:: jj.ii
ikilMll ! ,
¡ l i ; ' ' . ' '
I f l|-.4i
• P !
Ii.:.
760 G E E S T E L Y K E
P R I N T B L A D CCCCLXXXVI.
Zoo llam hy ( N A A M A N ) af , ende dopte zieh in de Jordam zevemnaal, ma
..? : kt woorä van den Man GOOS: ende zjn vkefch kwam weder gelyk het vleejch
'' Tjan eeyien kleinenjongen, ende I)y iverdreyn.
V>aarom zal u de melaatsheid Naamans aankkeven, ende uweti mdein eeuwigheid:
Doe ging hy uit van voor zyn aangeaeht, melaatjch (wit ) als de Jneetw.
i . Kon. V . vcrs 14. ly.
• DekrygsheUN AMAN,doorJRHOVAASßamilthand.
Meiaatßhge'-jjitrden, krygigezonde en friffche ledert,
Na hy zieh zeven-werf, in dien bedr'oefdenflaut.
Dem- raadvart GOOS Propheet, geßerkt dcnr'sMmsgebeden,
In denjot-daainßroom hadgedompeit. Hy geraakt
Door zulkeenwmderdaad, envan GOD^ geeft gedreeven,
• Ziitßuks zieh uit dm band van 't mgeloefgeßaakt i
Erkent den -jsamn G O D , als Heer nan dood en keven:
Va-laat het Heidendom, m "jjord een Ifr'Hiet,
Itrwyl G E H A Z 1 zieh doar G O D bezoeken ziet,
Blyf, o Aanfch(nrj;er! nkt aan 't uitterhke hane
Jnn^ '* J. .... I
Om, op E L I S A ' i raadzieh zevenmaalte'bitiien,
Vilbragt dtt •ujßnder''^erk ; en deeze zehde Geefl,
Zo ury in 'tfebenken uan zyn'fehatten engenaden,
Verliehtte ook 's Mans gemoed, en deed hem onbevreeß
De htillmz' Afgodsdienß des Heidtndoms verzanken,
En in de Liefde tot den niaarin Godsdienß Haaken.
Erktn in N A M A N voirrts den doodelyken fiaat
Derzonde, en in den firoom, waarin hy zieh gong
Het water van den Doop, geheiligt doerr deplajfen
Des on-jjaardeerhaar bloeds van onzen tosverlaat
Der zielen Heiland, wiens verdienfle ons deed bekamen
Het reeht ten leeven, toen hem 't leevenslieht begaf.
• Leer uit G E H A Z l , die, doerr hebzneht ingenmien,
Met N A M A N S ziehe -jjierd, 0agen tot zynpaf
Geen vrekheid, hgentaal, en VKile laßerßyven,
En nimmer Koopmanfehap, met "
DTt gantfche Gefdiiedenis-verhaal van die
Kapittel iseene aandachtigc bcfchouwing
overwaardig. Ten toneelc verfchynen twec
Köningen, een Krygs-overftc , of Oppcr-Legerhoofd
desOorlogs, eenProtcet, endefTelfs
jongen, elk zyne eige en van den anderen onderlcheide
rolle fpeelende. De Koning van
Syrie, van Godsdienft een Heiden , zend den
Opper-bevelhebber over zyne krygsbenden tot
den Koning van Ifrael, met brieven van voorfchryving
van eenen byzonderen inhoiid: Zoo
'Mnneer nu deze trief tot u zal gekomen zyn;
ziet tk hebbe mynm kneeht Naaman tot u gizonäen,
datgy hem nntkdigd •ian zynemelaatsheid
vers6. J o r ammi d s Koning, degodloozezooi
van den godloozen Achab , behendig zynde ,
^eeld den flaatkundigen, en den yveraarvoor
G O D S eere ; nocbtans, met zeer doordringende
oogen fchynd hy zichinditGezantfchap
zekere verborge reden vanftaattezien, ftrydig
tegen de reden van zyn Koninkryk , en de
Hmchelaarwil deeerevan G O D bewaarden
gedekthebben. Dthriefgelezmhebbendtfehturd
hyzyne kleederen, mde hy zegd : Ben ik dan
( j O p , ernte doden, ende levendig te maken,
dat deze tot my zend, om eenen man van zyne
melaatsheid teontledigen?wanivoörwaarmereket
dag, endeztet, dat hy oorzake tegen my zaekt.
vers 7. IJeze nevelen vanden Valfch-ilaatkundigen
verdryfd de Wonderdoende Profeet, liy
necrad de begeerde geneezing van Naaman op
zieh, hy volbrengd in den naam, en ophetbev
e l v a n G O D dezelvegeUikkig, Gehafizynen
kneeht , en delTelfs huys , of gehele nakomelingfchap
de verfocyelyke plageder melaatsheid
toewenfchende. N aaman word van de melaatsheid
'
31. liF.r,. t'ilji. V. V.
Niumiiiji liiiiahis .h J.eprii
. . . . . . . ... tii^'.A^..,
|',.M1 .fliifl.ij-. ilti-finuifr j^iiifm.i