^ . X r I I
I t i^i
R E R U M NATURALIUM. 27
Num. 9- dilute
fo biparcitis, quarum ex medio tubercula acuminata exfurgunt, curtis fetulis confita Supina facias
alarum anticarum ex plumbeo coerulefcens , nigris nervulis diftin6la, feriem ffuttarum candidarum
juxta extremas oras difpofitam, porroque duas ta^niolas Candidas, medio palHde fufcas
oflendit. -Aire poflicse, prope exortum fuum profunde fufcoe, dein ex albo fafciata;, tandem
obfcure gnfea. dilute rubellis macuhs, medio albis, fuperbiunt. Alarum anticarum ima fades
faturate livida guttas Candidas & quatuor maculas oblongas, Candidas, margins nigro cindas ,
exhibet: poilicarum vero ex rufo grifea, medio albam ta^niam , nigro margine fimbriatam
gerit. Sunnamenfis quoque eft.
Num 12. & 13. Nonnullas hujus ac fequentis fpeciei varietates Tab. XIL jamdum tradidimus.
Ditterunt yero, etiamfi m minutns, tarnen notabiliter. In agro Neomagenfi utramque
occurrere nobis relatum eft ; quanquam & in Germania dantur. Facies fuperior faturate fufca
albis macuhs variatur. Prope apices alarum anticarum quatuor guttarum rubrarum paria utrinque
ordinata, cernuntur. Habent & alje pofticoe feriem guttarum aurantii coloris Facies
inferior difcrepat, quod extima tantum feries guttarum , quoe apices alarum anticarum ornant
rubeat fimiliter atque altera feries alarum pofticarum.
Num. 14. & 15- Quod ad faciem fupinam non differt a priore, nifi piÊlura. Interior modo
macularum , quoe alas pofticas variant, feries aurantio eft colore ; ceteroe albicant Prona
facies contra longe diverfiffima eft. Aream dilute fiavam albs décorant maculae, nigris annulis
circumdats. Sedes media animalcuh dilute csrulefcit; quo colore etiam alarum or® perfufse
funt,nigraque mfuper piftura exornatoe. Anterior alarum anticarum margo colore fufco, pofterior,
alis pouicis connnis, murino tingitur.
T A B U L A VICESIMA ET SECUNDA.
Nu m . I. & 2. Papilio hie fupra coracino eft nigrore, maculis fordide prafinis vario.
Al£E anteriores, prona fede, dimidia parte priore ex obfcure purpureo grife^e ac deinceps
nigr£B, maculas, virore magis flavente tinftas, monftrant. Alx pofticoe hac fede ex rufo
grifeoe, toeniis cinereo grifèis, quarum poftrema ex dilute fufco maculata eft, decorantur.
Num. 3. 4. 5. 6. Infolens quidem eft, fed nonnullis tamen fpeciebus proprium, ex Eruca
modicoe magnitudinis prsgrandem nafci Nympham, quoe viciffim in Papilionem proportione pufillum
abeat. Habes heic, Ledor, exemplum. Eruca ex fubfufco rufa eft, prolixis confita
fetarum fafciculis m très ordines digeftis, parvisque maculis nigris fecundum Jatera verficolor.
Caput, pro ratione corporis pufillum, nigricat. Pedes una fedione propius caudtE collocati
funt: quod m aliis etiam fpeciebus occurrit. Nymphula ex luteo fufca & nigra eft. Papilionis
alaj antics rufo funt colore, uti & pofticoe parte extrema ; dum pars anterior fordide rubet
maculamque gerit nigram fubrotundam, quoe incurvata veluti in caudulam attenuatur. Prona
facie
N . 9. 10. II. De Rups dezer Kapel is licht-geel , met
zv/arte banden, die zich op den rug in twee verdeelen, en
lût welker midden zich een puntje verheft, 't geen met
zeer korte hairtjes bezet is. De bovenzyde der voorvlerken
zyn lootkleurig-blaauw, met zwarte aders, de kanten
derzelve hebben elk een ry witte vlakjes, en wat verder
ziet men twee lange witte vlakken, die in 't midden flaauwbruin
zyn. De achtervleugels z>-n, by haar begin , donkerbruin
, vervolgens met een' witten band, en verder donkergrijs
, met ligc-roode, in 't midden, witte vlakken. De voorvleugels
der achterzyde zyn donker-lootkleur met witte ronde
vlakjes, en vier langwerpige die met eenen zwarten rand
omtroldcen zyn. De achtervleugels zyn hier rofchachtig-gri^ >
in ' t mWden wit met een zwarte kant. Deze Kapel valt mede
in Surinamen.
tervleugels zyn hier maar oranjekleurig, en de overige wit.
D e onderzyde daar en tegen is zeer onderfcheiden, de
grondkleur is hier licht-geel, met witte vlakjes, die zwart
geringd zyn, in't midden b yhe t l y f i s dezelve licht-"blaauw,
gelyk mede de randen der vleugelen, hebbende deze daar
en boven een zwarte tekening. De voorkant der voorv
^ g e l s zyn bruin, en wat laager byde achtervleugels muis.
TWEE-EN-TWINTIGSTE TAFEREEL.
N . I. Z. r \ E bovenzyde dezer Kapel is git-zwart, met
eenigszins vullachtige - grasgroene vlakker.
D e voorvleugels der ondei-zyde zyn, vooraan, halfwege donkerpaarsachtig
grys, verder zwart; de vlakjes zyn wat ceelder
groen. ^ '
D e ondcrvleugels zyn hier rofch-grys , met afch-graauwc
banden, waar van de onderfte licht-bruine vlakjes heeft Dez
e Kapel is uit Ooft-Indiën.
N . 3. 4. 5. 6. Het is vry zeldzaam, echter gebeurt zulks
m meerder foorten , dat uit eene maar taamclyk grooteRups
een zeer groote N imf , en daar uit wederom, naar evenredigheid
_ . - - w ^ zyn echter merkelyk.
D e z e l v e , gelyk mede de volgende, is ons opgegeeven by
Niuraegen te vallen, lioewel zy ook in Duitfchland gevonden
worden. De bovenzyde is donker-bruin met witte vlakjes,
by de punten der voorvleugelen ftaan , boven elkaar , op
elke punt, acht roode vlakjes; de derde ry vlakken, op de
achtervleugels , zyn oranjekleurig. De onderzyde verfcliilt
mets, dan dat alleen de uiterfte vlakjes, op de punt der
voorvleugels, rood z yn, gelyk meede de tweede ry op de
achtervleugels.
TVj . ° ,, p, iKuiuuajci, cii Lti iyue mee Kieir
r^A " yerichilt op deze bovenzyde maar alleen met is, naar de grootte van het lig
üe vorige m tekemng, de middelfte ry vlakjes op de ach« De voeten liaan een lidt verd(
van de grootte der Nimf , eene kleine Kapel gebooren
word. Dit geval heeft hier mogelyk plaats. De Rups
IS bruinachtig-rofch, met drie ryën groote borftelachdgo
hairbosjes, en ter zyde met kleine zwarte vlakjes, het hoofd
i s , naar de grootte van het lighaam, zeer klein en zwart.
D e voeten iban een lidt verder naar achteren, 't geen in
G 2 meer