nmm.
1 2 0 T H E S A U R U S
lit I
m I
nun fiuxus ac omnifaria agitatio , qua corpora ilia intra emollitum fblum alcius infinuari, aut
]imo dc apicibus & obliquis hteribus montium fubmarinorum detriro tandem obrui ac veluti
fepeliri ncceflum fuir. In his vcro latibulis recondita auc naturam fuam retinuerunc, auc diuturnitate
tcmporis aptrcquc niateriaj penetratione demum in Iapidean:i duritiem abierunt. Exotica
autem
Iiis
ilia petrifa<5ta, turn Vcgetabilia, turn Conchylia aliaque animalia , qua?. cum in amundi
partibus, Afia, Africa," America, locis longiiïime remotis nafcancur , in noftra tarnen
Europa, uti in Germania & alibi, efFodiuntur, invicio fane documento oftendunt ^ ftupendam
orbi tcrraqueo periurbationera olim illatam fuiife, cujus ratio probabilis vix aliunde,
nifi ex Diiuvio imiverfali, depromi queat.
Quk hac Tabula depifta fifluntur, Conchylia foiïilia nequaquam vere petrifafta font, folo,
unde eruta fucrunt, procul dubio ad banc mutationcm induccndam parum idoneo , fed pleraque
tantum cakariam naturam montrant, tanquam fi in fabulo, quo^epulta jacuerunt, calcinata
forent. Forma fua duntaxat confervata, duritiem coloresque natives exuerunt. Quod aut
em fummopere mireris, pleraque omnia, etfi ex raontibus Avenionenfibus effolTa funt, fpecierum
cognitarum, quas Afia & America profert, charafteres oflendunc. Plane fimilia eodem
modo efFodiuntur in Helvetia atque in Campania ad oppidum dictum ViQioriactm Francicum &
Courtagnon. Colore funt ex albo in cinereo grifeum & dilute fiavefcentem vergente. En!
denominationes generum naturalium, ad quoe pertinent.
JX'um. T. ad ii. Stromborum diverfe fpecies, inde StromhitdZ diétoe.
35. Duk Cochleoe globo/^, perraroe, GIobößt<z vocandoe»
ad 26. Diverfà Buccina: Buccinita.
CalTis minuta, itidem valde rara.
ad 3 1 . NeritEe: Neritiîât,
ad 35. Cylindri: CyHtidriU.
Murex; Muricites.
12.
14.
27-
2S.
32.
3Ö. Concha plerumque inter cordiformes relata; \{mc Bucardites.
Num.
Num.
Num.
Num.
W u m .
Num.
Num.
Num, 37. ad 50. Ejusdem generis funt; quanquara a nonnullis ad Chamas Jreferuntur tumque
Charnitâ. audiunt.
Num. 51. 5 2 . Area Noachi vel Concha rhomboidalis.
Num. 53. ad 5Ö. Oflreorum fpecies: Oßracit<z.
Num. 57. 5 8 . Arcîc Noachi fpurioe.
Num. 59. ad 66. Chamce: Chamitcz.
Num. 67. sd 69. Frutices Corallini, qui nobis Fungi marini Vocantur.
Num. 70. 7 1 . Congeries minucifTimorum ejusmodi Conchyliorum foffilium, i n duabus arculis.
voomaamften verblyf der Schulpcn en andere Visfchen j waaf
van dc mcefte zodanige plaatzen beminnen; de gedurige verfchillende
beweeging en loop van het water , woelde deze
lichamen in den grond in , of dezelve wierden door de affpoelingen
, welke de toppen of fchuintens dezer onder water
fbiande Bergen natuurlyk ondergaan moeften , geheel
overdekt en bcgraaven ; waarna zy, door de langdurigheid
van t}-d en de daar toe bekwame natuur der grondflofFen,
door welke zy bedekt waren, zyn verfteend geworden of
onveranderd gebleven. De vreemde verfteeningen , als van
Planten, Schulp-vislchen en andere Dieren, die in vreemde
Waereld-deelcn , als in Afia, Africa en elders onverfteend
gebooren zyn , en echter in Europa, gelyk in Duitfcliland
enz. verfteend gevonden worden, llrckken tot een onwederfpreekeiyk
bewys dier fchrikkelyke verwoeftingc en ommekeer
van zaken, welke op geene andere wyze , dan deze, begrecpen
of verklaard kan worden.
• Deze uit den grond gegravene hier verbeelde Zee-Hoorns
cn Schulpen , zyn eigentlyk niet verfteend , zekerlyk door
gebrek aan een daar toe bekwamen grond, uit welken zy
gegraven zyn, maar meeft alle verkalkt, cn in jiet zand ,
waar in zy gevonden worden, als gecalcineerd. Zy hebben
alleen haare gedaanten behouden , cn haare voorige hardheid
cn kleuren verboren. Ket verwonderbare in dezelve is ,
dat deze meeft alle Afiatifche en Americaanfche bekende foorten
zyn, cn echter zyn deze uit het Gebergte van Avignon
gegraven. Even dezelfde vallen of worden in den zelfden
ftaat gevonden in Champagne, te Courtagrton , P^exin François ^
en in Zwiczerland. De kleur derzelve is van het wit tot Ivzt
afchgraauw, en licht-geelachtige overhellende: en zie hier
de benoeming der Natuurlyke Geflachten, waar toe dezelven
behooren.
N. I. tot II. Verfdiillende foorten van Penne • Hoorns,
genoemd Sirotnbhes.
N. 12. 13. Twee Vyg-Hooms , deze zyn zeer zeldzaam ,
genoemd Globofitce.
N. 14. tot 16. Verfcheide Trompet-Hoorns, Buccinita.
N. 27. Een klein Kasketje, deze zyn mede zeer raar.
N. 28. tot 31. Halvemaan Slakjes: Aeridia.
N. 32. tot 35. Dadels of Rollen: Cylindrita.
N. 35. • Rotshooratje : Muricita.
N. 36. Deze word door veele onder de Hartformige Schulpen
gebracht, en dus Bucardicte.
N. 37. tot 50. Insgelyks deze, hoewel ook fommige die
tot de Gapers t' huis brengen ; in welk laatfte geval zy voor
Cbamites bekend ftaan.
N. 51. 52. Noachs Ark.
N. 53- tot 5Ó. Oefter-foorten, Rotsdoubletten ; Oßracita.
N. 57. 58. Bafterd Noachs Ark.
N. 59. tot 66. Gapers-Schulpen: Chamitcs.
N. 67. tot 69. Zyn Koraal-gewasjes, welke wy Zee-Fungus
noemen.
N. 70. 71. Verbeelden twee Laden met zeer kleine dergelyke,
als de voorige, uitgegravene Hoorntjes en Schulpjes.
TABULA