l - ' t
G E E S T E L Y K E
734
de knarsbeenen, raaar lopende naar deuyterfte
oudcrdom zoo worden de alderzachfte vliezen
ilyf, en de vochtcn zclve onderwerpen zigaan
de wetten van de Steenwording. De buysjes,
door dewelke de vochten doorvloeyen, zyn in
de tederejeugd z i eht , en buygzaam, maar worden
meer harder rot lyvigheid toe , eindelyk
worden zy in de laatrteouderdomftyf, endikwyls
en doorgaans beenachtig. Hier vandaan
de nafleep van kwaalen, ja de ouderdomzelve
eene ziekte. De Oogen , eene donkere kamer
van een oneindig konftwerk , zyn niet alleen
aan kinderen, jongelingen, en mannen naar alle
deelen beweegbaar, maar dooi- zekere tuygwerkkundigheid
word hcc netvliesje dan nader gebracht
aan het kriftallyhe vocht , dan verder
weggefchooven , naa de veranderendeftantder
voorwerpen ons nader of verder afgelegenj en
de natuur werkt uyt, wydaarvantcneenemaal
onwetende zynde, ofooktegendank, datgeen
op eene allervolmaakfte wyze, Iiet welkde kunft
door een linnendoek of papier in eene donkere
Kamer by een brandglas te brengen of van hec
zelve af te houden. Doch den ftokouden word
deze naturelyke fchildery uytgewifcht , de oo.
gen worden jhf ^ gelyk hier van /¡hia , de zenuwachtige
veezcls worden van bare buygzaam.
heid beroofd , de oogen worden vol rimpelen,
zy zyn oiide lieden in eenen Spraakkundigen,
en zy worden oude lieden in eenen Geneeskundigen
zin , de voorwerpen , verre afgelegen,
zien zy onderfcheidentlyker van verre, alsdie,
dewelke meer naby zyn. Dog de tulTthenruymte
tuflchen het netvliesje en het kriftalle
vocht zoodanignaaiiwergemaaktzynde, datde
ftraalen van het licht in dat alderdunfte vliesje
niet können op het middel pimt afgedreeven worden,
zoo word de blindheid zelve eindclykingevoerd.
Meer over dit ongcmak, een van de
aldergrootfte, zyn en de Geneesmeefters en Gezichtkundigen
te raadpleegen.
P R I N T B L A D CCCCLXVIII.
Ende Efia de Thhiter van den iniboonäeren Gikads , zeiäe tot Achab -/ZOO
"^KKKKCWTIG AhS) äe HEERE de GOD 1/raeIs ieefd, voor
wßens aangezkht ik ßa-, indien deze jäten dauw, ojteregenzyn\aly 'tenzyàan
na myn woordt.
Daar na gefchiedde het ivoord des HEEREN tot bem ; xgggende :
Gaat wech van hier, ende wend u naa het Ooflen , ende verbergd u aan de heh
Crith, die voor aan de ^ordane ts.
Ende het zal gefchieden dat gy uit de heh drinken zult : ende ih behhe den raven
geboden, datze u daar onderhottden etilen.
Hy ging dan henen, ende dedenahetwoorddes BEEREN^ wanthygingy ende
monde by de beke Crith, die voor aan de perdane is.
Ende de raven brachten hem des morgens broody endevleefch: desgelyks brood ende
vleeßh des avonds : ende hy drank uit de bek?. i. Kon: XV II. vcrs x 6.
tVanneer ELIAS, GOD, om droogte had gebeén,
En die^ op zy» gebed^ •uerfcheen ^
Tot ßraf van ACHAB, dte -vafi groeide in älle hosheid,
En ^ iii( broodàìònke Goddelòàsheid,
Aan JESABELgehtiivt, den -waaten G ü D mteerd,
En van den BAAL heil begetrà'
h hyy GOOS bevel, de ßad fluks nifge'weekeny
En fleekt zieh ccr;' in één der ßreeken
Des Lands, waar door de Beek van Crith vermaaklyk vloeiiy
En zynen groenen boort befproeit,
fiter werd Hy , door GO DS gunftgejpyztgt van den RAVEN,
^itdeelers van des Hemels gaven.
é Gy, Wiens kleen gekov' GODS foeverzieht mistrouwty
En op den arm des vleejches bouwti
Erken, in deeze daad, dit wonder, G ü D S vei moogen >
En fletmy op Hem, wiens alziende oogen,
O^ al 't Gtfihapendom, jleeds aeht ßaan. Hy zal nooit
IVen ge al ui» x.org op Hem fteeds gooif.
TAB. CCCCI.3CVIII.