K E R U M NATURALIUM.
1 2 7
T A B U L A CENTESIMA ET SEPTIMA.
Conchßa marina &c. petnfaïïa, maxbnam partem in Germama de terra eruta.
' o î r e ' re a p r e i n t o t u a . p e t r i f a a a r u n . , eoque . pnorlbus .agn-
N u m . 4. Nucleus Limacis vel Cochleaî fluviatilis.
N u m . 5. Tef^a Cochlea; petrifaiSta, fofTiiis.
N u m . 6: ad i 3 „Co r n u a Ammoni s varia. Hujus quidem generis, ultra quam diel nofTlr
p l u n m ^ ac diverfimm.^ mven.untur fpecies in teliuris g r emi o . ^ Prout externes dotlb inter fe
d i f c r e p a n t , ita du^erfimode cognom.nantur, uti l^via, flinofa, fulcis Jaris, fur atis &c nta
C o n c h y l m petrifada vix almd genus eft, cujus nativa exempla minus innotefcant tamcifi foffi
] . a numéro rncred.b.ii reper,antur._ riancus tarnen, ut fupra indicavimus, i^inim s
" h a n ä u " ^^ Pi - i - n cem p o-
N u m . 14. Tef t a oftrei petrifaéla, prs-grandis, utraque facie depi^la
a d 24. Chamarum, Ofîreorum aliarumque fpecierum teftro i
N u m . 15. .U V. „ u m u r u m , L^itreorum al.arumque fpecierum tertie in lapidem verfe
N u m . 25. Fragraentum ncinnim lapid.s, in quo varia;• concilie __ I defixoe i f
font
] \ u m ^ 2 6 . & 27. Gloffopetr® v a ™ , qua; mal e ferpentum lingua; olim d i a » , non funt nifi
d e n t e s Cams Carchan^. Infula Melita maximas ejus generis fpecies exhibet
m a n d T e f f o d i S L n • " " 0™ « a I i b u s , a d oram Z e y lanenf e m & Coro-
^ N u m 31. Pars C o r n u Cerviui, quod in Germani a de tellure erutum eft. Ncmen tibfrius
e i mfculptum cermtur. Mm.rum Pnncipibus in mor e pofitum e f t , ut c u m venatione ft del
e a a n t quandoque feram a (e captam n omme fuo mfigniant iterumque liberam dimittanf cul
\ • • ' r r ^ — . u . ^ liiiigumijL nciuiiique iiDcram dimictant: cuj
u s m o d i AcciDitres alioeaue len-R nnn
u s m o d i Accipitres absque fer^e n o n rare venatu capt® funt, notas aut n omina a pluribus retro
a n n i s fibi infcnpta m o n t a n t e s . Nolim tamen pro certo afTeverare, huic Cornui Cervino nof
m e n iltud juHu Romani Imperatons TIBERII infculptum e/Te, atque adeo hoc monumentuni
i n d e ab l antiquiffimis ^ f ^ ! ™temponbus nati S E R V A T O R J S repetere. E contra turpis mo l u n c u r m i T e n u t p u T
m
q u a . nunquam non :mpentis & male credulis hominibus fucum facere f tudet , uti q u emq u e cau'
t u m elTe j u b e t , ua nobis quoque non fuadet quidquam decernere , fed potius cijuslibet cont
e m p l a t o r i s j u d i c i o totam hanc r e m committere. ju ^ ^ u c c con
N u m . Co r a l i u m oetrifni^nm. y d Fungus marinus, quorum p J u m . 3 2 . C o r a l i u m p e t r i f a d u m e r m u k i i n m o n t e R a n d i o
H e l v e t i a j inveniuntur.
IIONDERT EN SEVENDE TAFEREEL.
In Steen ^Jerandenh Zee-Hoorns y Schulpen enz. meefi
in Luitfcbland in den grond gevonden.
De meefte voorwerpen van dit Tafereel zyn met 'er daad
geheel in Steen veranderd, waar door zy in dezen opzicht
met de voorgaande merkeiyiv verfehillen.
N . -j. 2. 3. ZynverfdieidePenne-Hoorns, waarvan N.r.
m deszelfs Mocder-ftecn nog beflooten is. N. 3. heeft de
Penne-Hoorn tot een Vor m gedient; zyndc dit een inwendig
afdi-ukzel of verftecning : en in zulk een geval vcrkr\--
gen deze verE-eeningen de benoeming van Nuclei.
N . 4. Inwendig afdrukzel cener Land- of Rivier-Slak
N . 5. Uitgegraven verfteendc Slak-Hoorn.
N . 6. tot 13. Verlcbillende Ammons-Hoorns. Van deze
worden onbegrj'pelyk vccle cn onderfcheidc foorten in den
grond gevonden. Deze by N. 12. cn 13. zyn met Marcaliec
begroeid. Zy verkrygen bygevoegdc benamingen naar
d e eigenlchappen die zy hebben, als g lad, met brcedc plooij
e n , met vorkachdge-plooijcn, gedoomd enz. Hec zyn de-
'/r> TnrrVcf'ninrTr'n J.-. J^ 1VT«. .-„/v i .> i
>vui>.i-.ij. j. luuvui ii^^LL Cl center, gcjyic wy reeds gezegd
hebben , zeer kleine in 'c ftrand-zand van Rimini gevonden;
z o o dat zy t' eeniger tyd nog wel eens ontdekt zullen worden.
N . 14. Zeer groote verftecnde OcHer-Sdmlp, iii- cn iiitwcudig
cc zien.
N u m . 33.
N . 15. tot 24. Verfchillende verftecndc zoo Gaper-, als
U e l t e r - en andere foorten van Schulpen.
N . 25. -Een ihik Steen, waarin verfcheide Schulpen no''
v a l t zitten. ^ ^
• "^ci'^ccnde zogenoemde Slange-Tongen , doch
eigentlyke landen van de Zce-Haay. De grootlte worden
o p het Eihfnd Mahlm gevonden.
N . 28. tot 30. Zyn in Steen veranderde Zee - Krabben ,
welke Ooft-Indiën, op de Kuil van Ceilon en Cormand
e l , uitgegraven worden;
,3/- Js hec gedeelte van een Herts-Hoom, 't fjeen in
Duitfchland uit den grond gegraven is. Men ziet ^cr den
naam van TIBERIUS op gegraveerd; voortkomende van
eene gewoonte, welke de Vorltcn , zich op de Jacht vei-luftigcnde
, hebben, namentlyk dat zy een fluk Wildt vangende
, met hunnen naam merkten , en 't zelve dan weder^vrv
latende. Dus heeft men dikwiis Reigers cn andere Dieren
gevangen , dic raerkcckcns van verfcheide Jaren en Namen
droegen. Wy willen ons zelven hier niet in de brcfch fielen
, of de op dezen Harts-Hoorn gegraveerde naam wezcnd- •
l y k door den Roomfchcn Keizer TIBERIUS daar op zoude
p l t e l d zyn; 't geen dit ftuk tot ccn Oudheid van voor of
k o r t na de gcboorCc van C H R I S T U S zoude brengen. In
hec tegendeel, de baaczncht, altoos toeleggende om onkundige
of hcht-geloovige menfchen te misleiden, en die elk
leert op zyne hoede zyn, doet ons hier de voorzichtigfte wee
inllaan, cn elks befdiouwcrs oordeel vry laten.
N . 32. Verbeeldt een verfteende Koraal, welke Zee-Fungenoemd
, cn zeer veel in Zwitferland, in 't Gebergte de
Kander genaamd, gevonden word.
N. 33-
lii i !l