o o T I I E S A U R U S
: • I !
Num. 25'. Caper minor flavus, maculis rubris.
Num. 26. Scarabsus planus, niger. .
Num. 27. Ux fpecies nomine Porcortim infignitjc funt, ob roftrum longius produaum. Col
o r fufcus, maculis cinereis.
Num. 28. Scarabteus Americanus dilute cceruleus.
• N u m 29. Similis niger.
• Num. 30. ScarabsEUs minor, Americanus, cffiruleus.
' Num. 31. Scarab^us Porcinus fordide fufcus, Amcricanus.
T A B U L A U N D E N O N A G E S 1 M A.
N" U M I & 2 Vermem Scarabtel aquatici, majoris, nigrl, Hydrocanthari diä'i heic exhi^
bemus', prout minor majorve ef l , pro varia m t e . Is more aliorum fui generis in aquis
Itasnantibus habitat. Tabula priore num. 7. & S. ejus Scaraboei transformationem depidam haberi
opinor, & num. 23. ejusdem altera fpecies icone exprelTa eft. _ A d hoc_usque tempus fingularifilmam
iftius Vermis conformationem, qua pedes ncquaquam imo ventri, fed dorfo adnatos
^erit fateor me ignorafle. Kt fane tam infolens in regno ammalium hcec dos elt, ut unicum
eius exemplum duntaxat in Cancello quodam raarino Indiarum Orientalium, ante annum & quod
e x c u r r i t , detexerim, ad hunc usque diem nefciens plura dari. Quum vero auftores^ qui de lnfeâis
egerunt, pervolvo, J. L. Frifchhm Tom. 2. Infeäorum GermanicC, animadverto, iftam
hujus vermis proprietärem plane frngularem primum detexiife : quin & Reaumurium jam anno
1 7 1 4 . fimilem fabricam in alio quodam Verme aquatico a fe obfervatam cum Societate Regia
S c i e n t i a r um communicafTe. Quandoquidem igitur mirabile iftud animalculum & a Frifcko &
ante hunc a Swnmmcrdamio , fatis accurate defcriptum eft, id unum modo annotare j^at,
quod hac icone pedes perverfo fitu, quafi e ventre prodeuntes , qui dorfo affigi debuifFent,
exhibeantur. Color corporis fordide fufco niger eft; caput validis forcipibus vei dentibus armat
u m , nigrum.
Num. 3. & 4- Gryllotalpa in vulgus nota, radicibus vegetabilium adeo nociva. _
N u m < ad 8. His numeris univer^i metamorpholis cervi volantis, cujus duas icônes Fabula
précédente jam propofuimusj traditur. Coffus grandis corpore luteo, capite rubro vel ru-
. f o Nympha intra mallam ' t e r r eum, grifeam recondita latet. Num. 7. & 8. Mas & a quibusdam
crédita Femina hujus Scarabsi, prior tamen utcunque a fupra delineate difcrepans , exhibentur.
Color utriusque fplendidus rufo fufcus. Jampridem dubius hoefi , numne Infeaum
h i e num' S- expreffum vere Lucani femina foret, quod ab accuratiftimo alias Roefelio afteritur.
S e d ab Amico, cui, in Germania, in rei veritatem inquirendi copia fuit, hoc fecus ciTe audio;
is enim, pro feminis hucusque habitorum, utrumque fexum, in ipfo congrefTu , invenit. Inq
u e nupero Gallice edito opere, Hißoire des Infeäes des Environs de Paris, Godofredum in ean-
^ . de m
N . 15. Een gccl Bokje met roodc vlakjes.
W. 26. Een platte zwarte Scharbyter.
N. 27. Deze foorten hebben den naam van Varkens gekrcegcii,
wegens haare lange uicftcekende fnuit. De klcuris
bruin, met a^cllkIeu^ige vlakjes.
• N . 28. Is een licht-blaauwe Weft-Indifchc I or.
N . 20. Een zwarte dito. „ , ,•
N. 30. Een klein blaauw Torretje, mt Wclt-Indien.
N. 31. Deze Varkens-Tor is vuil-bruin 5 en mede uit Weïl-
Indiën.
NEGEN-EN-TACHTIGSTE TAFEREEL.
N. I. 2. TTerbceldt de in ouderdom flechts verfcliillende
V Worm der groote zwarte Water-Tor, die,
gelyk de andere hunner foorC, zich in de ftilftaande waters
ondiouden, en waar van wy op voorige Tab. by N. 7. en
8., zoo ik geloof, de verandering verbeeldt, en by N. 23.
een tweede foort vertoond hebben. Toe nog toe was my
in dit Dier nog onbekend, een der allervreemfte eigenfchappen,
welke zich by de dierlyke wezens laat vinden, en waar
van my tot op heden nog maar óén voorbeeld in een kleine
Ooft-Indifche Zee-Krabbe , ruim een Jaar geleden , was
voorgekomen , namentlyk, dat de voeten in plaats van onder
aan den buik, boven op den rug geplaatfl: zyn. By het
het eerfte otitdekt heeft, en dat de Heer Reaumur al in den
Jaare 1714. mede eene ontdekking van zodaanige natuur aan
de Koningklyke Academie der Weetenfchappen, over eenen
anderen Water-Worm, welkers voeten op den rug ftaan,heeft
mede gedeeld. Vermits dan dit wonderbaar dier reeds naauwkeürig
door Fnfch befchreeven is, zullen wy alliier flechts
aantekenen, dat dc voeten hier verkeert, als van ondere ,
verbeeldt zyn, dat, die op den fug liaan moeten, en dat de
kleur van het lyf vuil donker-bruin, en het hoofd , 't geen
met ftarke knypers of fchaaren vooi-zieu is, een zwaite kleur
heeft. ^
N. 3. 4. Toont de alümbekende Veen-Mol, welke zoo
veele fchaade aan de wortels der gewasfchen toebrengt.
N. 5. tot 8. Deze Num. geeven op, de geheele verandering
van het vliegende Hart , waar van wy reeds al twee afbeeldingen
op voorige Tab. befchreeven hebben. De groote
Worm is geel van lyf, en het hoofd is rood of rofchkleurig.
De Nimf is in eenen graauwenaarden klomp beHooten. Verder
ziet men by N. 7. en 8. het mannetje en het zoo genoemde
wyfje , welk mannetje weer iets van dc voorige
verbeelde verfchilt, Dc kleur is blinkend rofch-bruin. Het
was my al voor lang vry twyfelachtig , of deze hier by N. 8.
naauwkeurigen Heer Röjel befchreeven is. Een myner Vrien-
" ' 'liai
nazien der Auteuren, die over de In/enen gefchreeven hebben,
vind ik dat y. L. Frifcb^ in zyn tweede Deel der Duitfche
JnfeÜm, dezen Worm en deszelfs vreemde eigenfchap
het wyfje waarlyk zyn zoude, gelyk zulks_door den anders
Hc
den, welke in Duitfchland gelegenheid genoeg gehad heeft
om deze dieren te zien, verzekerde my het tegendeel,
en dat hy deze zoo genoemde wyfjes eens zelfs, met de bevruchting
bezig zynde, gezien had. Thans het fraaije werk
van den Heer Ccojfroy, genoemd Hißoire abreßce des Infeäes,
in
LXXXIX