T
fii:
I ; it-
I l l ' t - i
^ h m
G E E S T E L Y K E
en Jerm: LH. i 7. onder andere kopere vatcn
van den Tempel door den Babyloniers weggevocrd
ten eenemaal gene melding van de kopere
zee word geraaakt. Zekerishet, dac het maakzel
des Alcaars van den tweeden Tempel van
fteen is geweef t , zie i. Makk. iV.44.,45,46.
Waar over verdiend gelezen re worden eene
gche'e Verhandeling, opgeviild mecalle zoort
van geleerdheidj \iin Johannes yacobus Crame'
rtis, cerryds mynen zcer gcmeenzamen vriend,
nu oiidcr dc gelukzaligen.
8 0 0
ten van Iure voetftallcn, maar eenen, ten eenemaal
nieinven, altaar heeftdoenniakennaarhet
model van dien re Damaskus, endenzclvengeplaatft
tuíTchen den Tempel en den oudenakaar
tegen hec Noordcn Dóchofdeze nieuwe altaar
door zynen Zoon Hiskias te gelykmet alle
de andere altaren den afgodendienft toegewyd
2. Kon. XVI I I . 21. wederomisafgebrooken,
en hoedanig deszelfs geftel is gewecit,
daar van vmden wy nicts in de Heilige Bladeren.
Dac die van fteen is geweeft mag mcn
vermoeden daar uyt, om dac z. Kon: XXXV .
2. Krön: IV. vers 1 — 13.
Daar tee maahe hy degegotene z^ee, van tkn elien was zy, van hären eenen rant, tot
hären anderen rant, rondom ront, ende vyf eilen in bare hoogte, ende een meetßioer
van äert'ig eilen omving fe rontom.
Onder äezelve nii was de gclykeniffe van runderen ^ rontombenen^ die omcingelendcy
tien in een eile, omringende de zee rontom: twee rygen dezer runderen waren in hare
gietinge gegoten.
Zy flondop twaalf runderen, drie ziende naa V Noorden, ende drie tiende naa het We^
ßen, ende drie ziende naa het Znyäen, eude drie ziende naa het Ooßen j ende de zee
was hoven op dezelve : ende alle bare deelen waren inwaarts.
Hare dikie nu was een band breed, ende hare rant als de rant ecnes bekers, ofte eener
leliebloeme, begrypende vele Baíhen: zy hie Id drie duizend.
"Ende hy maaktte tien wafchvaten, endeßelder vyve ter rechter . ende vyve terflinker
hand, om daar in te waßchen^ wat ten brand-ofer behoord, flaken zy daar in:
maar de zee was, op dat de Prießeren T^jcb daar in zonden wajfchen.
De zee nu zettede hy aan de rechter zyde, naa hei Ooßen, tegen over het Ziiiden.
De twee pilaren, ende de bollen, ende de twee capiteelen, op het hoofd der pilaren: en^
de de twee netten, om de twee bollen der capiteelen ie bedekken, die op der pilaren
hoofd waren.
Ende de vierhonderdgranaat-appelen tot de twee netten: twee rygen van granaat-appeien
tot elk net^ om de twee bollen der capiteelen te bedekken, die boven op depilaren waren.
Zie i.Kon: Vll.vers 16.17.18.20.23. 26.38. 39.41.42.
2. Krön: VII. vers 1.
Als nu Salomo voleind hadte bidden, zoo daalde het vuur van den hemel, ende verteerde
het brand-ofer, ende deßacht-oßren, ende de beer lykheit des BEßREN vervuläe
het Euys. '
1 . Krön: VIII. vers 17. 18.
Doe toog Salomo na Ezeon-Geber ,ende na Eloth aan den oe ver der zee^in het land van Edom.
Ende Hur am ^ndbem door de hand zyner knechten, fcheepen , mitsgaders knechten., kenners
van de zee^ ende zy gingen met Salomons knechten naa Ophir^ ende zy haalden van
daar vier honderden vyf tig talentengouts ^dewelke zy brachten tot den lioning Sa(omo,
Zit I. Kon: IX. vers 28. X. vers 11.
2. Krön: IX. vers i.
Ende doe de Koninginne van Scheba het geruchte Salomons hoorde, kwam zy, om Salo^
mo met raatxelen te verzoeken te Jeruzalem > met een zeer zwaar heyr, ende kemeien
dragende fpeceryen, endegout in meenigte, ende koßelik geßeente:
Zie I. Kon: X. vers 2.
z . Krön: IX. vers 9.
Ende zygafdenKojjinghonderd, endetwintigtalentengouts ^ em in groote
N A T U U R KUNDE . 8oi
menigte, ende koßelik geßeente : ende daar en wasgelyk deze fpecerye ^ die de Kqiiivginne
vm Scheba den Koning Salomogaf, gene geweeß,
'Ali 2. Krön: IX. vers 10. 13. i j . \6.17. ir»
Voorder ook Hurams knechten, ende Salmnons I^Jiecbien, die gout brachten uit Ophir,
krachten Algummiinlmt, ende edelgeßeeme.
Het gewichte nu van het gout, dat voor Salomo op een jaar iukwam, was zes honderty
, gn zes en V zeßig talenten gouts.
Daar toe maaktte de Koning Salomo twee honderd rondaffm van geßagen gout : zeshon^
den ßkelen van geßagen gout liet hy opwegen tot elke rondajje.
Insgelyks drie hondert fchilden van geflogen gout ; drie honderd ßkelen gouts liet hy opwegen
tot elcken fchiid : ende de Koning leiäeze in het huis des wouds Libanons,
i^og maakte de Koning eenen grooten elpenbeenenThroon ^ ende hy overtoog denKfhen
met louter gout.
Want des Honings fcheepen voeren naaTarfis ^ met de knechten Huramseensindrie
jaren kjvamen defchepen van Tarfis in, breiigende gout, endeJilver, elpenheeUy
ende apen, ende paeuwen.
Zu I. Kon. X. verf: 11.16.17.18. IX. vers 28,
2. Krön: Xf. vers 27.
Ook maakte de Koning het filver te Jeruzalem te xyn als ßeenen ; ende de cederen maakte
hy te zyn als de wilde vygeboomen, die in de leegte zyn in menigte.
Zie I. Kon. X. vers 37.
2. Krön: X. vers 11 - 14.
Mjn vadcr heeft u metgeeffelengekaßyd -, fnaar ik zalu metßorpioenen kaßyden.
Zìi J. Kon: XU. verß': 11. 14.
2. Krön: XVI. vers 12.
Afa nu in het negen en dertigße jaar zyn^ Koninkryks, werdkrank aan zyne voeten ; tot
op het hoogße toe was zyne krankheit.
D e aard der ziektens in her Heilig Wecboek
vermeid is van eene zodanige gefteldbeid , dac
'er veci eer vocr gisilng naa dezelve. danvoor
vali bewys plaars is. De Heilige Scliryvers
nemen die Kegels niet in acht, welke de Geneesmeefters
den Geneeimecfters voorfchryven.
Z y teilen niec onderfcheidentlyk op de kranke
plaaczen, de toevallen , byvallen , hec begin,
voorrgang, het hnogftc , afneeming , de iiycrekking,
verfchuyvingen , de krachten dcrgebruykte
geneesmiddclen of in acht genomc maat
in ecten endrinken, alle welke dingen zekerlyk
nodig zyn om het verhaaleenerzickte voiftrektelyk
op te maken Men leeze overdezezaak
den voortrefl'elyke Hippokratesperinoufoon, over
de ziektens, wiens voorfchnften de hcdcndaagichen
voigen en in eerbiedhouden. Den Uytleggeren
der Heilige Schriften gebeurd in het
vcrh.ial der mecfte ziektens dac gene , dac ons
Gcnecsmeefters, wannccr van wtinige, en die
wel gene ziekkcnnelyke tekcnen , verhaal gefcliicd,
uyt dewclkc het nauwclyks geoorlotd
¡steraden,ik lare ftaanbondigte oordeclen. Zon
is het byna gelegen met deziekre , waar aan ^f a
dodclyk krank hecfc gelegen. De Üyticggersdo
pcn dczelvc gemecnlyk mec den naam van het
voereuvel , welke wreede ziekte der
voeren recds al van ouds den genen meer heeft
gepynigd, dieinrykdommenovervioeyen, dan
den zodanigen , die met armoede worftelen.
lets zoudc men können raden miiTchicn uyt de
toeftecming van deze ziekte, dewelke den Koning
te bedde heeft geworpen. De T e x t heeft
gnadlemakh. De LXX. heoos fphodra , insgelyks
¿gööi öwijo, totbovm, tot aan boven, welk
e fpreekmanier met het Voeceuvel overeenkomd,
ofop het zelve pafl: vandc voeten naar
boven als het wäre weder op borrelende, of
weder opklimmende, deFranfchen noemenhec
bekwamelyk une Goifteremntee, ecnwederopgefteege
voeteuvel. Deze ziekte dreigd geen
Icvens-gevaar, zoo lang die hangen blyfdinde
minedeledeelen, uycwendigelecden, maar de
lyder een tyd lang door pynen afgemat, hec
zenuwachtig geftel door zoovelcgeduiirigherhaalde
nypingen vermocid zynde en laitig gevallen
, by aidien het kwaad door eene nood«
fchikkelyke verhuyzing overgaat tocdeedeldec
ingewanden, van den onderbuyk,borften hoofd,
Word de Icvensdraad gemakkelyk afgebrooken.
Deze verklarmg kan gcduldworden, maarook
anderen voetkwaalen nie: verbannen ( nademaal