¡M
752 G E E S T E L Y K E
P R I N T B L A D CCCCLXXX.
Elide hy zeide ; Zoo zeid de HE ERE : maakt in dit dal vele gragten. Want
; zoo zeid de HE ERE-, Gylieden en zuit geenen wind zien, ende gy enzultgee.
«en regen zien, nochtans zal dit dal met -water vervuld viorden, zoodat gy zult
drinken, gy, endeuvee, endeuweheeflen.
Ende het gefchiedde des morgem als men het /¡¡ys-offer offerd , datter , xlet, iva.
ter door den uieg van Edom kwam , ende het land met tsater -vervuld inerd
i . K o n . I I I . v e r s 1Ó, 17, 20.
Op 'î ee»e wunder völgt ht ander wonderwerk!
Brie Vorfien, dravende ten flrjd in "t legerperk,
OmHOAMSKming, tot zyn plicht, door'tßaaltedrz!mgen,
Zien zieh, op 't onuerwaehfl', door watersnood hefpringen,
En in ^evtiar, om "t lyf, m dieze hooge nood,
le mißen, door dm ßag van etn' onfulb'rm dood.
Zy fmeeken G O O S Fropheef. die voegt zieh tuffchen beiden ;
Verwyt aan JOR.AM, dat hy Godloos, onbefeheiden.
En zmder Godsdtenß -was; "voorzegt hem altes wat
Geheuren zou; en -wili door G O D gekeraart, dat
Het -Volk veel Gragten grave, om- "t water te kvatten,
•t Geen dien Jlmagtigen mtdeeler zyner fchatten,
En gaaven, Over 't Land van Edom brengen zou.
Het doet znlks ; en Hy, die moit wankeide in zyn trouw,
Vvlt, eer des and'rendaags, tiit de oofleriyke Kimmen,
De nuchfren Dageraad verdreef al 's Aardryks fehimmen,
Met water "t ganfehe Land, daar "t zypeld liit dm 1
Waar door zieh Ifrail verlofl en zekcr vond.
Gy, die de • wondren van G O D S mogenheid d..
Leer, int dit isjondcfwcvk I tti£j Godlooshcid vcYZUttkcTt
ALhier is eennieuwwonderwerkomtrendde
H o o f d f t o f f e , het W a r e r , verriebe. Boven
hebben w y gezien EUfa met de mantel van
Elias de wateren van de Jordaanftroom verdeil
e n d e , welke hy mec drooge voeten is doorgegaan;
daarna zoec makende de bittere of zouce
wateren van J e r icho 5 veranderende daar de vloeibaarheid
in vaftlgheidj hier ondcugendheid in
gezondheid. Nu worden de wateren van verre
ontbooden en zy koraen, zy vloeyen, zy overftroomendeaarde,
doordenatuiir, van dezelve
omblood. HetdriefpanKoningen, namentlyli,
Joram van Ifrael , Jofaphat van Jiida , en de
K o n i n g van Idumea, had eene krygstocht ondernomen,
op dat z y den Koning der Moabiten
te vooren cynsbaar, nii wederfpannig , binnen
d e kring der reden zouden dwingen. Endeais
zy Zeven dag reizen omgetogen waren (door
den weg der woeftync;) zooenhadde het leger,
ende het vee, dat hen navolgde, geen water,
vers 9. Gecne ongewoone uytwerking van de
N a t u u r in de Oofterfche landftreeken , dcg
voornamentlyk in dewilderniiTevan Arabie, alwaar
het aldergroocfte gebrek aan water is, en
wel 200 groot , dat de beeften niet zelden mcc
d e reizigers van dorft omkomen , cn deze de
laatfte toevlucht moetcn zoeken tot dat der Kamcelen,
het welk in de mage verborgen is. Dog
het is niet licht tezeggen, of z ieh de Koningen
voor hen zelven, en voor hunne heirlegers niet
genoeg hebben voorzien, gelyk z y wel mceilen,
dan of de krygs-optogt langer, dan z y wel gemeend
hadden , hebbe geduurd. Dit is uyt
den Text zekcr, dat het water heeft ontbrookcn
, en de heirlegers zodanig door den dorll
geprangd , dat het gevaar van het leven den
menfehen en ook den beeften Over het hoofd
hing. Door dit rampgeval gedriikt nemen zy
hunne toevlucht tot Elifa, gclyk bydringende
noodgevallen de gebcden der godvruchtigen,
en der verftandlgelicden, by andere tydenniets
geachi , de toevliichrplaatzen zyn der Steeden
en Volkeren. De Profcet korad 'er tuflchen,
h y verwyt Joram zyne ongodsdienffigheid, hy
voorzegd de toekomende zaken , dewelke het
begrip der rede te boven gaan, en de krachten
der natuur, opdat z y te gelyk eerbiedigenverwondcrende
de aliccn helpende hand van G O D
zouden erkennen : h y beveeld en fchikt de zaken,
die te doen w a r en, op dat een zoo wonderdadig
hulpmiddd dcngedrukten ten gebruyke komen,
nog niet al te fchielyk voor by gaan zoude. Zoo
zeid de HEERE, maakt m dit dalvelegragtengebim,
gebim, kuylen, kuylen,dal:is,vcle
gragten , zeer vele ontfang-plaatzen voor het
water dat koracn zal: en wel nevens dezegoo-
CCCCLXXX.
II.WKG-, Cdip. Iir.V.J-D.iT. Zd.
Ariiirt* f iui i ius ¿liíliifiile?.
I i i"^»'!' . c^lJl . I I I . iMt>. ir. 20.
i'iiii \rvni' íintrlfffpt'i' .^^iuu'^i'r ^ííifflpj-.
J.A.lhJnJ, .culfs.
m
. - f .«!
m:
I
I ' !
I i ' W"!
l í l l i y i '
|í¡ii-ii,.|,.
tili
f!
il'I
llKt,