i :í;j
iiHü!
I'! i:
f á
ffl
N A T U U R KÜNDE.
worden,- dan als zy aan de fchaale zyngcwoogen.
Zoo dat, niec achtergcftejd zynde de
eei-bied, welke aan de cerwaarde Oudheid coebehoord
, wy het voor geene ongodsdienftigheid
houden tcverwerpendiedingea, deweike,
geduurende de gantfche loopderplomp-wocltc
Eeuv/cn, voor regelmatige waarheden zyn geloofd
geworden, nademaal dezelveentcgen de
Reede ftrydcn, en regen de ondervinding, en
de Proevc niec können doorilaan. Die noodlot
ondervinden de Donderftcenen , dewelke de
gehele Oudheid heefc geloofd, enhetgemeene
Volk roc nog coe gelootd. Ja zelfs zyn'er onder
de Geleerden, dewclkeophareeigeftudeerkamers,
of in de Schatkabinccten der Vorilen
en Grooten , voor Donder-fteenen verkopeni
dewclke niers anders zyn, danofbeitelvormige
Keifteenen , of Kriftallen, Vuurlleenen enz:
Dat her voor tegenwoordig genoeg zy deze dwaling
aangetoond tc hebten. Mec ftilzwygen
moet niec worden voor by gegaan , her geen
'David vermeld van de ßlixcm en Weerlichc
(^berakim becekend hier eigentlyk weerlichten,
maarook, Le Clcrcq hecdusvercalende , BUxemcn')
dat zy verjchrikt make», welkeuycwerking
zy waarlyk uytrichten by menfchen
van de aldervolmaakfte godloosheid. En wie,
bidikujis'er, welken de ftemmedes HEEIIEN
niet zoude verfchrikken ? Ik hcbbe eenen Ongezien,
en hebbe hen\ door en doorge-
, die by donder enblixem-weder zyn elendig
licchaam in de holte van eene ton heefc
vei-borgen. De Oorfprunkelyke Text heefc
Vajachomem, en heeft hen in jlukken iemaien
Le Clenqy heeftze verßoorä. Pf: XWWl.^ajechummem.
ht LXX.exeßeyfen autous^ de
gemene Lacynfche, confumßt eos y heeftzeverteerd.
vs. i6. Ende de äiepe kolken der zee '•ater-
65s
den gezien , de gtouden der isjereld Wierde»
ontdtkt door het JcheLden des HEEREN y van
hit geblaas des K&inds zyner neuze. Menleeft
niers van Davids Tochren en Scheepsvlooten,
of Slaagcn op zee mec de vyanden gehoudcn,
ZOO dat derhalven de aangehaalde Piaatzen uyt -
drukkcn de natimrelyke uytwerkingen, dewelke
de Blixem-onweeren op zee verwekken. De
watcren worden cot fchuymopgebriiyrt, endat
licht aanbrengende, en hoogopryzende golven
door de draeyende ilormwinden , zoo dac de
Sclicepen van bergen tot in valleyen fchynen
afgerold te worden, in de afgronden der zee,
het welk voor de Zeelieden meer verfchrikkelyk
is , by aldien de tulTchen doorfchynende
blixemen de alderdiepfie Schntlplaatzen der
wntcren , en de Groriden der JVereld ontdek'
keji. Virgilins in hec J. Boek van Eneas
vers 110. enz;
Deze hangen in de hoogßezeegolfj voor deze
ofend cene gapende goif de aar de tujfchen de
baaren, de vloed raasd door zanden.
De alderdiepße ßbuilplaatzen der wat eren
en de gronden der wereld zyn hy Heßodus geys
rhizai, de wortels der aarde, boven op de
Helle gebouwd, Theog:/!;.
- - - - - - autar huferthen
Geys rhizaipeßhukaß, kai atrugetoio thalajfeys.
Van hst geblaas des winds der neuze fchryfd
de Pialmdichter naar den Menfch , het welk
GODE betamelyk moet verilaan worden. En
is deze manier van fpreeken ontleend van Menfchen
en ßeeften door vuurigheid van woede
als rookende , en de lucht door de neusgaten
fchielyk hecn en wederhalende.
— Dat de gramßhap en rtmplige korts-
•wyl nii de neus valle.
Per flus V. Schimßd: vers 91.
P R I N T B L A D CCCCXIV.
Ende hy %al zyn gelyh het licht des (a) morgens ^ ivanneer de Kpnne opgaat i desmor^
gens ^nder 'molken^ wanneer van den glantz na denregen, degras/cheutkensuit
der aarde voorkpinen. z Sam. XXI I I . vers 4.
(a) Myn Koninkryk of myn hüls is als het aldcrlielderfte licht, het welk allengskins vermeerderd,
nog gene donkerheden hecit.
Hoe fchoon vertoont zieh V Zonnelicbl,
Dat vrolyk ryß nit de Ooßerk'mrnen^
En bant de fcbadimen en Jchimmen
Des nachts van 's yfardrykr aangezicht ì
Het blaauw azuur is zonder wölken!
De guide Zon beßraalt nu de Aard^
Die ^ na den regen vruchten baart ^
Tot onderhoud van 's waerelds volken
Wal of dit Zinnebeeld beduidi
Vorfi DAVID, die zyn leevenskrachte»
Ziet mindWeny boezemd zyn gedachten,
uils