i
( J a ù . XXXlj
r
R E R U M NATURALIUM.
3 9
c e l l i s mcluri. IflhiEc & antecedens fpecies in Americanis noMs coloniis nafcuntur, multumque
difcrepant a confornbus fu.s turn fupra in hoc opere, turn a MeHnna defcriptis.
N u m . 5- & 6. Papihunculus fufcus nigris ûnis lineatus, grandem maculam faturate flav
a m , fere annnnam in alis an^cis ollentac : poflicas dua; ornant aib^, oblique convergentes.
P r o n a Facies faturate flava, albis ftriis macuhsque conchatis pidta. Orientalis efl
Num. 7. & 8. Supra infraque fordide luteus, obfcure fufco limbo alas poüica's, facie fupina,
f u c c i n g i t u r , eodemque palhde fufco , faci e prona. Surinamenfis & hie eft & qui fequuntur
N u m . 9- & 10. Facies fupenor grifeo Jutea efl, ora alarum anticarum anteriore fufca, reliqua
circumferentia.. fufcis punfbis notata. Ima facies fiturate flava punflis rufo rubris variatur.
^
Num. ir. & 12. Utrinque niger maculis aurantii coloris diftinguitur.
T A B U L A TRICESIMA ET S E C U N D A.
NU M . I &. 2. Papiho apud iflarum rerum cultores PaUium difcohr appellatus', Germa,
ma) quidem proprius , -m Hollandia tamen etiam, Jicet raro, occurrens, media parte fac
i e , fuperions purpureus efl lataque fafcia nigra, cieruleis guttis decora, quam alia ambit dilu^
t e flava, cinguur.^ Inferior facies obfcure grifea , fubtilibus lineis nigris picla , albefcente &
l u t e o umbo fimbnatur.
Num. 3- & 4- Ejus Papilionum indigenarum generis, cui noflrates Ocnli Fnvonini nomen
dederunt, hoec quidem infolita fpecies eft, plane, quantum fcio, ignota, fpuria forfan & degener.
AI^e antics faturate rubent, quatuor maculis grifeis diflinél^e: extremitates & ora anterior
obfcure grifeo perfufc colore, duabus maculis luteis, totidemque oculeis partim obfcurc
grifeis, partim luteis , fuperbiunt: horum ocellorum parti grifeaî macula infidet rubra huic-
. » - 1 lila^_u^a luiiucu I UUrU , nUIC
Gue niera, infuoeraue rruttnlrp nn.if-nnr o-ri^^rr» ai n- .. .. i '
que mgra, infuperque guttul^e quatuor grife^e infcript^e funt. Ai^ poflic^e quoque obfcure grifeffi
parte pofteriore m faturate rubrum abeunt : grifeam fedem dua^ ornant macule oculeoe
grandes arcu nigro efformatoe^ media area ex nigro & grifeo maculata. Limbi harum alarun^
n i g r i . hacies prona obfcure fufca nigrisque lineis & maculis decorata efl: aloe anticoe complur
e s maculas minutas, albidas, pofticoe modo duas oflendunt.
N u m & (5. Difcoloris'Pallii hoec fpecies multum a priore dilFert : media enim fede obfcure
rubet; prope oras feries guttarum c^Erulearum confita eft; era; ipfe alarum ex fubfufco
Ilavent. Averla facies ex fulco rubet, alis ex cinereo fimbriatis.
N u m . 7. 8. 9. & TO. Eruca graminei viroris, annulis nigris, ex rubro punftatis, a Foeniculo
nomen accepit, quia hujus herbee efu maxime deleftatur. Nympha quoque ^raminis mor
e virefcit, ahquot nigris punftis notata. Qui ex hac prognafcitur, V^mWo Eâcbn^ Renn^
audit.. Alee anticce dilute flavai ex nigro variantur : poftica) ftmiliter pifloe nigram iniïiper faf
c i am 3
met diergclykc reeds hier in dit werk, en de by Mcriaan
befchrevcne foorcen, en zj n uit onze Weft-Indiën.
5. 6. Die bruin met zwarte ftreepjes getekend Kagroote
donker-geele n pclletjc, heeft een uaiimar 'tl ourruaunjjüe nheeil"-
Icndc vlak op de voorvleugels, twee witte fehuinfche naar
ellv-aar toeloopendc vlakken ftaan op de achtervleugels. De
onderzyde is boog-geel, met witte ftreepigc en Ichiüpachtige
vlalijes. Plet zelve is uit Ooft-Indicn.
N. 7. 8. Dit beeftje is boven en onder vuil-geel , met
ccnen donker-bruinen rand op de bovenzyde, en flaauw-bruinen
rand op de onderzyde der achtervlcugeltjes. 't Is met
de volgende uit Surinamen.
N. 9. 10. Deze bovenzyde is graauw-geel, de voorkanten
der voorvleugels zyii bruin, de verdere rand is getekend
met briune flipjes. De onderfte zyde is hoog-geel, met rofchroode
Ihpjes. 00 - ?
_ N. iT. 12. Boven cn onder is deze foort zwart, met oranjckleunge
vlakjes.
T W E E - E N - D E R T I G S T E TAFEREEL.
N. Deze Kapel is by de Lieniebbers bekend onder
de benaming van de Bontmantel: zy is eigen
aan Duitfcliland, doch word hier in Holland ook
gevonden , hoewel zeer zeldzaam. Het middellle gedeelte
7 Pui^PCi--paars, pm welke een breede
zwarte band met blaauwe vlakjes, en Mer om een licht-geei
c , heenloopt. De onderzyde is donker-^lys met fvne
zwarte tekening; deze is mede door oenen witaehtigen cn
geelcn rand verfiert.
N. 3. 4. Dit is een vreemde foort van onze inlandfdie
iaaim-QOg Kapel, welke , voor zoo verre mv bewufl, echeei
onbekend is, mogelyk zal het een vcrbaflerde foort
zyii. De voorvleugels zyn donker rood, mee vier gryze vlakj
e s , aan de emden, en de voorkant is donker-graauvv, op welke
kleur twee gcele, en t^vec oogvJalcken ftaan, die mede
donker-graauw en half-geel zyn. Op het graauw in deze
oog^'lakken is een roodc , en daar op een zwarte vlak, als
mede nog vier kleine gryze vlakjes. De achtervleugels zyn
mede donker-grj-s, cn naai- beneden donkcr-rood, in de gi y
ze kleur worden, door-eencn zwarten halvcn omtrek, twee
groote oogvlakkcn gefoi-meert, die in 't midden zwart en
grys gevlala zyn. De randen dezer vleugels zjm zwart.
De ondcrfte zyde is donker-bruin , met zwarte tekening en
vlakjes, en liier hebben de voorvleugels vcrlcheide kleine
witte vlal^jes, en de achtervleugels hebben 'cr twee.
N. 5. 6. Deze foort van Bontemantei verfchilt mcrkdvk
met de eerfte foort. Deze is op 't raidden donker rood ,
naar de einden loopt mede een ry blaauwe vlakjes, en de rand
der vleugels is bruinaciitig-geel. De onderzyde is bruin-rood
en de rand der vleugels alchkleurig.
N. 7. 8. 9. 10. Deze Rups is grasgroen, met zwarte banden,
welke roode ftippels hebben; zy wordt de Venkel-Rups
genaamd, om dat zy dit kruid het liefll tot haar .voedzei
neemt. De Nimf is mede licht-groen met eenige zwarte
fti-eepjes. De Kapel, liier uit voortkdmende , heefc de benaming^
van Page de la Roine. De voorvleugels zyn-Ucbt-gcel
^^ - met