I 11
R E R U M N A T U R A L I U M . 9
res fuperne ex vircfcente luteas rubris variantur punflis , ac proeterea très montrant fingulic maculas
Candidas, obfcurioremque aliam oblongam. Extremitates harum alarum rubellas funt. Alaî
pofticK ßnguinis colore infedtas. Ima facies alarum anteriorum rubra, ex Juteo & fufco maculatur:
pofticarum contra dilute purpurafcens, regularibus veluti teflellis faturatioris coloris exornatur.
Num. 9. TO. Fapilio elegans, Indicus orientalis, diurnus, ob ecphyfes alarum poflicarum ad
Bphcbos 5 quos dicunt, referendus. Colore eft eleganter cccruleo. Alarum anticarum extremitates
nigricant, uti & poflicarum culpides, qua? etiam fibi imminentem nigram maculam gerunr.
Ima facies diluta purpura relplendet, compluribus valut ocellis, albidis, medio nigricantibus, variata.
Ecphyfes alarum , quce nigras in cufpides abeunt, fimiles duas oftentant maculas, majores.
Num. II. 12. Papilio fuperne niger , maculis rubris, oblongis, verficoior. Infra multum
difcolor alas anteriores, ad exortum rubras, inde nigras, iterum rubras, dein dilutius rubentes,
tandem fubfufcas monftrat. Ate poftica? dilutiflîme purpurafcentes parte pofleriore in fimbriam
fufcam, latam, abeunt. Diluta purpura cujusvis aloe duabus diftinguitur maculis, magnis, nigris,
centro albis, aliaque macula nigra, oblonga, prope corpus. Locus natalis India orientalis.
Num. 13. 14. Chinenfis hie Fapilio, perpulcher, utrumque par alarum, fuperne, in medio
nigrum gerit, in ambitu autem margine ornatum coeruleo , nigris circulis macdisque diflinfto.
Lineoloe dilutiores alarum anticarum albent, Ima facies harum alarum dilute fulco colore fuffufa
maculas habet oblongas, albas, quas etiam per ambitum decurrunt, ibidemque quaternis infuper
areolis ca^rulefcentibus interftinguuntur. Facies ima pofticarum quoque ex albo & fufco maculat
a , margine exornatur lato, coeruleo, quem fimbria tenuior, alba, hancque alia dilute coerulea
ambit. Omnes hcG toenioloe, multis variegatte maculis ocellisque nigris, tandem in fimbriolam nigram
excurrunt.
Num. i^. 16. Papiliunculus Indicus orientalis, utraque facie concolor, medio luteus, ex fufco
iate fimbriatus.
T A B U L A SEZTA.
Nu m . I. 2. Ilarior hie Papilio, fuperne niger, prope corpus ex rubello maculatus, alis anticis
duas gerit maculas, ovatas, flavefcentes. Infra eadem quidem nigredo regnat; fed
maculse corpori vicinas flavent, duabus reliquis rufis, quafi carnis colore. Locus natalis omnium,
qui hac tabula exhibentur, eft colonia Berbicenfis & Surinamenfis.
Num. 3. 4. Elegans Papilio, utraque facie prope concolor, ex gilvo fufcus, maculis albis
& per ambitum alarum excurrente fimbria nigra, veluti fquamofa, fuperbit.
Num. 5. 6. Supina facies huic, quam prona, obfcurius fufca eft. Maculse alarum anteriorum
dilute flavent.
Num. 7. 8. Papilio Ephebus^ quatuor ecphyfibus caudatus, fupra eleganter coeruleus, per
ambihouden.
De boven-voorvkrkon zyn groenachtig-geel met
roodgeftipte vlakjes; op ellc vertoonen zich nog drie witte
vlakjes, eeh lange donkerder vlak, en de eindens dier vleugels
zyn rood of ros. De achtervleugels zyn bloed - rood.
Van onderen zyn de voorvleugels rood, geel en bruin gevlakt.
De achtervleugels zyn licht-paars en vry geregelt
met donkerkleuriger blokjes of dobbelfleenachtige lighaamtjes
verfiert.
9. 10. Dit is een fierlykOoft-Indifch-Dag-Kapelletje,
door deszelfs puntige achtervleugeltjes - tot de Pages behorende.
Het is fchoon blaauw. De einden der voorvleugels
zyn zwart, gelyk mede de puntjes der achtervleugels, boven
welke zich nog een zwart vlakje laat zien. De onderzyde
is fraay licht-paars met verfcheide witte, in het midden een
zwart vlakje hebbende, oogjes. Twee grooter zulke oogjes
ziet men achter by de zwart uitlopende pun^es.
N°. ir. 12. Van boven vertoont zich deze Kapel zwart
met lange roode vlalcken. Van onderen verfchilt dezelve
merkelylf, zynde de voorvleugels , by 't lyf beginnende,
rood, zwart, nog eens rood, vervolgens lichter rood, en
eindelyk bruinachtig. De achter vleugels zjti heellicht-paars
naar onderen met een' breeden bruinen rand. Op het lichtpaars
van elke vleugel zyn twee groote zwarte vlakken, die
een wit ftipje hebben, en by 't lyf een lange zwarte vlak.
Z y is mede uit Ooft-Indiën.
13. 14. Deze fraaije Kapel is uit China. De bovenzyde
der voor- en achtervleugels zyn in 't midden zwart,
rondom een' blaaiiwen rand hebbende , welke met zwarte
ringen en vlakjes verfierd is. De lucht-kleurige ftreepjes
op de voorvlerken zyn wit. De onderzyde der voorvleugels is
ioms IF.
licht-bruin met witte langwerpige vlakjes, die ook aan het
einde der vlerken rond loopen en daar men ook nog vier blaauwachtige
ronde vlakjes ziet. De onderzyde der achtervleugels
zyn mede wit en bruin gevlakt, doch verfiert met een'
breeden blaauwen rand, die door een fmal wit randje, op
op welk wederom en licht blaauw volgt, omringd is; deze
randen hebben verfcheide zwarte vlakjes, oogjes en een fyn
zwart randje.
N. 15. 16. Dit Ooftindifch-Kapelletje heeft de kleuren
aan beide de zyden even eens, en is in 't raidden geel, met
een' breeden bruinen rand.
S E S D E TAFEREEL.
NI. 2. Van boven vertoont zich dit vreemd Kapel-
. letje zwart, dicht by 't lyf zyn de vlakken ros-rood
en op de voorvleugels zyn de twee ovale vlakken geelachtig.
De onderzyde is verfchillend; hoewel de grond-kleur ook
zwart is , zyn de vlakken by het lyf geel, de twee overige
ros- of vleefch-kleurig. Alle, die op deze plaat verbeeld worden,
zyn uit de Colonie de Berbice en Suriname.
N. 3. 4. Dit fieriyk Kapelletje is aan beide zyden genoegfaam
even eens, namendyk,de grond-kleur vaal-bruin,
en de vlakjes wit, rondom de vleugels loopt een zwartgefchulpt
randje. .
N. 5. 6. De bovenzyde van deze Kapel is wat donkerder
bruin, dan de onderzyde, de vlakken op de voorvleugels
zyn licht-geel.
N. 7. 8. Op de bovenzyde van deze vierpuntig geftaartte
C P^^sf