11!
66 t h e s a u r u s
TABULA QUINQUAGESIMA ET SEXTA.
- X â>l.eVvl punais nigHs : poftic. hac facie d,-
l u t e f di l u t e cinerea, quafi albefcens. Vhü^nr. In^uiela u-
N u m . 6. 7- 8' , ' °uHs facuratioribus, vekt umbrantibus. Corpus fuperne, ant
r i n q u e obfcure carneo grjfea, fl^vis & purpureo rubris.
t e r j u s , dilute cS o r ^ e , maculis prope rotundis,
N u m 9, l o & II. ' ate antieke, fuperne, dilute grammi s virore decora.,
p a u l o dilutius coloratis Ph^n^ po f t i c / c oe r u l e ^ funt, inde ahquanmm n.gr^,
tenSrTaa-î^lT S ^ Ä ^ c L , .que ac c ^ Hav., f a f c . Tus
i ï r Ls g ü 4 ni g ^ s punais.
TABULA QUINQUAGESIMA ET SEPTIMA
e l r s T r J ^ X ; " u ^ r i r Ä a e r i f t i c a a d d ^ f F e r e n t e . Papilionu. :ndole. determir^
andatB Piene ac conftanter i^^^^^^^^^^^ fubrufa, leviter variegata, articule caud. proxi-
N u m . I. 2. « 3- Y ™ gx fubfufco rubra, medio alarum quaternas veluti vi-
Ly/.
Z E S - E N - V Y F T I G S T E TAFEREEL.
voorvleugels dezer groote foort ^ ^
b r u i n , mee zwarte en licht-geele ftreepjes
N. I. mêc zwarte en licnc-geeii; .uccpjw.
den. ^J/e bo\ en^Qe voorvleugels zyn ber aan
va^-zwarte ftreepvlaUen. ^ ^ roich-vlcefclikleurig,
V f S e n T n S einde dei^elve loopt
mee fchaduwachnge vlakKen , u achtervleur
•^'i.licr np OnriSt is aan beide zyden donker-vleefdiw
e d ™ gedoonide Rups is rofch-
S t . g S p l l d e u r i g e voorvreuge.s wette .n d e ^ e
midden een bruinachtige rosfche h'ïb^";
vleugels zyn blaauw, met zwart en verder
achtervleugels, die mede met het lyf geel zyn, verfierdmet
bruine banden. ^
N. 12. 13. 14- De ongedoornde Rups is hier licht-gnauw
of liever flaauw - groenachtig , met witte vlakken. De bovcnz^^
de der Onruft - Kapel is licht-bruin, met vaal-zwarte
vlakken, de punten der voorvleugels zyn ook zwart bovenaan
met wit. De onderzyde is groenachtig, met vaal-brmne
randen en zwarte ftipjes.
ZEVEN-EN-VYFTIGSTE TAFEREEL.
De foorten, welke op deze Plaat verbeeldt worden, zyn
wederom zeer verfchillende met die , waar mede wy
ons even te vooren hebben opgehouden. De eerftvolgcnde
is de grootfte, welke my onder de geheele Bende van
deze fchoone Schepzelen bekend is ; haare gevederde voelhooras,
of fprieten, brengen dezelve tot de algcmeene aangenomene
verdeeling der Nacht-Kapellcn, alhoewel het my,
uit verfcheide tegenftrydigc gevallen, vry tvvyfelachtig voorkomt
, of dit onderfcheiden kenmerk proef houdt, ter bepaalinge
van deze verfchillende gcaartheid.
N I. 2. 3- Dc kleur dezer doornachtige en gi-oote Rups
is rofchachtig, met flaauwe tekening, achter by den Haart
is een lidt zwart. De bovenzyde dezer fchoone Uil is brumachtig
rood; in 't midden der vleugels zyn als vier glaze
drie-hoekige doorzichtige vakjes. By 't lyf der Kapel, op
de voorvleugels, zyn twee witachtige llrccpen, die aan de
binnenzydc eenen zwarten kant hebben j wat verder loopt
ter wecrzyden ccn diergelyke over alle vier de vleugels. De
kanten