N A T U U R K Ü N D E.
èànel in zyne VerkI: over deze plaats verilaat
door Chornefch de laatfte ribbe aan de lever.
Ook onderfchryfd dit Fuller HsiUge Zamcnmeng'.
V. Boek, i.kap. Een byzonder bewys
leverd de wonde vaft Amafa uyt 2. Sam: XX.
10. alwaar gezegd word: dat Joah hemgcjUgen
he€ft methct z.vjeerdaandevif<(eyibbe ^ cn
dat hy zyn ingewandter aar de heejt uytgejiort :
welke fpreekwyze ten eenemaal niet paft op
wenden van de ßorft. Doclizy dwaalen zeer
byfter , die met de Gemene Latynfche Uverzettingen
de wende piaatzen in de fchaamteleeden
, of met de LXX. in^foan , às. Lendenen,
ten waare milTchien icmanddoorT'/Ma
verftaan «filde de gantfche holligheid van den
Ondcrbuyk , längs welkers binnenfte lengte
de zeniiwen Ffoas genaamd opklimmen. iìy
l'-ngHhts in het XU. Boek van Ernas vind
men de befèhry Ving van eene wonde, dezeeveaaàrdigi
— En niit lang vencewnde vat hy hem in
àezide, en, 'i£;a/irlcifigsdedoodbetffoe'
digfte is, fleekt hy het blootezwaarddotr
de ribèen en de eggen van d
P R I N T B L A D CCCCIV.
Ende David vraagde den BRERE, dcweàe zeide-, gy en zult vkt optrekken':
maar trek op tot achter hen, dat gy aan hsn komet van tegen over de moer.
heàenbaomen.
Ende het gefchiedde , ah gy hoord het genùfch van eenen gang in de toppen ekr
moerhezkn bmme», dan rept ». i Sam: V . vers 13,24.
Tlaar D A V I D of de hulp van Ifrels GOD vertmwt,
Oj/ "wien hy tot dtis verr' gelnkkig had zeèr)Bwt,
Vraagt hy Jehova weér, ef hy de Thihjtynen,
iDe -uyanden zyn's huis en leeveni, met den zynen
Zon tegenlrekken en vervolgen ; dóch G O D S ftem,
Die zich op zynen vtaag list hooren, waAr/chn'^vt hem,
En -jiil niet dat hy hem van vooren Op zal homen,
Maar zich begeeven in de fchaailio' àer rnoèrheyboomen,
En ••iSjen hy daar uit hoorde ten gang als een getuidt,
Hy dan àen •Philìffein zou valten op den hnidt.
^Dit daet de Vórjì-, en G O D Laat hem weér zegepraalen,
En d'overwinning op zyn vyanden behaalen.
De Moerbezieboomis, by A^x^nEacha een
Moerbezieboom is , van dat zoort van
Boomen, dewelke heeft eene green vezelachtige
bloeiUem op dezelve Boom afgefcheiden
van eene zaehte Vmcht, gelykuytdekenmerken
op de rand afgelchilderd te Zlenis. Dcze
Boom, de alderverßandigße van de Boomen,
gelyk zy van 'Flimus genaamd word in het
X V I . Boek, 25, kap. en XVm. k a p . 27. om
dat zy de laatfte van alle uytbot , geefd aan
•Dirai/het teken, en toonddebeftiptetydaan,
op welke hy zoude können de bazuyne ontfteeken,
en met den Philiftynen den ftryd aanvangen,
maar een, teneenemaal, bovennatuurlyk
krygsteken, het welk degezichteindervan
onze Wysgeerige befchcuwing overfleigerd.
een ¿uyver willekeurig teken van de zyde van
G O D , den opperften Heir-Vorft van Ifraels
Leger-Heyr. Welke ik hier doe affchilderen
is eene zwarte Moerbezieboom I. B. Eené
Moerbezie-boom met eene zmarte Vneht C. B.
Eene Boom met eenetamelyk dikkeftam, omgekromt
en knoellig , met breede uytftaande
takken, ruy^, dikkcj taàye baft, hard van
hout, van binnen geel , met bladeren uyc de
rondte getakt, in de omkring zaags-wyze, ia
lice voelen eenigzins ruw, haairig, metbloeysiels
in plaats van bloemen groenende, wollig
zeerkortcvrucht, hangende aan een fteeltje, irt
het ronde, zwart als zy ryp is , vochtig door
eea zoct biocdrood zap.
P R I N T -