N A T U ü R K Ü ISI D E.
P R I N T B L A D CCCCXXXL
•'Mil.
Aan niemand is onbekend , van hoe groot fezag Lightfoot is, van hoe groore naarlligeid'^
iii hec verklaaren der Joodfche Hciligheden,
van hoe groot eene vernuftiglieic in het
befchryven van den Tempel, hoedanig die
geweeit is ten tyde van den Zaligmaker
. K R - I S T U S , ZOO dar dieshalven niecondienftigzalzyn,
00kdeflelfsGrondtelcening, vooroaamentlyk
tot het leezen van het N. Teftament
toepaflciyk, hier voor oogen te ftellen,
doorgaans veranderd of liever vcrbererd, door
de Üpzienders van hec VVeeshuys te Halle.
A. De biiytenfte omgang van de muur.
B. De Poorten in dezelve.
C . De Poorte Sufan, welke genaamd worddcs
Konings Poorte 1. Krön; IX. 18.
D. De Poorte Hulda.
E. Eene andere poorre van dezelve naam.
F . De Poorte Teri.
G. Het Voorhof Salomons Toann: X. 23.
Hand; III. i.
H. Hec Voorhof der Heidenen.
I. Chel, de wydte cuiTchen demuuren, rondom
de \'oor!ioven gaande , in welke niemand
, dan aan den J o d e n , de toegang wierd
vergund.
"K. De Ten>pel zelve.'
L . De Grondflag des Tempels
_M. Twaalf Trappen naar de Tempel.
N . De kopere Pilaren Jachin en ßoaz.
O, De Schatkanieren.
P. De Ingang des Tempels.
Q; Hoc Heilige.
R . Hec H.der Heiligen. Hec Alderheiligftc.
S. De Omtuyning aan beide zyde des Tempels
, dewelke het Volk van den Voorhof
der Priefteren afweerdde.
T . Het dekzel des Sabbaths, onderhet welk
hec Volk en de Priefters vry waren van de
ongem,akken van onweders, ofandarsfins onder
de fchaduwe.
V . De kopere Zee.
W . De thien kopere Wafchvaten, namentlyk
v y f aan de zuydzyde van hec Voor-hof, en
vyf aan de noordzyde i.Kon: VIL 3S. 39.
alwaar de Offerhanden eerd wisrden af<?ewalTchen
» eer dac zy op den altaar wicrden
gedragen.'
X . Degrootc Altaar der BrandolTeren.
Y . 14. Ringen, aan welke de(Jllcagebondcn
wierden, die geilagt zouden worden.
Z . De 8. kope r eTa f c l s , op welke gelegd wierden
de Olicrdieren vorder moetendeverdeeld
worden.
a. De acht kleine marraereflachtpilaarcjes, aan
dcwelke de geflachte beeilen wicrden opgchangen.
b. Het vertrck Gazith^ alwaarin de groote Raad,
- beftaandeuyt7;.mannen, zieh vergaderdde.
c. Her ander gedeelte van dac vertrek, alwaar
de amprcn der Priefteren by het Loc wierden
uytgedeeld.
d. Hec Vertrek der Hoacen, insgelyks de kamer
dei- Byzitters, naafl: welke al hec hout
in den Tempel wierd gebracht, en alwaar de
Hogepriefter menigwerf met anderen om ce
raadpleegcn zac.
e. De kamer van hctrad, alwaar het water voor
drank dienende aan degene, dewelkediendden
, door middel van cen rad wierd gepuc.
f. De deLire des brandolfers, waar door al het
hout op het Voor-hof wierd gebracht.
g . De deure der eerftgcborenen, door welke
alle de eerftgeboorne dieren, tot het binnevoorhof
gebracht wierden,
h. De poorte der Wateren, ender dewelke de
fonteine Ethan, uyt Salomons Hofherwaarts
geleid, welke aan den gantfchen Tempel
water verfchafte.
i. De pUacs in hec binne zuyderdeel des Voorhofs
, alwaar de gcbouwen door boven bczolderingen
van binnen ontblood zyn geweeft,
om hec gezichc op het H. der Heiligen
tc beletcen.
k. De keuken der Priefteren, gefchikt öm te
. kooken die dcelen der offerhanden, dewelke
den Priefteren toebehoordden.
1. De kamer der Lammeren, alwaar. alcyd 8.
jammerenwicrddenbewaard» totdedagelykfche
oiferhanden gefchikt.
m. De kamer des Vuurs , alwaar in geduurig
viiur wierd bewaard
n. De kamer der Toon-brooden, alwaar deze
wierden gebakken des avonds voor den Sabbath.
o. De kamer der tekeningen, alwaar uytgedeeld
wierden de tekens aan die gene, dewelke of
wyn of oUc tot de offerhanden begeerden.
p. De deure des Vuurs , alwaar der Priefters
wachten waren, en vuur om de Priefters te
ver warmen.
q. De deure der offerhanden , waar door de
alderheiligrte offerhanden in den binnenftea
Voorhof wierden ingebrachc.
r. De Poorte des gezangs, naaft aan den Le.
vicen den Zangers: de poorte des uytfteks,
om dat die voor uytftak naar het Voorhcrf"
der Heidenen
s. De Poorcc derafwafTching, alwaar de offerhanden
gcwa/Tchen wierden, dewclkeopden
alraar gebracht zouden werden.-
t. De kamer Pharphah, alwaar de huyden den
bceftcn afgctrokken, en met zout bciprengd,
wierden bewaard,
11. De kamer van het Zout, gefchikt om hec
zouc te bewaren.
w. Het Voorhof der Priefters, 11. eilen wyd,
X. Twee
h
i f .
i