priatb.4ci. D e kroon, die Davids hoofc, na *c zegepraalen cierdc,
T o e n elk, dien dapp'ren vorft, als overwmnaar vierde,
W o r d , in een held'ren dag, door uw verftand, geftelc.
Piuitb.^7. Qg Miiilen, dienende den Prinfen om 't gewelc
Van Abfolom te ontvli^n, door yd'Icn waan gedreeven,
Heefc uw doorluchcen geell, naar hunnen eifch bcfchreeven;
Pnnib.^s. ^^^ »gj. gegj^e 2aak is voor uw' gcert te zwaar,
Scaafc uw verklaaring, die gy doec, van heerlyk hair
Des fchoonen Jongelings, Wiens harc, zo onbezonnen,
Zyns Vaders Kroon belaagde, en in dcii ftryd verwonnen,
A I vluchcend' mec zyn hair bleef hangen aan een' boom.
De blinde Staaczuchc kcnc geen regel, wec noch toom.
Piiatb.4oj. O o k ftraalc uw kennis in Natuurkunde en haar krachten .
Z o klaar als 'c dagiicht uit, daar g y , mec uw gedachten^
Ontgint de groote woede en 't doodelyk geweld
Van een ßeerin, die van haar jongen in het veld
Beroofd is, en waar by Voril David en zyn mannen
Geleken worden, toen zyn Zoon had aangefpannen
Met meer Vcrraders, om zyn Vader van den Troon
T e klinken, en zieh zelfs te eieren met 's Mans Kroon.
Printb.4io. Daar Hafai zyn raad aan Abfolon deed hooren,
Waat door Vorft David was een meerder heil befchooren,
En hy zyn hart geleek by 't hart eens fiercn Leeuws,
Die 't woud kan beven doen door 'c raazen zyns gefehreeuws:
Doch die, wanneer hy word door and'ren aangevochten,
Z y n hart voelt fmelten, en de woede zyner tochten
Vermind'ren, word myn geefl: door 't onderzoek geraakc,
Dat ge, op drie wyzen van den moed een's ftouten maakt.
Primb^it. vriendelyk onthaal, dat David, toen hy vluchtte,
Voor heiliooz' Abfolom, en 't allerflimfte duchte,
Van Ammons krooft ontfong, ontdekt uw' groote geeft,
Wat boom, aan wien de boon gegroeid was, is geweeft.
D i e , onder meerder vrucht, Voril David wierd gefchonken.
Priatb.411. Daar Seba, dertel, en van wulpze weelde dronken,
Vorft David niet erkenc voor Ilr'els Vorft en Heer,
Waarom hem Joab gaat mec 's Konings magc te keer,
En hem belegert in ßeth-Maacha's hooge muuren,
Opwerpende eenen wal om d'uitval te verduuren,
E n meefter van de Stad te worden ; toond ge ons aan
De toeftaot van den wal, dien Joab opdeed ilaan.
P/ifl[b.4T3. Maar krachriger voel ik myn hart en zinnen raaken,
AVanneer ge, door het vuur der Dichtknnde aan het blaaken,
In Davids Zegelied, onvolgbaar in zyn tränt.
Den letter wraakende, mec uw geleert verftand.
Dringe in de dieptens der natuurelyke dingen,
Ontvouwende den aarc der luchtverhevelingen,
En hoe den Dichter, die al 't Dichterdom verdoofd,
Door 't heerlyk Pfalmgefchal, waar in.hy d'Almagc looft;
Z i e h in dit Puikgezang, dat ieder moec bekooren.
In overdragtige en verbloemde rc£n doet hooren
Daar hy de byftand van Jehova, liert en maalt
Met verwen, uit de fchat van Vrouw Natuur gehaald.
Dac nu de Haaters van de Koningfnn' der kunftcn,
Door Keizers, Koningen, en Helden met hunn' gunften
Van eeuw tot eeuw bekroond, vry kloppen op haar mond,
Alom vcrlaft'rcnde de Dichtcaal zondcr grond.
Als was ze zonder zout, en zenuwen cn duifter ;
W y l zy hier, door uw pen, gefteld word in den liiifter,
Waarin zy eeuwig is by mannen groot van geeft,
Sints haar geboorte, tot aan onzen tyd geweeft.
Ontbrak'c Ö S CHEUCHZ E R ! my, aan gecn bekwaame klanken,
Hoe zou myn Zangheldin, u zeg'nen en bedanken,
Voor uw ontlediging van deez' verheven ftof,
Waar door de Dichtkunde u verplicht is voor den lof
Die haar uw veder gaf? verfchoon haar onvermoogcn,
Ter\vyl ik 't verd're van uw arbeid na zal oogen.
En
E n eiders zet gy wecr uw* wysgeerte in het licht,
Daar ge in den Zwaanezang, door Davids geeft gedieht,
Een tweederhande kracht der morgenzonneftraalen,
In regen en in droogte, op uw papier koomt maalen;
E n by den morgenftond, door mili noch wölk bcdekt,
Een K-echter vergelykt, die 'c volk ten voordeel ftrckt,
E n onbeneveld is van fchadelyke driften,
En meiningen,. die 'c hart vaak doodelyk vergiften,
E n Wiens raadfiagen, en wiens daaden, vroeg en fpá
Door de invloed en de kracht der Hemellche gená,
Z o op de Goddelyke als menfchelyke Rechcen
Gegrondveft, ieders zaak naar billykheid beflechten;
Waar door, als van den glans der Zonne , en van de kracht
Des regens, 't weeld'rjg gras uic de aarde werd gebragt,
H y even werkzaam, en nooit afgemat door zorgen.
Z i e h kwyt in zynen plicht van d'avond cot den morgen.
Dit Printblad toont ons ook de KofFyboom, wiens vrucht
I n vier gedeeltens van het aardryk is berucht.
G y doet uw Wiskunft zien, wanneer gy zo uitftekend'
'c Getal der mannen van ganfch Ifrael berekent,
Door Davids laft getelt, Hem en zyn volk tot ftraf.
G y wifcht den lafter van dien Vorft en Koning af,
H e m , door den dartlen en welluftigen gegeeven,
O m dat die Vorf t j nu haaft aan 't einde van zyn leeven j
Daar hem zyn ad'ren als verftyven, en zyn bloed
In wärmte mindert, zieh door eene Abifag doec
OppalTen, dienen, en verwarmen met haar leden.
D e r y k d om van den Vorft, die, in vermogentheden,
A l l e and're Koningen van 'c Aardryk overwon,
Z o voor als na zyn tyd . den wyzen Salomon,
Ontvoutge ons, in den kern der letteren ervaaren-
W i e kan den Yfoop met meer kundigheid verklaaren,
Dan g y , geleerde Man, die nergens in bezwykc,
E n boven ieder is, en fteeds u zelf gelykt ?
Doch wie is magtig u , ó eer der Fenix fchachten !
T e volgen op het fpoor der deftige gedachten,
Waar door ge 't Kerkgebouw van Salomon ontleed,
Aan 't welk hy heefc den tyd van dertien Jaar befteed?
U w rekenkunde blykt in 't Arbeidsvolk te teilen:
U w juiftheid in 't begrip der vierderley modellen
Waar in ge ftelt den grond des Tempels in het licht,
E n in den Tempel mede als in een ver gezicht.
D e ßinnentempel, door de kunft, in cwee Taf'reelen
Vertoont, moet in elks geeft een diep verwond'ren teelen,
Weleer door L u N o i u s en fchrand'ren VALLALPAN D
I n held'ren dag gevoert. Een prenc toont ons den ftant
Des ßinnentempels in het midden doorgefneden.
I k zie u 'c Heilige der Heiligen ontleden,
Met de Arke des Verbonds, en 't muurwerk, en den wand.
Die Cherub-Engelen verfieren, door 'c verftand
Van Vallalpanäus in een vroeger tyd gegeeven.
In drie Taf'reelen word zyn' netten grond befchreeven,
E n in een ander zien wy door uw vlyt verklaard,
'c Model des Tempels, zo het word tot Hai bewaard.
Voorts blykt uw ßouwkunde in de Venfters af te maalen,
Waar door het Godsvertrek zyn dag en licht moeft haalen.
Die blinkt ook uit, daar ge ons de wendeltrappcn, en
*t Geweift van Ced'renhout ontdekt door uwe pen.
Ook in de Kamers, die den Tempel met veel luifter
Verfierden, voor uw tyd gedolven als in 'c duifter-
Doch meeft in 't Blocmwerk, dat, zeer konftig georaveert.
D e fraaiheid des Geftichts niec weinig heeft vermcert.
De Cherubynen, door de konft ons hier gegeeven,
En door uw nette pen, naar hunnen eifch, befchrccven
Bewyzen middagkl laar, dat uw geleert vernuft,
Voor geene ftoñ', zo zwaar, en duifter, dupt, of zuft.
P«otb,4T4.
Pflmb.4if.
PfIotb.4ii.
Prlntb.4t7.
Ptlmb.4i8.
Pflßtb.4ip,'
Printb.4i«.
421,411.
. -fHPflntb,
4
420.
Pflor!j.4i7.
Printb.4ip,
en^ji.
Printb, 454.
Primb.4j f-
Primb4}S.
Printb. 417.
Dit