7Ö2 G E E S T E L Y K E
P R I N T B L A D CCCCLXXXVII.
Bnde hetgefchiedde, als een het timmerhout velde, dat het '^fer in het water viel: e«.
äehyrkpy endezeide-, Acby Myn Heere! warn het wasgekenä.
Ende de man GODS %eide\ ivaarishetgevalkn^. ende doehyhem de piaatze getoec'
%en hadde, Jneed hy het hout a f y ende ivierp het daar henen, ende dede hetyzey
hoven[mmmen, i. K o n . VI . vers 5. ö.
ELIZA, GODSPropheet, doetweer
Een '•jLiondcr, dat elk moet ver-wond'ren.
Hy, als het hoofd der heiherkond'ren
Fan GOD }EHOVA, d' Opperheer,
Begeevende zieh met de Zoonen
Van GODS Propbeetennaar het Und,
Om daar in vrfen vrankenfiant
In eigen 'rj^ooningen te 'woonen,
Was naau-w genädert aan den vliet,
jils een der Kind'ren der Profheeten
Eenbylontwel; 'sMansgeefi, bezeten
Door's Hemels geeß, die hem gebied,
JVerptfluks een hout in 't water neder:
Het yzer dryft op 't firoomend nat.
ofVonder, dat geen weirgai had,
Hoe treftge rnyngernoed zo teder [
Cy firekte 't heerlyk voorbeeld van
Feelwond'ren, die, inlaater dagen,
G O D S Dienaars, o;» G O D S welbehaagen ;
Volbragten. Zalig is de man
Die 's Hemels 'wond'ren ziet met rechtgelowige oogen,
En daar in poogt de roem zyn 's Scheppers te verhoogen.
Die wonderwerk , datElifa heefc gedaan,
wykc in de oogen van cenen Wysgeer in
grootte niet voor de voorgaandej tot noch toe
verklaard. Die wil weten , en voor anderen
openlcggen het wonder of her v/onderwerk van
het yzer, of van de yzere byle; van zclfs van
de grond des waters opkomende, en opdeoppcrvlakte
fwemmende , die moec nootwendig
2ich cen onderfcbeiden dcnkbecld maken van
alle zwaarte , van alle byzondcre zwaarte der
ligchamen ondcr elkanderen, welke byzonderlyk
daarinbeftaat, dartweeevengelykeligchamen
en van dezelve grootte, dczelve hocveelheid
van ftoñ'c hebben; dat een lichter ligchaam
mindere hclling hcei't naar het middclpiint der
aarde, dan con zwaardcr van dezclve grootte.
hout dan yzer: dat dit in het vloeibaare water
noodwcndig nsdcrzinkc, maar gene boven
d r y f t , cm dat een klorap yzer van dezelve
grootte meer, en van hout minderis, indegelyke
zwaarte van water : die onkiindig is van
de krachten der natiiur , voor deszelfs oogen
kan gemakkelyk een vlics geworpen worden.
Sweminen niet op het water loo.en icoo.ponden
yzer in fcheepcnovertevocren? yzer, koper,
of ander metaal in dünne plaaten geirolcken
? hoile metale Kogels ? Geev bevel dar gemaakt
worde Fig. 1. een Köper koffertje A.
ciec cen dekfel B. dat 200 naauwkeurigdcrzelver
holligheid vuld, datier geen water ter wereld
tiiffchen de voeren kan inkoomen , maar
gemakkelyk het koifertjeomgekeerdzyndedaar
uyt vald, aan de draad E. D. door de buyze
nederkl immende opgehangen. Het dekfel ß.
opgerrokken zynde zoo laat het werktuygFig.
II. nedcrzakken in het wacer tot de diepte by
voorbeeld van 8. vingeren , 200 ziilt gy zien,
dat de draad bot gegeven zynde het dekfel niec
meer val t , maar opgehouden word , ja dieper
tot 10. of 24. duymen lager gedompelt zeker
zwaardcr gewicht f. ophoud. Zie daar derhalvcn
een ligchaam van metaal zwemmendeop
hec water, op het vloeibare veel lichter , dan
in de lucht, Maak twee kopere bollen Fig.
I I I . of gclyke marmere rond langwerpige ge-
I daancens, even als ziiyleri, op hare voeren wel
glat gcHccpen A B. deze glat gefleepen vlakccns
mec v/ater of olie nat gemaakt Ifigd dieop
den anderen, daar iiyc gcflootenhebbendedoor
wryving en perillng de tuiTchcn inieggende
lucht: ZOO z u l t g y zien, dat debenedenfteboi
metalleen in de litchtzalblyven hangen, maar
daar eri boven cen aangchangen gewicht ophouden.
l-ig, IV. Ende rcdenen van alle deze uytwerkfelen
zyn niet in het duyfter den zodanigen
, dewelke onderwezen is in de beginfelen
van de hedcndaagfche tiiygwerkkundige Wysgecrte.
Yzcre gewichten , zoo veel gy zoud
willii!;:
II. R e g c<\p.-vT. v. ft .u
St'i-iiris iiiiuitar iiqius
H.'^tici) ^fr vXoM. GVP.VI. 5 li.
(t'-liHnmi'm'^f ^tfcii.
0-T)-Jùutnu'L fculp^.