n !
T E I. Y K E
¿ 5 4 G E E S
HE ERB gevoerä. 0/ eenen Cherub, ... ,
eH word gezien op de vleugelen des winds,
zie vers 11. Bucbananus;
Hy, varende op eene vHegende wagen, voor
'•j)elke eene vlarnmende vogei, de toomm hondcnde
y hcenen roeid op de lichte vleugelen der
^'mdai, orrt'^md zieh rondom in een donker
'ü:olken-ge'xaad.
Want onze Pfalindicluer Iteld G O D in de
boogce verheilende voor , als of hy zittende
o p de Wolken, der Winden wagen, voortgezec
wierd op de Zcgekoets, de Engeleo zyne
Voerliiyden zynde. Pf.XVIII. 11. Hyvoerop
eenen Cherub^ ende vloogy en werd gezien op
de -vleugelen des -winds.
De wacerige dampen worden aangemcrkt als
dünne uycgebreide blnasjes of bobbeltjes, dryvcnde
in deopen Luche, doorwelkertuilchenwydrens
als de Zonncftraalen doorgeic booten
worden, zoo klaarddehemelop : wordendeze
bobbeltjes door de Winden, of andere oorzaken
op een gepakt, danfleldGOT)duyllerni£'e
rondom hsm als lenien\ eene zamenbindinge
van wateten t wokken des Hemels, vs. \ 2. By
welke befchryvinge eener ongeftuime Lucht
door David, vergeleken kan worden die van
Ovidius het I l L ßoek der Herfchepp: vers 299.
Et klimd naar de Lucht. en door etne wenk
trekt hy de volgende wölken^ by de-welke hy
heefi gevoegd ßortregens en weerlichten gemengd
ondcr de wimen^ en TiOiiders, en de
OHvet mydelyke Blixem.
vs. IJ. yan den glantz voor hem henen, werden
kolen des vuurs aangefleeken. Klaarder de
PlalmiQ: Ä V 1 1 L 13. l^an den glantz, die voor
hm 'inas^ dreeven zyne wölken daar henen-,
hagel ende vyerige kolen. Klaar is hec, dacdoor
fpreekwyzen, van de Luchthevelingen genomcn,
hcc alderzwaarftc onweder mer Hagel en
Blixera omzet word befchreevcn , waar door
niet alleen de waccr droppelen in her nedervaU
len van de ftrenge Noordewind aaDgecafl: tot
ys verandcrd worden, maar 00k zeer vele zolpher
en zalpercrachcige uytwaaiTcmingen door
oacfteeking ilerk worden bewoogen, en tot de
alderfnelfte beweegingen toc blixemen worden
gedrongen , welke vuurige ballen , vuurige
knolen worden genaaind, of brandende holen.
Hoor de Overzetcer Bucbananus:
"De pylen der ge zw aide vlam mt de fcherpziende
oogen nerdryven door eene heldereglantz
de droeve aonkerhedcn f'an daar ßort eene
krakende (lagregen van ßeenachtige hagel neder,
en de bochtige draeyingen der hervaaarts
en derwaarts lopende vlammen loopen hier en
daar.
vs. H - Df HEER E donderde van den Hemel
, ende de Alderhoogße gaf zyne flemme.
Het is ons allen erv^areaen bekend, dat geduurendi:
hec ü nwc d c r , cn vonr het zelve de Dqq
dersfchommelen. P f .XVI I L i4..EndedeH£¿
RE donderde in den heme ende de AlderhoQ^.
ße gaf zme Hemme^ hagel ende vyerige kokn,
Dat geen , het welk wy nalpearders der Ni.
tuur uytdrukksn door eene trillende, van eene
fterke uytfchiering, beweeging der Lucht , en
het gemene Volk Donderßagen noemd, dai
noemdhet Heilig VJnhockäe fiemme des HEEREN,
en dat wel Pf. X X I X . zevenmaal her.
haald. En uyt dé even aangetooge plaatzen
blykt het, dat door die byvoeg-woord bete,
kend woi d niet alleen de Donder, maar ook dt
Blixems, doch voornamentlyk datzwaare, ge. |
krak, het welk de ooren doordringd. De ^emme
des HEEREN breekt de Cederen, vers
Alle geluid, is wel de flemme des HEEREN,
maar voornamenilyk dit blixeraend alhier, vaa
alle die op deze aarde gehoord worden, de al.
dergroffte en alderfterkfte. Vceg 'er by hetgckrak,
't welk de onderlinge hagelfteenenondei '
het nedervallen, door tegcn malkanderen ftoo..
ten, veroorzaken. |
Maar de Blixemen zelve worden verder dooif
een afzonderlyker Denkbeeld met hareuytwerl
kiogen voorgeileld vers l i . Endehyzondpykhuyt
endever¡iroideze -, bíixem^ ende verfihrik-•
teze. Gelykluydig P l a lmXVI l L 15. Ende in\
zottd zyne pylen uyt, ende verßroydeze; endt
hy vermenigvuldigde de blikjemen , ende verfihriktefe
Daar worden de blixem-pylendooi
Chttfm, hier door Chitfau uytgedrukt. Zoortgelyke
fpreekmanieren zyn niet ongewoondet
b y d e ongewyde Schry vers, voornamentlyk de
Ooilerfche. Herodotus IV". Boek, 19.kap.van
de Blixem, dewelke floeg in het Paleis van Jalas
^ Koning der Scythen. Op dit heeft Gü'D
eene pyl afgeJe booten, waar door alle dinget,
verbrand zyn. By Heßodus Theog: vers 708.}'
worden de Donders, Blixems , Weerlichten!,
Keyla T>ios megaloio, pylen van den grooten]
Jupyn genaamd. Üvidius Herßhepp, f. Boe)
vers 239.
De pylen worden weggelegd door de handen\
der Cyklopen geßneed. i
I I L Boek, vs. 3o>. |
7)aar is noch eene anderelichterblixem, aa¿
welke de recbterhand der Cyklo/en minder
wreedheid en vlarnme^ minder gramfihap gevoegd
heeft ; deGoden noemendie tweedepylen. f
Uyt de tot nog toe gezegde zaken is het klaar,
dat de befchryviiig , dewelke David doed,
waar door hy zcker zwaar onweder met de aanhörige
dingen voorfteld, ten eenemaal leenfpreukig
is , cn te gclyk luchtverhevelig, dat derhalven
die gene op gene vai le kooten ftaan, dewelke
uyconzen T e x t de zoo gcnaamde Blixemfleenen
trachten te bewyzen. Wy leven in die
tyden, en gelukkige gcnoeg, waar in de overleveringen
moeten gaan door hec Vuur der beproevinge,
noch niet eer voor waarheden erkend
wor- lE. S am. Cap.XXIU. V. 4
lioiL aibor. .('^cíftr . • ^ « i t m .
J. G. FinU S.-Jp.r.