^uW'dt wanden vin
het Alderheiiigfte; dewelke in hec even voorgaande
vers 15. word befchreeveii, en in hare
g e h e l e a f m e e r i n g , hoogce, breedte en lengte,
volgens yiUalpandtts U. Deel bl. 44.0. twintig
eilen heefc g ehad, derhalven rechc vierkant is
t . Koning: vers 17.
(a) Dat bujs nu ivas van veertig eilen; ( namelyk) de Tempel die voor aan was.
( u ; Ilecfial IS eeti Paleis, voortreffclyk Imys, eene grooce breede zaal } ik meene dat hec hier vodf
hec miiddelltegedeelte van den Tempel word g anomen, het welk hec Heilige word genaamd.
D e z e is buyten cwyf fel d e lengte van het Hei-
Itgel PrimbladCCCCXXIX.van het Weften
naar het Noorden iiyrgeftrekc, welk Heilige
hagroote Uuys word genaamd Krön. III.
c n derhalven eene dubbclde lengte van de
breedce had.
I. K o n i n g ; VI. vers 18.
Ende het ceder aan het Huys inwendig was gefneeden met knoppen, ende opene hkernen
: Het was als ceder, geenßeen en werdgezien.
D e borgerlyke Bouwkunde diend nietalleen
tot gemak , maar neemd 00k het cierlykc in
aanmerking; Van beide dit doelwit geefd Salomons
Tempel een aldervolraaakft Voorbeeld.
Dat w y weeten is 'er gene fchilderagie by gew
e e f t , maar konftig te gelyk en overkoftelyk
graveerwerk in houc en koper zeer veel. In het
H e i l i g e en in het Heilige der Heiligen zyn de
wanden ntec befchooten geweelt met efïene cedere
planken, maar mec de alderlchoonfte
i i y t g e h o u w e beeidwerken vercierd , en daarenboven
meÉ hec alderfynfte goud overtrokken.
I n den Text worden vermeld tweederlei
z o o r t e n van graveerwerk Miklaatb fekaim,
van graveerwerk gelyk de (linger van -wilde
Kolokwinten , en de beeldjh^dingen enz: volgens
de overzetcing van Arta% Montanus: gel
y k ook Le Clercq j danr -uuas ingegraveert
het graveerfeL van kolokwinten. Zoo worden
ook Tekaoth door wilde kolokwinten vert
a a l d , -wilde katiwoerden 2. Kon: IV. ^9. De
b e i c h r y v i n g %c&ià'Dinfcorides IV". Boek, kap
178. 'De kolokwint fchiet ranken en bladeren
gdyk de zay-kamkommer y längs degrond krnipndcy
verdeeldy ee»e vrucht in gedaante van
eene middelmatige te zamen gerolde bal geweidig
bitter. Ook is waar lyk aan het Huys toc
een heerlyk cieraad geweeft deze graveering,
als deze plant met hare bloemen, bladeren en
vruchcen längs de wanden voorckroop : want
dat de gedaantens der bloemen ook daar aan
z y n geweeft geven te kennen petürt tßtfmy
openingea der bloemen , ausgeßochen Blum"
werck. Wy ftellen hier in de % : A.
Zroote kolokwint met eene ronde vfticht C. ß.
d c w e l k e zwar tacht ige , rouwe, gehakkelde bladeren
heef t , ronde, ruiuve fteelen , längs de
aarde kniypende, alcyd met een nederigen ftaat
t c v r e e d e n , welken, die verborgene uy t iegging
e n bemind, gemakkelyk toe kan paiTen o p den
ftaac der Vernedering van den K K. I S T U S ,
g e l y k de bitterheid der v rucht , op hec Lyden
van den alderzoetften Heiland , en de tederà
r a n k j e s , door welke deze plant zieh vaftbind
aan ftriiyken, ftokken, heiningen, op deiTelfs
verdien fte. Ook bchaagd my waarlyk de Kol
o k w i n t boven de Kamfernoelien, de w e l k e
v o o r Pekaim verkieft Hiller. Hieropbyt: IL
d e e l , bl. 220, dewelke welcenaanzien van hare
v e r a c h t e geboorte en gedaante op de voorbeeld
i g e Liytlegging zouden können coepaiTelyk z y n ,
maar zoo wel niet voor de g rav e e r ingen, als o p
d e kolokwinten. En by aldien iets kampernoelie
gelykende in deze zoude begeerd worden
ZOO zoude ik vcrkiezen eene 'Pompoen of eene
fi-hild dragende fveloea C. ß. dewelke eene
fchild-dragende is o f Siciliaanfche, eene breede
M e l o e n by zommigcn genaamd I. B. welker
gedaante de Fig: Ii. aanwyft. Op dat de
Kampernoe-liea niet zouden ontbreeken, ftellen
w y voor oogen zoo de plaacachcige en de
g c k a p r e Fig. C. als de Iponsachtige of die
voi gaatjes is, Fig. D.
P i U N T -