N A T U U R K U N D E . 7 8 5
HET HERSTE BOEK DER KRONYKEN.
P R I N T ß L A D CCCCXCFI.
van daden .• hy verfloeg wee flerke kmmn va» Moab : 00k fri,,, hy af Z I
vcrßoig eene,,ieeuw m het ,n,dde„deskuyk urfieeuwtyd. . Krön. X I vers\ T
kjoecke beiden, hygutedm ter oorioge, toegeruß ,„et ronaiße ende f M l d t ^
de hare aangembten waren aangezicbten der leeuwen : ende zy war n als de 'rheen
op de bergen in fnelUgheit. ,. Krön: XU. vers 8.
De krygsheU BANAJA,
De Zoon van ]0\ADA,
atmmtenile. m dm dmji „an D A V I D door veet äaadtn.
Temd cm' uerwoedm Leewjj,
Die V hol vult met gefchreewjj,
Dowhongersnmdgedrukt, m vkcht zieh Imvi'erb'aden.
Aan de and're zyde ziel
Men meer dan een Gabiet,
Beruchte Heiden, alle in oorlogskunde ervaarai,
Gewapend met een fchilt,
Daar 's vyands kraehl voor fmilt,
Wier aangezKhten dm dir Leeuwen emnaaren.
TWee voorbeelden van doorluchtige Leeuwendooders
leeveren uyt Simfon en David,
nu doed zieh ondcr Davids Heldra öp Benaja
de zom van Jojada, welken de Koning had
gefteld Over de Crethi, ende de Pletht, 1 Sam:
V I I I , i8. XX. 13. Onder Salonion tot Veldoverften
Over hec gehcle heyr geinaakt, opvolg
e r v a n j o a b i.Kon 11,3^.1^.4. Gdykdap.
pere van dapperen geceeld worden , zoo was
onze Benaja geboren, zynde zyn vader Jojada,
cen Priefter, daar by 00keendapperin;in. Dez
e Benaja hecft verfiagen twee beiden onder
de Moabicen, fj^ez ßerke Leeuwen van Moab ^
volgens onze Latynfche, welke den Hebfeeuwfchen
Text heeft gevolgd, welke heeft Jrid
Moab. Dog gcmakkelyk kan onze moedeftalige
mec de Latynfclie zelve worden over een
gebracht, dewelke heeft zween fiarcke Helden :
de Oofterlanders namentlyk waren gewoon ,
volgenseenemanier, byna aan alle Volkerengemeen,
dappere mannen , in rterkce boven anderen
uytmuntende, metdennaam van leeuwen
te vermaaren, her welkovervloedigzoudekönnen
aangetoond worden , byzonder uyt de
Schryvers van het Joodfche Volk: even hierom
heeft de Syrifche ovcrzetting twee Reuzen
van Moab, gelyk ook de Arabifche.
Voornamentlyk komd totonderwerp van onz
e aannierkmg voor de tweede heldendaad van
Benaja. Hy verßoeg eenen leeuw in het midden
des kiiils ter fneeu-wtyd. R. Kmchitn Levi merken
aan 1er grooter lof van de daad, dat de
• kracht van den leeuw by winter- en fneetlwtyd
vefraeerderd word, in tegeftdeel ¿ e vaheeneü
raenfch verminderd : deze redenen laten wy
aan hare üycvinders over, gelyk ook ^injozefus,
de omftandigheden , welke hy daar by
doed , dat mifTchien de leeuw gevallen is in
eene kuyl met fneeuw vervuld, en zodanig is
ovefftelpt geweeft, dat hy zieh nietheeftkönnen
ontdoen , brüllende tttet open keeie; dat
Benaja in deze zelve kuyl is nedergeklommen,
en den leeuw heeft gedood. Welke daad nidc
veel van feukcloosheidverfchiliendenauwelyks
voegd aan een dapper man , Overfte geweeft
onder Davidoverderlyftrauwanten Bende, ea
I onder Salomon overfte over het gantfche hey?.
De gifllng van Bochart Bieroz. I. Ü e e l , Iii.
Boek, 4. kap. is verre waarfchynelyker, dät
de leeuw zi g in de kuyl heeft begeven, waarin
Benaja onvoorziens valiende met den Leeuw
eene llryd zoude hebben aangegaan, en denzelven
zoude gedood hebben. letsdiergelyksleeft
men Antholog. I. ßoek, 33 kap.
De eenzame leeuw by eene winterfche nacht
vi u ehrende voor den aanval des hagelsenvoor
de fneeuw, en de koude heuvel , en aan alle
zyne ledematen geraakt, komd inde ftal der
geitenharders zieh veiheugende op fteil afgebrooken
piaatzen.
Want her Hebreeuwfche woord bw betekend
Jerm: i î " ! J i •
wel in het gemccn eene kv.il maar nu en
dan eene put of regenbak Lev. XI. 36. Deur.'
V I . II. a.Sam: XXI I I . 15. eene kuyl anudron