' A Ja6. XXIV
1 ' I
.til r::
m
R E R U M N A T U R A L I U M. 2 9
Num. 4- 5. 6. Tenuis & tomentofâ lanugo dilute fufci coloris hanc Erucam, quoque ex dilute
fufco unicolorem, obtegit. Phaloena inde oriunda, utraque facie dilute rufa, nigros pra: fe fert
ocellos, alba lunula in ceijtro ornatos, annuloque nigro circumfcriptos. Averfa facies pecuiiare
nihil habet, nifi quod aloe antica^ , qua oriuntur, maculam oftendant grifeam, longamque lineam
rubellam, juxta oras externas protenßm. Hujus etiam locus natalis eft Amboina.
Num. 7. & 8. Papiliunculus utraque facie chermefino colore venuftus, alarum ora extrcma
nigricante.
Num. 9. & 10. ex arantio facurate flavus, pallide rufa fimbria ornatur.
Num. II. & 12. Facies fuperior , ex nigro & albo varia, flavi quid in alarum anticarum
parte anteriore , prope caput, habet : media parte & per alas pofticas rara nigredo regnat.
Averfa facie ala; anticfe fimiliter, ut fupra, coloratas funt ; fed pofticoe ex dilute flavo & albo
varioe. Ha:c fpecies in Belgio & Germania occurrit.
Num. 13. & 14. Pallida fiavedo faciem fuperiorem tingit, nigraque aliquot punfta apicibus
alarum anticarum inufta funt. Prona facies, fàturate flava, apparatu pallide rubello decoratur.
Americanus eft.
Num. 15'. & 16. Papiliunculus fupra Candidus, ex nigro maculatur; infra, quoque Candidus,
dilute flavis areolis diftinguitur. Hac facie apices etiam alarum anticarum nigrefcentes fuperinduda
veluti flavedine pallent, medioque-a arum nigroe maculaj confpiciuntur. Num. 11. &
3 2. varietas hujus fpeciei, & forte ma feu 1 us , habetur. Sunt autem ejus generis, quod a Petrofelino
nomen fbrtitum eft, & apud nos atque in Germania quoque reperitur, rariora fpecimina.
Num. 17. & 18. Papilio dilute flavus, oris alarum anticarum nigris, pofticarum vero ex nigro
punólatis : quoehbet ala infiiper lineam gerit obliquam, helvam. Averfa facies , dilute grifeo
colore perfufa, pallide luteis rufisque ornamentis piäa, lineas obliquas, pallide rubcntes monftrat.
Et hic & proxime fèquens in America nafcuntur.
Num. 19, & 20. fuperne pallide flavus, obfolete nigras cum oras, tum maculas, oftendit.
Infra faturate flavam haphen, rufi coloris ornatus diftinguit : ora^ alarum anticarum ex fufco
rubent.
T A B U L A QUARTA ET V I C E S I M A.
Nu m . I. 2. ElegantifTimus Papilio, prona fiia facie perquam fimilis eft Papilioni
ceralbrum majori, Americano, quern Meriana Tab. VII. defcripfit. Facies fupina
profunde fufca, per medium protenfas monftrat duas prjegrandes maculas, tono csruleo amseniffime
refulgentes. Singularum alarum apices guttis undenis, dilute grifeis, variantur. Haphe
averf® faciei, ex rufo grifea, dilute grifeis, fufcis nigrisque maculis decoratur. Alas utra^-
que pluribus fuperbiunt quafi ocelUs, quorum pupillam purpurafcentem , centro albo notatam,
, circuli
N. 4. 5. 6. Een lichc-bruin, zeer fyn en donfig hair bedekt
deze Rups, welke ook maar egaal licht-bruin is. De
NachC-Kapel, hier uit voortkomende, is op beide zyden lichtvofchkleurig,
de zwarte oogjes hebben in 't midden een wit
halfmaantje, en wat-van de middelvlak affbande, een zwart
ringetje. Van onderen is geen verandering, dan alleen dat
de voorvleugels, digt by 't lyf , een graauwe vlalc hebben ,
cn naar 't eind der vleugelen een roodachtige lange ftreep.
Dezelve is mede uit Amboina.
N. 7. 8. Dit kleine Kapelletje is onder en boven fchoon
carmyn-rood, met een' zwarten rand om de vleugeltjes.
N. 9. 10. Dit is donker-geel-oranjekleurig, mee flaauwrosfche
randjes.
N. II. 12. De bovenzyde is zwart cn wit, met iets geel,
voor, by 't hoofd, op de voorvleugeltjcs. In 't midden, en
op de achtervlerkjcs, is het licht vaal - zwart. Omgekeerd
zynde, zyn de voorvleugeltjes egaal als boven, doch de
achterfte zyn licht-geel en wat wit. Dezelve vale hier en
in Duitfchland, enz.
N. 13. 14. Een bleek-geele kleur bedekt de bovenzyde
dezer Kapel, voor aan de punten der voorvlerken ziet men
ccnige zwarte ftipjcs. De onderzyde is hooger-geel, met
een ilaauw-roode tekening. Deze is uit Welt-Indicn.
N, 15. 16. Op de bovenzyde is die Kapelletje wi t , met
zwarte vlakjes. Van onderen is het mede wit, met lichtgeele
vlakjes. De punten der voorvlerkjes zyn hier ook
zwart, met geel overtroklcen, en op 't midden vertoonen
zich zwarte vlakjes. Zie hier boven by N. 11. 12. een varicerend,
mogelyk het mannetje; 't zyn vreemde foortcn
Tme IV.
van Pitcrfcly-KapcUetjes, die ook hier cn in Duitfchland gevonden
worden.
N. 17. 18. Deze Kapel is licht-geel, de kanten der voorvlerken
zyn zwart, en op die der achtervleugels zyn eenigo
zwarte flipjes verder heeft elke vlerk een fchuinfe rofcli-
\'aale ftreep. De grondkleur der onderzyde is licht geelachtig
grys , met eene zeer fyne roodachtige-en licht-ftrookleurigc
tekening; de fchuinfe ftreepen zyn hier geelachtig-rofcii.
Deze cn de volgende zjn uit Weft-Indicn.
N. 19. 20. De bovenzyde van deze Kapel is licht-geel,
de kanten der vleugels, gelyk mede ccnige vlakjes op dezelv
e , zyn vaal-zwart. De onderzyde is hoog-geel, en vol
rosiche tekening, de einden der voorvleugels zyn hier
bruin-rood.
VIER -EN - TWINTIGSTE TAFEREEL.
N. I. 2. "TAeze fraaje Kapel gelykt 2cer'veel
bovenzyde,
Kerfe-Kapcl, waar
op defzelfs
naar de groote Weft - Indifche
van Juffrouw Meriaan y by haar VII.
Plaat, de befcliryving gegeeven heeft.
Op de bovenzyde is dezelve donker-bruin, vervolgens zyn
op het midden der vleugels twee groote lange vlalcken, welke
een fchoone blaauwe weêrfchyn hebben. Ieder punt der
vleugels zyn verfierd met elf kleine ronde licht-gryze vlakken.
De grondkleur der onderfte zydc is rofch-graauw, met
een licht-gryze , bruine 'en zwaite tekening. De vier vleugels
zyn hic»r verCerd met verfcheide foorten van oogen ,
H