
H I . . ' '
i' t
Fß I
Ml
I )
I y It I w
N A
I '
R E R U M N A T u R A L I u M.
1 2 3
TABULA CENTESIMA ET QUINTA.
Silices caufis formîtis diverßmode figurati.
ftndo ad ^ t o r a rnaris^ -iam f f ^ r t c l T d i f p ^ r T L ^ f i
iftorum kpillorum varietates, perpauca tarnen aouH r i r ^ 1, mnumcroe funt
Q u o f a . . . ^ ^ "
tali ecru, .n ^uldfarias 'opiniones ac^on e Z L M d " Ä ^ Z r " "
pallide rufos, piirpurafcemes, obfcure grifoos coerulpn, nl.,^ admodum vanant: videas
j c u n . , cmnes^albis veliti venis
Q u a r z o confiant, quod creberrime, Minerarum comes maVrTcem n^,-,? ? Kft '' " ' S " "
taila generantur. Reliqua iftorum Sil.cum mTcr i^n turTfaxe?
gua Tcutonica Fdsfll vocatur, atcue per u S m Germ^^^^^^^
quantitate invenitur. Plurimi mantel ex^odërcooftrÂn V ^
n.t, ut fragmenta de ilJis abrumpantur, qu^e c L T l t i h
fulas diCniiunt. Aqua perpetuo de iuiri. S f Z fl P^cpitantur, ,n minores masvolvit
, quorum celerio^r c^uTs S S u r t r a t t f T a 3 : i Q^ ^^^^^^ «- » P -
21 albi venarum, mollior natura fit, illud per attrimm ôh> ' m.r J j ' Q"'"'"
eoque fit, ut hujus ven. conftanter in p " t u s p " m f n e f n r " v f " "
extremitates Saxum durme fua veluti tueantur, ne plane d^cratur ' ^
TABULA CENTESIMA ET SEXTA.
Condylia marina ex montibus ^ V E N I O N E N S I B U S e •ü a.
P t e Z u m f i T ? ' ftbordinatorum generum ac
habcnt,
HONDERT EN VYFDE TAFEREEL.
KeiJlccjitjcs van eene toemllige gedaante.
Onder dc menigvuldige licliaamen, welke tot het Steenrj
k of Uitgcdolvenc ftolFen behoorcn , zyn weiiiis ccmecner
, dan deze foort. Men vindt die genoegfaam overal
verfprcidt, en zoo wel op de gronden der Rivieren en aan de
Zee - Ifcranden, als over 't Aardryk. Hoe meenisvuldiff nu
deze klcme Sceen-foorten ook mogen wezen , echter vindt
men by de Steen-befchryvers zeer weinig van dezelve anpctek
e n t , t geen dus gelegenheid gegeven heeft tot vcrfclTeide
gevoelens engisfingen, onder de Liefliebbercn der natuurlvke
p k e n , omtrent de grocijing en geboorte-plaats dezer Steentjes.
De kleur derzelve is zeer vcrfchillende, als zynde flaauwrolch,
paarfchachtig, donker-grys en blaauw, doch dc mceftcn
7-vn firvsar^ht'io'.zyn grysacht^-Ib-illnanaiuiuwf , e/->nn alle zyn zy met w_ i•t te ad1e rs als
doorgroeid. Deze aders zyn niet anders, dan die gemecne witte
^Q. .u. artz ,, welke zich zoo vrevewl bLy'j udve; iMvuinneerraaaailcenn ,, eenn üdUüvv--
wils als een mocderftof, waar in de Metaalen gebooren worden
, vinden laat. De verdere Hoil^ dezer Steentjes is alleen
eenRotsftecn^foorc, welke de Duitfchers noemen.
Door geheel Duitfchland, gdyk ook elders, wordt deze foort
van Steen m onbegrypelyke menigte gevonden, 't mcefte
Gebergte beftaat uit deze Steen-loort j door verfchillendc
toevallen breekcn daar geduurig ftukkcn van af, die zich in
het nederrol en vermorfelen. Het water , 't geen sec uur "
van het Gebergte aflboooKl, brengt deze a f g ^ b r X Z l !
ken m dc Rivieren , welker fnclle loop die rond en glad
fchuurt, cn de Rotsfteen , van een wecicer n a Z /dan c c
witte Q.uartz-aders zj-nde, wordt meerder iiitgcnceten; waar
door zich dc laatfte, altoos in het raidden der Sccen vcrheevencr
vertoont, en aan dc einde dezer Steentjes , de
Rotsfteen zelfs, dikwils tot een befdiutzel vcrftrekt , om
met geheel af te flyten. '
HONDERT EN SESDE TAFEREEL.
UH bet Gebergte van JFIGiVOM gegraveiië
Zee-Hoorns, Schulpen, enz.
yan het grootftc getal der vcrfchillende Hoofd-benden cri
ondcrhoorigc genachten cn foortcn , in de vcrfcheide
Ryken der Natuurc voorkomende fchepzclcn, gefproken hebbende,
gaan wynu ten benuitc van dit Werk over tot dieverwondcrens
waardige wezens, welke wy met recht Oudcrdommen
der Natuurc noemen konnen. Deze uit het Aardn-k gceravc
bchamen, het zy in Steen verandert, of anders in biar natimrlyke
geftalte, na verloop van een onbegrvpclyk eetal
van Jaren, bewaarde Zce-fchulpcn, Visfchen ,'andere Die