
V I V O O R R E D E N .
de, zoo vinden wyons tham alleenlyknoch verplicht, aoijgaandc de Natuur, en eew'ge Qmßandighcdcn
van het zelve te fpreeken.
De onvermoeide Heer Seba, gejyk loy in de Voorreden van het derde deel ge zegt hebben^ b&d
r e e d s alle deze in het Koper gejheden Planten, naar de, naar 't keven gejchilderde afbeeldingen doen
vervaardigen, en dus deze Lichaamen daar op verbeeld, naar den heerfchenden [maak van zynen tyd,als
in denjaare, 1736 overheden zynde. De verfchillende Bende^ Ordms, Geflachten en Soorten dezer
voorwerpen, zyn dus niet ^ hoevjel noch meer dan in zyn Ecrße Deel, in eene natmirlyke Rangfchikking
gebracht. De ßoffe van dit werk dus gefcbikt vindende, hebben ivy den loop daar van
moeten volgen.
Maar noch meerder is bet te heklaagen, dat, door ongelukkige omftandigheden, dikivils voortko*
mende uit verfchillende begrippen van eenen laatflen wil des Overleedenen, geheel deze overheerlyke verzameling
van verrukkende kleine Diertjes ilnfeäa') waar van mogelyk nimmer wedergaa, by eenig
Vorflelyk Kabinet in geheel Europa, zal gevonden worden, door eene onbeforgde oppajfmg is te
niet gegaan: Dus heeft deze aan de openbaare verkooping van 'sMans gadelooze Schat der Natuur
wonder en, ivelke te Amflerdam in den Jaare 17^2. gehouden is, te jamfnerlyk ontbroken.
Van dit te beklaaglyk ongeval, vinden wy, als een getrouw uitgever van "'smans onvermoeiden
vlyt, ons zeiven verplicht hier eenige meldinge te doen. TVezendlyk is men hier door verflooken
geworden in het maaken van eenige verbeeteringen , voornamentlyk omtrent fommige voelhoorens
en kfaauwen van eenige zeer zeldzaame Dieren, die v^aarfchynelyk hadden moeten gefchieden: Ds
Teekenaars en Plaatfnyders, begaan veeltyds zoodanige onacbtfaamheid in dergelyke aan hun toefchynende
kleinigheden.
Ten opzichte van eenige in dit werk voorkomende Rupfen, en de verandering derzdve, in den
flaat van Nimf, tvaar uit eigentlyk de Dag- of Nacht-Kapel voortkomt, moeten luy te gelyk belyden,
dat eenige mißaflingen (e) boe wel niet by allen, zyn ingeßoopen, Zekerlyk zyn dusdanige^
veroorzaakt door valfche of verkeerde opgaven, den Heere Seba gedaan. Goede vrienden, of
medebrengers van zoodanige 'zaaken, onkundig van den aart derzelve, verzekeren dikwils al te flerk,
op bloote en onkundige berichtet!-, dat deze en geene zaaken tot eikanderen behoor en. Maar is het
ook ivel meer dan eene menfchelyke fout, voor dezulken, des niet kundigen, in de onmeetbaare velden
der Natuure te dwaalen? Dan dit laatße gebrek kan thans, daar men in de kennijfe der Natuure
wy verder dan voorheen gevorderd is, gemakkelyk genoeg gekend worden. Behalven een èenig tegenflrydig
voorbeeld, ^t geen de onvermoeide Natuurkenner, de Heer de Reaumurj ons in zyne v)erken
heeft doen kennen ( f ) weet men nu, dat uit die Nimfen, welker gedaanten naar een gebaakert
kind gelykt (g) altoos Nacht-Kapellen voortkoomen , en in het tegendeel, dat de Nimf dér Dag-
Kapellcn altoos, min of meer^ met puntige uitpuilingen ( h ) verfiert zyn.
Alle die Rupfen, welke een Doorn ad)ter op het lyf draagen uitgezonderdeen enkelde, die, ongedorend,
echter een Onrußgeeft, (i) veranderen in een Avond-of Nacht-Kapel, die zvy Onruß noemen
(Ic), doch dan moet men, den Zy de-worm Uil ook voor een Onruß neemen, vermits die
Rups mede gedoomd is. Deze grondregelen, welke de Natuur genoegfaam fcbynt vafl geßdd te
hebben, eens kennende, kan men zich lichtelyk tegens foort-gelyke mistaßingen hoeden.
Eenige Beminnaars der Natuur-Hißorie, hadden mogelyk hier gaarne gezien, eene omßandiger Nii~
tuurkundige Befchryving van elk ßuk, in dit deel der Natuurlyke wezetis voorkomende. Dan
den zulken vinde ik my verplicht te antwoorden, voor eerß, gelyk de Heer Seba/^« dien opzichte, zulks
d reets gezegd heeft, dat deze Befchryving eigentlyk tot geene Natuurkundige Hißorie, maar alleen
tot eene Kabinet Befchryving, gefchikt is, namentlyk, eene eenvoudige Befchryving dier zaaken, welke
in eene Kabinet-verzameling gevondemvorden. De zoodanige Befchryvingen, welken eigentlyk''t
meefl ten nutte van anderen, ter aanhaaling, of ter bloote vcrlußiging in de bcfchouwing der Schepzelen
gefchikt zyn, verfchillen zekerlyk zeer veel van eene ?\ï\i:\C[Me of Natuurbmdige Befchryvhig:
De beroemde Artedius, dit onderfcheid te wel kennende, is ons in het voorgaande Deel van '^dit
JVerk, ten opzichte der Viffchen, die eigentlyk door hem befchreeven zyn, dus voorgegaan.
Maar noch daar en boven, laat men de Natuur van dit laatße Deel, met die der voorige, eens
overweegen; ik meen de kennis der tiitheejnfche InfeÜen, als waar uit bet grootße aantal van dit Deel
heßaat: PVat kenniße hebben wy voor als noch van deze weezens, in vergelyking van de andere reeds
befchreevene ? Een groot getal van deze hier voorkomende Schepzelen, zyn voorheen noch nooit befchreeven
of afgebeeld. Zeer veele verfcheidenheden derzelven zyn noch nimmer, dan in deze Verzameling
van den Heer gezien, en nu, behalven deze afbeeldingen, wederom als onbekend, vermits
de onfchatbare verzameling verboren is. Maar
( e ) Vid, Tab. IX. XI. XXVI. XLIII. enz.
( f ) ReatmiuT vol. i. p. 455 & 486. Tab. XXVm. fig. 6.
(^g) Tab. XU. fig. 28. Tab. XV. fig. 4- Tab. XXU. fig. 4- Tab. XXVI. fig. 6 , 10, 14, &c.
( h ) Tab.I. Tab. II. fig. 2. &c.
( i ) Tab. XI. fig. 3 , 10, 15. Tab. LIU. Num. 4 ) 7 ) lo» 16» ip- Tab. L V & LVI. &c.
( k ) Tab. LUI. Num. 6 , 9, u , 14, i7) z i&aa. Tab. Lffl. LIV. L V & LVÏ. &c.
V O O R R E D E N . V I J
Maar deze te gelyk opgelofle vraag hier noch iygcvocgd: Hoe koomcn de meeflt dezer Schepzelen
in de Kabinetten der Liëfljebberen? Zy ivordcn van alle weerelds-dcelen overgezonden, meefl al
zonder eenig het allermivfle bericht: Op openbaare verkopingen gekogt, veehyds zelfs, zonder de
byvoegzelen der plaatzen, waar aan zy Imnne geboorten verfchuldigd zyn: voegt dit alles hy een,
onpartydige Leezer, en Gy zult liever eene waarc en onopgef mikte Befchryving zien, hier alleen
naar bloote Afbeeldingen der Voorwerpen , voor heen waarlyk in weezen gciveefl zynde , opgemaakt
, dan wydloopige Befchryvingen, van anderen ontleendj of op alleronzekerfie berichten ter neder
gefield.
lot 7ioch toe hebben wy geene andere Schryvers over de Uitlandfche InfcÜen, dan het bekende
JVerk van Mejuffrouw Merian (1). Catesby (m) , Edwards (n) , raRürel (o) , hebben ''erinsgclyks
eenige zeer wHnige, doch zonder der zeiver Verandering, in hunne iverken ingevoegd. Afia,
Africa en America, hoopen ivy^ dat noch eens getrouwe en kundige ivaarnemcrs zullen opleveren,
bekwaam om den aart en de huishouding dezer verwonderbare Schepzelen, in de plaatzen hunner geboorten,
naa te fpeuren; Europa kan, in dezen opzichte, niet anders dan op gelukkige en bekwaame
begunfiigers hoopen.
By een niet al te naauwkeurig onderzoek van dit werk, voornamentlyk in de ongekoleurde Tafcreelen,
zoude het wel eenigzints fchynen,_ah of zeer veele dezer Diertjes^ by miflafling, meer dan
eens verbeeld waaren. jf^y bekennen dat zulks^ onder zoo groot eene meenigte als hier voorkomen,
gebeurd is; dan dit beflaande in een niet nocmens waard getal, en die ter behoorlyker plaats zyn
aangewezen, hopen ivy dat zulks eene genoegfame verfchoninge zal vinden.
De fchuterende gloed en kleuren van fommige dezer zoo verrukkende Schepzelen, aan verfchéide
ivyfelvalligheden onderhevig zynde, is het nodig hier van ook iets te zeggen.
Behalven de meenigvuldige fpeelingen der Natuure heeft de kracht der Zon, de lang- of kortduurendheid
van hunnen vlucht, zeer veel invloed op dezelven. Hunne voor het bloote oog onzichtbare
Pluimvedertjes, waar van, even als in de Vogelen, de fchoone koleuren zoo heerlyk afftraaien,
verflyten door htmne fnelle vlucht, en de fierke zonnefchyn heeft daar op dermaaten invloed,
dat zelfs de koleuren daar door geheel en al veranderd ivorden. De Hartvleugel-dekkige (p) zelfs,
zyn daar van niet uitgezonderd, voornamentlyk wanneer deze zich veel in het war7ne Zand ophouden.
Het komt my voor meer dan waarfchynelyk, dat men daar door de in koleur verfchillende vlie^
gende Harten (q) en Duin-Molenaars {x) hier als verfcheide foor ten genomen heeft.
Vermits de uitwendige gedaanten der Torren, in de bygevoegde Print-Tafereelen, genoegfaam
kenbaar is, en de gekoleiirde, door derzelver kofibaarheid, niet in elks handen konnen zyn, zoo hebben
wy, byzonder toegelegt, om, door eene zoo veel mogelyke naainvkeurige befchryving der koleuren
en teekening, deze Lichaamen meerder kenhaar te maaien.
Ten opzichte der Mineraalen en der verdere uitgedolvene Berg-fioffen kunnen wy hier noch byvoegen,
dat dezelve met alle mogelyke getromvheid en kunft, zoo ver de onregelmatigheid dezer
Jichaamtn zulks toelaat, verbeeld zyn. Aan eiken Steenkundigen is''t genoeg bekend, hoe genoeg faant
onmogelyk het aan de Kunfi is, de wonderen werkende Natuur, in dit gedeelte, in alle haare fpeelingen
na tc gaan en uit te drukken : Het is echter in dit werk gehikt, voornamentlyk daar de koleuren
de graveerkunft ter htilpe koomen. Hier zien dan de Beminnars van dit deel der Natuurlyke
wezens, eene reeks dier zoo zeldzaame in de Kabinetten gevonden vjordmide uitheemfche Mincraalen,
als van Goud, Zilver, Koper, Tin, Loot, Tzer enz. ivelke niet alleen Afia, maar
ook te gelyk Africa en America opleveren, en waar van wy voor het in V Licht treeden van
dit werk niet anders dan noch maar weinige en bloote befchryvingen voor ons hadden. De fraayfte
Europeifche vinden hier met de in fieen veranderde Lichaamen ook hunne plaats, en, indien
wy by alle deze, tot in het oneindige, door kleur en vormveranderingen, afiviffelenda wezens, eenige
aanmerking voegen zouden, het is alleen, dat wy ons beklaagen , dat de overvloedige Rykdovi
der voorige Natuur-Schatten hier als geene ruimte meer overig gelaaten hebben , om noch eenige
Tafereelen aan te vullen met die weezens, welke in het Mineraal-Ryk altoos eene gelykformige gedaante
aanneemen en behouden, en waar van de Spiiüt-Soorten alleen, eene ongelooflyke vcifcheidendheid
opleveren.
Het onbegrypelyk aantal der Bloedelofe Diertjes in dit Boek-deel het grootfie gedeelte van deszelfs
inhoud uitmakende, hebben wy, om het nutte met de volmaaktheid, zoo veel ons mogelyk was,
ie
( 1 ) M.S. Merian Surinaamfche Infeften. Amft. 1719. & 1730. fol.
( m ) M. Catesby natural Hillory of Carolina, &c. Lond. 1731. & 43. 2 vol. Folio,
( n ) G. Edmrds natural Hiftory of Birds. Lond. 1743. B Glcanings &c. 6. vol. 4to.
( 0 ) y. Röfel Infeften Bcluftigung. Norimb. 1746. &c. 4 vol. 4to. cum fuppl.
( p ) Coleoptcra Linn.
Cq) Tab. LXXXVII. fig. 23. 24. Tab. LXXXVIII. fig. 12. Tab. LXXXIX fig. 7.
( r ) Tab. LXXXVHI. fig. n . Tab. LXXXIX. fig. 16. ad 21.
ftft 2