62
I
T H E s A u R u s
TABULA QUINQUAGESIMA ET PRIMA.
it. A. A. & B. B. rhalxna , a Beta nomen habens, fature fufca, mas & femina, utraque fupra
& infi-a conrpicienda,_quemadmodum quse fequuntur, reliqus.
Lit. C C. Phaloenoe, quam Tab. XLVIIÏ. lit. L.num. lo. exhibuimus, paulum diverHi fpecies,
facie fupina magis flava, binis maculis rufo rubris in fingulis alis, lirabo tantum rufo rubro
circum alas pofticas. Infra color magis purpurafcit.
Lit. D. D. Species minor Phaloenas fafciatoe.
Lit. E. E. F. F. Alia ipecies Phaloenoe a Beta diftie, mas & femina.
Lit. G. G. Phaloenoe, a cauda aculeata Pylflaart appellatas, fpecies valde rara mihique ig iota.
Alx anticce fordide csrulete, plumbi colore, fature grifeis fafciolis interfeftoe : poflicoe fordide rubra?,
fafciolis dilute grifeis. Prona faciès tota, ex livido plumbi colore nitidms coerula, üguris
helvo nigris pitta eft. _ - .
Lit. H. H. Phaknula fufca, nigris flriis.
Lit. I. ï. Phaleenoe fafciatfe fpecies major.
Lit. K. K. Et hoec Phaloence InquicU diftaî fpecies mihi ignota elt.
fcens, vel ex dilute rufo grifea, figuris rufo rubris nitet.
Lit. L. L. Phaknula icidem peregrina, utrinque fatura flavedme decora, binis guttis nigris
L i t ^ ' ' ^ M. Species Phafenoe ligni Salicis, quam Tab. XLIX. lit. A. B. defcripfimus. Mhoec
e'o difcrepat, quod nigris figuris plenior fit. Crediderim femellam efîè.
: : L i t . N.-N: Phal^noe hujus exotieoe utraque faciès ex fufco rubra eft, helvis figuris, duabusque
albis maculis in alis anticis variata.
Lit. O. O. Species rarifTima PhaloenEB, qua; ex Eruca Urfma di^a nafcitur. Aloe ant-icoe utrinque
dilute fufcce funi, ex flavefcente albo p f e : pofticoe dilura flavedine decoroe, maculis nigris,
Guarum e medio elegans tonus obfcure csruleus refplendet.
Lit. P. P. Species exotica, fufca Phaloenoe, qu£e Oculus Pavonis, Inquiéta^ aut Pylflaan
appellâtur.
Lit. Q. Q. Papiliunculus diurnus, minor, dilute grifèus, alis anticis ex fufco varus.
Lit. R. R. Perquam rara fpecies Papilionis^ quem Pupillum vel Inßgm AmfléUdammfe vocant.
Alios ejus generis Tab. XL. & XLIX, oflendimus. Hujus darum anticarum pi^ura diverfa
efl: & poflicarum rubor longe pallidior. Innumeroe hujusmodi varietates in rerum natura occurrunt,
quoe tarnen pro difFerentiis fpecificis nequaquam habende lunt.
Utraque facie flave-
EEN-EN-VYFTIGSTE. TAFEREEL;
A. A. en B. B. T7erbeddt een donker-bruine Ripf-Uil,
V hec mannetje en wyfje, beide, ge-
]yk e^e de volgende, zoo boven als onder te zien.
C C. Een weinig verfchillende foort van het Uiltje , 't
geen wy Tab. XLVIII. L. N'. lo. verbeeldt hebben. DiC
is op de bovenzyde geeler, en heeft twee rofch-roode
vlakjes op elke vlerk, en alleen eenen rofch-rooden rand om
de achter\'leugeltjes. Aan de onderzyde is hec paarfchachtiger.
D. D. Kleine foort van Band-Uil.
• E. E. F. F. Ander foort van Riet-Uil, van beider geflachten.
,, ^ «
G. G. Is eene, my onbekende, en zeer zeldzame Onrultof
Pylftaart-Uil. De voorvlerken zyn vuil - blaauw , lootklcurig,
met donker-graauwe tulTchen - banden ; de achtervlerken
zyn vuii-rood met licht - graauwe bandjes. De onderzyde
is geheel, doch wat helderder lootkleurig - blaauw,
met eene vaal-zwarte tekening.
- H'. II. Is een bruin Nacht - Kapelletje met zwarte ftreepjes.
• I. I. De groote foort van Band-Uil.
K. K. Deze Onrufl is my mede onbekend. De kleur dor
beide zyden is geelachtig , of licht-rofchkleurig-afch-graauw,
met eene lichte rofch-roode tekening. .
L. L. Dit is mede een vreemd Nacht-Kapelletje. De beide
zyden zyn fchoon hoog-geel; de_ voorvlerkjes hebbe i
cUl, cti wvdcTi^üe, tvYcc zwarte vlakjes.
M. M. Is een foort'der willige Hout-Uil, die wy op Tab.
XLIX. by de Letters A. en B. befchreeven hebben; deze is
verfchillende, doordien zy zeer zwart getekend is, en fchynt
m3'-toe liet wyfje te zyn.
N. N. Beide.de zyden. van dit vreemde Njwht-Uiltje zyn
donkcr-bruinachtig-rood, met eene vaale tekening, en twee
witte vlakjes op de voorvleugels.
O. O. Verbeeldt een zeer ongemeene. foort der Becr-Rups-
Uil: de voorvleugels zyn aan beide zyden licht-bruin , met
eene geelachtig witte tekening. De achtervleugels zyn ichoon
hcht-geel met zwarte vlaldieoi die iu 't midden een fclioone
donker-blaauwe weêrfchyn hebben.
P. P. Geeft ons een vreemde bruine Paauw-Oog, Onruflof
Pylftaart-Uil.
Q. Q^. Is een klein licht-graauw Dag-IiapcUetje, met bruine
vlakjes op de voorvlerkjes.
• R. R. Vertoont een zeer vreemde foort van het Weeslind,
of Amjier4amfche Wapen , waar van op Tab. XL. en
XLIX. andere vertoond zyn. De tekening der voorvleugels
is verfchillend » en het rood der achtervleugels op de onderzyde
, is veel ilaauwcr. Daar zyn oneindige diergelyke
fpeelingen in de Natuur, welke daarom tochgcenc wwendlyke
verandering van foort te kennen geeven.
t a b u l a
T A B - L I
ttil
Eiy
k