N A T U U R KUNDE.
zyn tegen hunne vermaanders, engelykalseen
Rchabeam den l'iran allfen evennaalten fteeken.
Ezech. II 6, Ende gy ^ menfchen kivt,
en vreeli niet voorhen, endeenvreefiTiktvoor
haré vmrden , hoewei wederw'tUi^e , ende
(ioornen by u ztn , ende gy ¿y , Ákrabbim ,
j'corpioeuen wúond. Alwaar, gelyk ook hier,
R. Salomo door Akrabbim Egelantierv&T^at.
<.)ndercunchen op dat het Printblad van Doornen
niec leedig zyn zoude, ftelikopliccPrint-
7 3 1
blad ten toon Print A. fíe doom iietje Mer-
Uemüe kutboomUaderen bj hofen majchentt
met Imge áoornen ¡ewapmd. De doorl. ílcnne
h i f . van Jammcu I[. Deel bl. loo PrintbL
207 fig. t. Kajt Hif..\\l Deel bl. 59:
en Innt li. De Kennlerkenvande flí¡ir»/¿ra»í
iryc -leunrfort Princbl. j65. en Fig. C. deaU
derdíonachtigae wHde Rtoze inet eene vmte
nx/y/rtokon^o C B
III V
P R I N T B L A D CCCCLXVL
Ha gefchiedde mi als de Konmg het woord van den man GODS hoords, hetmìk
hy tegen den Altaar te Bethel geroepen haäde, dat Jerobeam zyne band van op
den alt aar uitßrektte, zeggenae-, grypt hem-, maar zyne band, die hy tegen hem
i^tgeßrekt hadde, verdoräe, dat hyfeniet weder tot ßihtrekkenkpnde.
Ende de altaar werd -van een gefcheurd, ende de affche van den altaar afgeftori,
m dat wmiderteeken, dat de man GODS gegeven hadde , door het Woord de's
HEEREN.
Doe antwoordde de Koning, ende zeide tot den man GÒDS, aanhid doch het aan
gezichte des HEEREN uwes GODS evnßelyk, ende bid voor my dat myné
band weder tot my kome : doe bad de man GODS het aangexjchte des H E E^
REN ernßelyk, ende de band des Konings kwam vieder tot hem, ende werdzelyk
te vooren. i. Kon. XIII. vers 4. j. ó.
H^at V JEROBEAM? hoe! z-a;aait gy V lateroókvat
En beithoz* •^fgo'^ Zjt gy %w welvaait zatì
^och wacht Uw flraf ; wänt G O D kat nooit zyn eer ontrooven.
Hy zend zyn zienders, door zyn Geefl gefkrkty -van b'oven
Naar Bethel ^ of dat blyk" bot ¿y ztch nmmtr laat
Bejpotten, en zyn dietiß hm ßeeds ter harte gaat.
•l)aar koomt hi, en getuigt vaß tegen u ontzmden
En iiiMen Altaar. Gii, Wiens toorn niet ii te binden
Strekt uwe h vid naar GODS Vropheet uit : maar terßond
yerdortze C ó woude^erk, dat nimmer weérga vond>)
'i)aar tt de Htagt Outbreekt ot» die naar u te haalen.
'Doch G O D , Wiens ntogentheid :s zonder pèrk en /^aaleH,
'Doet flaks den Altaar, die van hetlloos offer blaakt,
In tween ßheuren, door nay ver ßerk geraakt,
ßmook verwyd'rea van het Kalf, en d aßche of de Aarde
Neér^allen. GüDS Tropheet, die deer zyn 's GODS bewaarde,
Bid GODE, op uw verzoek, dat hy uw hand herßelP
En tot u koomen doe. GOD van ¡¡raely
Om dat hy ztch aan u woti doen als Heer betuigen,
En ge « eexbiedig voor zyn Almagt neér zou bìiigèn
Verhoord de bei van zyn Tropheet : doch gy verhart
Van harte t en in uw kwaad ^ hoe längs bot meer, vertfart}
Gaat onverßhrokken voori in gruwelen te fleegen.
Ben boos gemoed is door geen zachtheid te bewetgen.
"TXEalderhoogfte G O D heeicalliierbetoogd
y_J voor het -i^erleide Volkje door eene dncdubbelde
proefnecming , driemalen handcafteiyk
, dar hy G o D was , geeii goude Kalf,
het welk de Afgodendienaars hadden aangebeeden
, en Voor het welk Jerobeam, uyt begififle-
!en ecner valfche btaatkunde, eene Alraar had
opgericht, en heilige brand c-fFcren had gtoffcrd,
hy zelf her ainpt van (.)pperprici>erhtbbende
bediend. Duür een Wonderwerk word
B b b b b b b b de
i ; ' j