I I I ' «d liiW«»:
11! Im
lîî
8 0 T H E S A URUS
ris languide flavEc, utr^eque tarnen venulis pallide fufcis diftinaa; : alte interns cinerea:, verum
in pofleriore utcunque flavefcentes. Corpus fimiliter, ac in pra^cedente, plumbi more cxrulefcens
pedes fufci. Cauda enfiferaj utramque femellam efTe, innuit.
Num. II. Hiec rpecies tum forma, tum colore fufco grileo, foliorum arefaftorum fa(cicu!o
apprime fimilis efl.
T A B U L A SEPTUAGESIMA ET SEXTA.
N^UM. I. & 2. DifFcrunt hae rurfus ab illis, quas Tab. LXVI. &c. propofuimus. Color
__ in rotum grileo fufcus, obfcuriore adumbratione varius.
Num. 3. & 4. Colore tantum difcrepare videtur. Facies fupina tota ex fufco flava, obfcurioribus
figuris pi£ta. AI® antics infra grifeje, poflic32 fäture virides, punais nigris.
Num & 6. Utraque facie dilute fulca.
Num. 7. & 8. Ala; utraque grifeie, apicibus Internarum fufcis: corpus quoque fufcum.
Num. 9. & 10. Corpus fufcum; alfe medio cinereo grifese, poflerius ex fufco grifete, fubter
oram anteriorem, qucT ex nigro & grifeo verficolor eft, fefe complicando, tanquam intra vaginam,
recondere pofFe videntur.
Num. II. & 12. Alffi extimse fufca3 , nigris maculis; imlma; ex dilute fufco grifes, corpus
fufcum.
Num. 13. & 14. Speeles priori num. 9. plane gemina. Alas dilute gnfea?, circumferentia
ex fufco obumbrata, ora tamen anteriore ex dilute flavo & nigro variegata,' intra quam fimili
modo, ac num. 9. dlximus, ala fe complicare & fubd^icere pofTe videtur, ut adeo vagin« vice
fungatur. Corpus fature fufcum. Facie fupina, prope oras alarum anteriores, bin® appendicula3
ex corpore prominent, tegendis forte alis etiam deflmatee.
TABULA SEPTUAGESIMA ET SEPTIMA.
N~UM. I. & 2. Maxima hoec fpecîes, Tub nomine Locufloe, mihi Batavia Indorum trans-
_ miffa efl, annotatumque, ab indigenis appellari Bilalang Karbouw , nec memoratum tamen,
an ibi loci quoque nafcatur. VaUnnnus in Hifloria veteri ac nova Indiarum Orienta-
]ium, Tom. III. p. 296. de ifto infeao hoec notatu digna refert: Vaccas, cum forte illud dévorant,
ftatim mori; fed Balknß^ & Javanos eo alfato vefci. Ala3 intern® fimili modo, uti Tabula
priore de aliis jam notavimus, cum alis externis, quae m hac Ipecie grandiores funt, concrevere
& complicate fubter eas fefe reducunt. Supra majores illas externas alas duo cernuntur
" ' • • " flavefcente fufcus eft, in nonnullis obfcure
fufcus.
t - r c v c i c ex Cuiljpjiv-CIL«*. JUUCV^t Ik-i»-
ejusmodi tegmina minora. Color in univerfum ex
tweede flaauw-geel, doch beide flaauw - bruin geädert. De
ondervleugels zyn afchkleurig, in de laatfte wat naar 'c geelachtige
hellende; hun lyf is mede als de voorige loockleurigblaauw
, en de voeten bruin. De lange fcheede doet zien
dat deze tot de vrouwelj'ke foort behooren.
N. 11. Volmaakt gelykt deze foort naar een bosje verdorde
bladenj zoo in kleur, die bruin-graauw is, als in gedaante.
SES-EN-SEVENTICSTE TAFEREEL.
N . I. 2. r ^ e z e foorten zyn al wederom verfchillendc van
die, welke wy op Tab. L X V I . enz. gezien
hebben. De kleur van dit is eg^l graauwachtig-bruin , met
een donkerder tekening.
N . 3. 4. Schynt genoegzaam niet te verfchillen dan in de
k l e u r , die in deze op de bovenzyde, over 't geheel bruingeel,
met donkerder tekening is. De voorvleugels, aan de
onder2yde, zyn graauw, en de onderfle donker-groen, met
zwarte Ibpjes.
N . 5. 6. Deze is ter wederzyden licht-bruin.
N . 7. 8. De ondervleugels hebben aan hunne einden een
bniine punt, en zyn verder met de boven- of dekvleugels
graauw; verder is het lyf bruin.
N . 9. 10. Het lyf is bruin, de vleugels die zich onder de
zwart- en graauw-geftreepte voorkant fchynen op te kunnen
vouwen, zyn in 'c midden afch-graauw, en onder aan
de kant bruin-graauw.
N . II. 12. De dekvleugels zyn bruin , met zwarte vlakjes
, de ondervleugels licht bruin - g r a auw, en het lyf is
bruin.
N . 13. 14. Deze foort is van dezelfde natuur als N. 9.
en 10. De vleugels zyn licht - g raauw, met wat bruinder
buitenkant. De voorkant der vleugels zyn licht - geel en
z w a r t , en hier onder ichynen zy zich te kunnen opvouwen
; zoo dat deze voorkant hier even als by N. 9. voor
dekvleugels dient. Het lyf is hoog bruin, en op de bovenzyde,
by de voorkant der vleugels, ziet men nog als twee
kleine dekvleugeltjes.
SEVEN-EN-SEVENTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. 2. ï~Ncze allergrootfte foort is my van Batavia,
J L / zonder te zeggen of dezelve aldaar valt,
onder de benoeming van Sprinkhaan, overgezonden; met
byvoeging, dat derzelve Land-benoeming Bilalang - Karbouiu is.
Valeniyn in zyn Befcliryving van Oud- en Nieuw-Ooft-Indien,
derde Deel , pag. 296. zegt'er dit aanmerkenswaardige
van, dat, wanneer de Koeien deze dieren eeten, zy
dan ten eerfte fterven, doch dat, de Baliers en pavanen dezelve
braaden en eeten. De ondei-vlcugels zyn, even als
wy reeds op de voorige Tab. by andere gezegd hebben,
aan de groote dekvleugels' vaft gegroeid , en vouwen zich
onder dezelve. Boven de groote dekvleugels ziet men nog
twee diergelyke kleine. De kleur is over 't geheel geelachtig
Cutö J.XXT^/.
I