4-
Bii
R E R U M N A T U R A L I U M . 37
T A B U L A TRICESIMA.
I exceperis num. 17. & 18. ceteros omnes, qui heic fiftuntur, Papiliones credibifc efl r.oflris
in America coloniis deberi.
Num. I. & 2. Utrinque fimili colore ac pi6]:ura decorum hoc animalculum, grifco fufcum,
arcu ornatur per omnes alas circumeunte , plus quam femicirculari, dilute flavo , margine ni-
(Tfo luccinÉlo;
^ Num. 3. & 4. Supra, prope marginem anteriorem alarum anticarum , toenia eleganter ca;-
rulea eminet; reliqua area ex albo & nigro piäa' eft. Infra fubfufcus ornatus albam haphen di-
Ainguit.
Num. 5. & 6. Quoj Tab. XXVII. num. 3. & 4. exprelTa efl, fpecics ab ifia generaiim vix
abludit, nifi quod hujus Papiliunculi facies inferior fuperiori illius, & verfa vice, fimilis fit;
ut credibile videatur errorem in adumbrando commilTum efîè.
Num. 7. & 8. Et hic admodum difTimilis eft illi, quem Tab. XXVIL num. ï. & 2. fiflit.
A k fblummodo pofticaî & anticarum pars anterior, corpori proxima, multo faturatiore colore
aurantio, nigris lineolis variato , infe^toe func. Binas quoque fafciolaj, medium alarum anticarum
trajicientes, averfa facie, alba; funt, non ilav£e. Alee itidem pofticoe infra dilute rubcilo,
quafi rofeo colore nitent.
Num. 9. & 10. Papilio hie, ob aliquam piduroe fimilitudinem Propugnacuhim vocatus, fuperne
niger efl, dilute fiavis fere virefcentibus maculis ornatus. Infra color idem regnat dilute
flavus vircfcens, maculis ocellisque nigris eleganter interfperfis : mediam aream diftinguit
nigra minuta; velut arcib adumbratio, cujus duplicium quafi moenium intervallum ex gilvo coloratum
eft.
Num. II. & 12. Papiliunculus utrinque nigro fufcus, maculis albis, magnis, parvis, confpicuus.
Num. 13. & 14. Haphe fufca efl plurimis guttulis albis variata: medium alarum dua; trajiciunt
taenia; eleganter rubentes, fufcis maculis lineolisque difl:in61:oe. Facies prona difcrepat. AIcB
antica3 fufcx , ex albo guttata , prope corpus faturate rubent albisque lineolis decorantur :
pofticKi contra, itidem fufcoe albisque guttis pidce, interno latere divife. : • fiava^ funt rufaqu• e litura.
Num.' 15. & 1(5. Facies hujus fuperior nigro fufca, ex nigro pifta, albis maculis gaudct.
Inferior, luteo fufca, albis maculis nigraque adumbratione.
Num. 17. & iS. Orientalis mihi videtur hie Papilio efTe & quidem Sinicus ; quoe regio plurimarum
ac diverfifTimarum fpecierum ferax eft. Superiore facie diJute fufcus eft , adumbratione
nigra, maculis rubris & dilute flavis , ocellisque, qui circelHs faturate rubris & nigris
centroque albo conftant. Prona facie aloe anticas dilute c^rulete rubras albasque maculas monftrant:
pofticas grifeas, fafcia lata, rufula fuccingit. Ocelli, ut fupra.
Num. 19.
DERTIGSTE TAFEREEL.
Het is zeer waarfchynclylc, dat alle deze hier verbeeldde
Kapéllen, uitgezondert N. 17.18. uiconze Wéft-Iiidiën
gokomén zyn. ' • "
N. 2. Onder en boven is dit aardig Beeftjc van dezelfde
kleur en tekening, namenclyk, graau\v-bruin,ovcr alle
de vlakjes loopt een ronde wat meer dan halve cirkel,
die licht-geel en door een zwart randje omtrokken is.
N. 3. 4. Op de bovenzyde, aan den voorkant der voorvlevkjes,
heefc dit Kapelletje Ichoon blaauw, verder is het
wit met een git-zwarte tekening. De ondei-zyde is wie met
een biaiinachcige tekening.
• N. 5. 6. De lbort op Tab. XXVII. N. 3. en 4- verfchüc
meerendeels maav alleen hier in ,-dat de bovcnile zyde van dat
Kapelletje, met de oriderfte zyde van dit, en de onderfte zyde
van dit, met de boveiifle zyde van dat, overeenkomend is;
mogelyk is'hicr een inisflag in de aftekening begaan.
N. 7. 8. Komt ook zeer veel overeen met 'N. 1. en 2,
dier evengenoemde Tab. Alleen zyn hier de achtervleugels,
cn het daar bovengaande deel der voorvleugels by het l}^
van deze Kapel, veel hooger van kleur, namentlyk, donkeroranje
met zwarte ftreepachtige tekening. De twee breede
ftreepen, ftaande in het midden der voorvleugels, zyn hier
!\;m de onderzyde ook niet geel, maar wit. De achtervleugels
zyn hier van onderen ook licht of rooze-roodkleurig. •
N. 9. 10. De bovenzyde van dit Kappelletje, 'tgeen, om
zyn daarna gelykende tekening, 't Fortresje genaamd, wordt,
: Tme IK
k zwart met licht-geel, eenigfints groenachtige vlakken. De
onderzyde heeff dezelfde Ucht-gecle en iets naar't groen hellende
kleiu-; zwaitc vlakjes en oogjes verlieren 't overige,
gelyk mede de, middclfte - tekening, die vry wel naar een kleine
Fortificatie gelykt', en binnen deszelfs dubbelen zwarten
omtrek vaal gekleurd is.
N. ir. 12. Aan beide zj'dcn is dit Kapelletje donkerbruin,
met witte kleine cn groote vlakken.
Num. 13. 14. Deze grondkicur is bruin met vecle kleine
witte vlakjes, over het midden der vleugels loopen twee
Ichoon roode Itrecpen, met liruine vlakjes en flrecpjes. D j
onderzyde verfchilt. De bruine met witte vlakjes getekende
voorvlcrken zyn,by 't lyf, donker-rood met zwarte llrcepjcs
, cn de bruine met wit "gevlakte achtcrvlerken zyn, by 't
lyf, geel met een rosfche ftrcep..
. N. 15. 16. Op de bovenzyde is deze foort donker bruin,
met zwarte tekening cn verder wit gevlakt. Van onderen
is dezelve geel-bruin, met witte vlakken en zwarte tekening;
. N. 17. 18. Deze Kapel fchynt my toe een Ooil-Indifchc, eü
wel- uit China te zyn , alwaar zeer vecle cn verfcliillcndc
dezer lbortcn gevonden worden. De grondkleur der bovenzyde
is iicht-bruin met zwarte tekening, licht-geele en roodc
vlakken, en ronde oogjes, die uit donkcr-roode cn zwar-_
te cirkels, met een wit middelftipje, beflaan. Aan de onderzyde
zyn de voorvleugels licht-blaauw, met joode en witte
vlakjes. De achtcrvlerkjes zyn grys, onder met eencn rosfchcn
breeden band, de oogjes zyn hier even als op de bo^
venzydc.
K •