M y
i o 6 T H E S A U R U S
larum, fusque deque inter iê compofitarum, matricl quarzejc , uti videtur, infidet. Bra£leola3
notabiiis craiïitiei , ex filamentis coagraentatoe, panni linei velut texcuram refcrunt. _ Quodf i
parricLilam Argenti de rima lapidîs elîringas, contexcorum filamentorum impreniones in vicini
lapidis fuperficie confpïcere licet: unde credas Argentum prius coaluiiTe, dein interfitum concrevifTe
lapidem, coque faftum efTe, ut eflypam Argenti imaginem exhiberet. Ejusdem fpeciei
aliam pmerea malTam argentiferam pofTidemus, quoe tamen, cum decem libras pondérât, ob
iiimiam molem baud commode in hac Tabula reprEefentari potuic. Utraque gleba nobis ex
Guinea allata eft.
N u m . 23. Gieba argeniifera ex Indiïs Onenîalihûs,
Siamenfis efl & libram pendet, matrice faxea, obfcure grifea, vix femunciam ponderante.
Argentum nitido candore confpicuum.
N u m . 24. Gleha alia argemifera^ Indica Oriemalls,
DitilTima gleba, ex infala Timor, filamentis quafi capillaribus Argenti folidi confita, Argentum
trichites fodinarum Sylvie Hercynioe, & Saxonia; oemulatur. Lapis gnfeus eft & ex aibo
nitens.
N u m . 25. Gleha Aiiro^ Argemo & Aere gravida, ex Nova Hïfpanïa,
Icône hac fiftimus eximiam particulam, metalli triplicis, Auri, Argenti & _Aeris compotem.
Aurum forma filorum progerminans medium locum tenet. Aes fubrufo continetur lapide, cetera
obfcure grifeo albisque venis veluti marmorato.
N u m . 26. Gieba argennfera^ Hmgarka.
Argentum rude, plumbei coloris, vel & vitreum appellator hoec mineroe fpecies ; qUoe, tametfi
fulphure inquinatum Argentum habet, hujus tamen tres quartas partes fundit. G eba ftibgrifei
eft coloris, ac fede fuperiore ramuloa aliquot Argenti capillaris monftrat.
N u m . Gieba aurïfera^ Americana^
Auri potens vena heic
in Pyrite oerario, fîavo, habetur, ftipata infûper Pyrite fùlphureo.
& minerarum fpeciebus Aurum infidet, at femper tamen in fefe pudoch
Multis quidem & lapidum &
rum, quantumvis alienis interpofitum.
fchuins cn dwars, door elkaar loopende in de Moeder-
Ercz , welke een Quartsachtige ftoffefchynt te weezen. He:
Zilver legt met bladen, hebbende de dikte van den rug van
een Mes, en vertoonC zich draads-gewyze, even als geweeven
Linnen- Als men een ftuk Zilver tusfchen den Steen
uitbreekt, vertoont zich het draads-gewyze weefzel van het
Zilver in den Steen; \ welk een teken is, dat eerflhet Zilver
, en daarna de Steen, 'er tuüchen gegroeid is, en dat de
Steen het afdrulczel, of 'C figuurlyk indrukzel van het Zilver
ontfangen heeft. Van deze zelfde foort van Zilver-Mineraal
hebben wy nog een Huk van tien pond; en dus te groot om
in Plaat af te beelden. Het is beide van Guinea mede gebracht.
N. 23. Zilver-Mineraal uit Ooß-Indien.
Het zelve is van Slam, en weegt ruim een pond, houdende
geen half once Mineraal-Steen, die donker-grys is. Het
Zilver is fchoon en glanzig.
N. ^4-. Ander Zilver-Ertz uit Ooß-Indien.
Dit Zilver-Ertz is van het Eiland Timor, en een zeer ryk
Ihik, daar Zilver-draaden, of Hair-Zilver uitgroeid , even
gelyk het Zilver-Ertz 't geen op den Haartz en in Saxen gevonden
word. De Steen daar van is grys en wit-glanzig.
N. Goud', Zilver- en Koperboudende-Ertz
uit Nieuw Spanje.
Het zeldzame fhik het welk wy hier vcrtoonen, houdt drie
foorten van Metaalen, als, Goud , Zilver en Koper. Het
Goud zit in het midden , het Zilver is draads-gewys en uitflekende,
en het Koper is in eenen rofchaclicigen Steen , die
verder donker-grys is, met wit als doormarmerd.
N. 26. Zilver-Ertz uit Hungaryen.
Deze foort word genoemd Glas-Ertz, cn houd omtrent drie
vierde deelen fyn Zilver, hoewel het altoos mee zwavel
verbonden is. Boven aan vertoonen zich eenige takjes Hair-
Zilver, en de kleur is graauwachtig.
N. 27. Goud-Mineraal uit America.
Dit fhikje is een foort van geel-koper Gulden-Ertz, zeer
ryk in Goud, doch mede met Zwavel-ldes verbonden. Men
vindt het Goud in verfcheide Steen-foorten cn Ertzen, doch
altoos, hoe ook gemengd, op zicli zelve zuiver.
lm
' ) Num. 28.