T H E S A U R U S
T A B U L A T R I C E S I M A E T QUARTA.
Nu m . I. & 2. Bipinnis iRe Ephebuhts caudatus Papilio fupra fufcus e f t , ex nigrofufco
toeniacus, infra ex fufco & albo varius.
Num. 3. & 4. Utramque hujus fuperficiem, fature flavam, cinereo grifea piäura mirifice
exornat.
Num. 5. & 6. Papilio fupra infraque fiavus, fature fufcis fafciolis plurimisque albis guttulis
fuperbit.
Num. 7. & S. Aloe fuperne, prope juncîuras, quoque flavoe funt, ceterum vero ßturate fufcjE
albisque guttulis di/linéloe. Averfà faciès etiam flavet; alte tarnen anticoe duas monftrant
fafciolas lufcas, pofticoe plus media parte fufcoe funt: alboe guttulaî & heic adfunt.
Num. 9. & 10. Utrinque flava hoec fpecies ex fufco piäa eft.
Num. II. & 12. Facie fuperiore ingens macula fufca medium occupât, quatuor albis maculis
anterius diftinéta ; ambit hanc aream dilute flavus color, compluribus ocellis fufcis variatus,
ÜC fimbria itidem fufca circumdatus. AL-e anticoe, facie prona, languide flavefcentes rubro rufis
maculis, lineis nigricantibus ocellisque albo nigris fuperbiunt. Pofticifi ex dilute rufo quafi flavefccntes
nigra adumbratione gaudent.
i\um. 13. & 14. Prsgrandis Ephehus^ exochis duabus, dilute fufcus utrinque, fàturate fufcis
maculis, oblongis, varius, facie prona duas monftrat toeniolas albas, obliquo du^u pofteriora
verfus invicem convergentes, binasque alias, leviter arcuatas, ad oram lateralem utriusque
aise pofticoe : macula infuper alba anteriore alarum anticarum fède, prope corpus, cernitur.
...
Num, 15. & 16. Ephehus fènis exochis, fupra eleganti/Time coeruleus, fèx maculas albas ,
in apicibus alarum anticarum gerit. ' Ima faciès & ipfà, diverfo tamen gradu, coerulea, ocellis
albis, nigro centro decoris, renitet.
Num. 17. & iS. Utraque facie dilute fufcus, dilute grifèas maculas, era nigra cinétas, exhiber.
Alas pofticas alba trajicit litura, cujusmoi plures faciem averfàm ornant.
Num. 19. & 20. Supra color fpadiceus régnât, fature virefcentibus maculis variatus. Infra
ex purpuralcente rufus paulo dilutioribus maculis, quarum minores albicant, diftinguitur: pofteriore
fede alarum pofticarum, fecundum oram nigricantem, feries guttarum ex dilute céeruleo
virefcentium eft difpofita.
Num. 21. & 22. Phalsnula cauda fètofa , medio alarum dilute flavo, circumferentia ex dilute
fufco fimbriata. Prona facie color fimbrias languidior efl.
Num. 23. & 24. Papilio utrinque fature fufcus, maculis alarum fordide virefcentibus, era
pafïïm albida.
. Credibile eft aut omnia hase ànimalcula, aut certe pleraque Americana eftè.
VIER-EN-DERTIGSTE TAFEREEL.
i.^ ^ ^ bovenfte zyde , N. I . 2. .. _ îs dit tweepuntig Pagetje
of StaarC-Kapelletje, bruin met donkerbruine
ftrecpvlakken. Van onderen is het bruin en \vic.
N. 3. 4. De grondkleur is boven en onder hoog-geel ,
waar op zig vertoond een Cerlyke rofclibruine tekening.
N. 5. 6. Aan de boven- en onderzyde is die Kapelletje
geel, met donter-bruine banden, en zeer veele kleine ronde
witte vlakjes.
N. 7. S. Byhet lyf , op de bovenzyde, zyn deze vlerkjes
ook geel, verder donker • bruin met witte vlakjes. Omgekeert,
is het mede geel, doch de voorvleugels hebben twee
bruine banden, efi de achtervleugels zyn hier meer dan
halfwege bruin; verder ziet men liier dezelfde ronde witte
vlakjes.
N. 9. 10. Aan de' beide zyden is deze foort geel met
bruine., tekening.
Num. II. 12. Op de bovenzyde, in 't midden, is een
groote bruine vlak , vooraan met vier witte vlakjes , hier
om is de kleur licht - g e e l , met verfcheide oogjes van eene
bmine tekening, de rondloopende rand is mede bruin. De
voorvlerken zyn aan de onderzyde flaauw-geel, met roodpsfchc
vlakken, zwarte tekening, en zwarte en witte oogjes.
De achtervleugels zyn wat lichter- en geelachtiger-rofch
met zwarte tekening.
N. 13. 14, Deze gi-oote tweepuntige Page is ter wederzj'den
licht-bruin, met donker-bruine ftreepvlakken. Op de
ondei-zyde ziet men twee witte fchuinfchllaande en onder
tot elkaar toefelii etende ftreepen, zoo mede twee wat kromloopende,
ter zyde op elke achtervleugel; voor aan, by 't
l y f , is op de voorvleugels ook een witte vlalc.
N. 15. 16. Deze zespuntige Page, is op de bovenzyde
fchoon licht-hemelsblaauw, met zes witte vlakjes op de punten
der voorvleugels. De onderzyde is mede , doch verfchiDend,
blaauw, met witte oogvlakjes, die, een zwart middelvlakje
hebben.
N. 17. 18. Is aan beide zyden licht-bruinachüg, met lichte
afchgraauwe vlakjes , die door een zware randje omtrokken
zyn. De ilreep op de achtervleugeltjcs is wit. Van
onderen hebben de achtervlcugeltjes nog meer witte ftreepjes.
N. 19. 20. De grondldeur dezer bovenzyde is kaftanjebruin,
de vlakken zyn donker-groenachtig. Op de onderzyde
zyn deze vlakken wat lichter, en de kleine zyn wit.
De grondldeur is hier paarfchachtig-rofcli. Heel beneden op
de achtervleugels ftaan, tegen de zwarte buitenlcant, eene
ry licht-blaauw-groenachtige vlakjes.
N. 21. 22. Dit borftel-llaartig Uiltje is, op 't midden der
vlerkjes, licht-geel, en rondom met een licht-bruin randje
omtrokken; dit randje is aan de onderzyde maar alleen wat
flaauwer.
N. 23. 24. Boven en onderis deze Kapel donker-bruin,
de vlakken op de vleugels zyn ook vuil-licht-groenachtig,
aan de kanten der vleugels vertoont zig hier en daar wat
wit.
Het is zeer waarfchynelyk, dat, zoo niet alle, demecfte
dezer uit Wefl-Indiün gekomen zyn.
T A B U L A
'J^ XXX if^: